direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw-bestemmingsplan Sport- en woongebied Liendert-West
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00202-0201

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In april 2018 is het nieuwe sportcomplex Amerena aan de Hogeweg opgeleverd. Het zwembad Liendert werd hiermee overbodig en is inmiddels gesloopt. Op de plek waar eerder het zwembad Liendert heeft gestaan werken de gemeente Amersfoort en woningcorporatie de Alliantie aan de herontwikkeling van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0001.png"

Amersfoort Vernieuwt en Strategie sociale woningbouw

De locatie van zwembad Liendert is één van de projectgebieden uit het programma Amersfoort Vernieuwt (AV). Vanuit het programma AV is op 11 december 2007 door de raad het Ontwikkelingsplan Liendert/Rustenburg vastgesteld, waarin een woonprogramma voor de zwembadlocatie was opgenomen. Dit programma betrof circa 34 appartementen in de duurdere koop, met als doel de eenzijdige woningvoorraad te verminderen en doorstroommogelijkheden voor bewoners te bevorderen binnen de wijk.

In de Strategie Sociale Woningbouw, vastgesteld in mei 2016, is de spoorzone van Liendert benoemd als kansrijke inbreidingslocatie. De gemeenteraad heeft vervolgens in mei 2017 de Uitwerking van de strategie sociale woningbouw vastgesteld. Met het vaststellen van deze uitwerking is ook vastgesteld dat op elke locatie een verplicht percentage sociale woningbouw moet worden gerealiseerd van minimaal 35%. Omdat bij de uitwerking van de plannen, ruim 10 jaar na de start van Amersfoort Vernieuwt, de woningbouwbehoefte in de stad is veranderd en toegenomen en in Liendert al een grotere mix in de woningvoorraad is gerealiseerd door de uitvoering van AV-projecten, is er in 2018 opnieuw gekeken naar het gewenste programma. Dit heeft geleid tot een groter woningbouwprogramma in met name het sociale en middeldure (huur) segment.

Startnotitie

Het college heeft begin juli 2018 de voorkeur uitgesproken om de tennis- en handbalvereniging te verplaatsen naar de vrijgekomen voormalige zwembadlocatie. Deze komen dan, samen met de jeu de boulesvereniging en de reddingsbrigade, op één gezamenlijk sportpark. De woningbouw wordt gerealiseerd aan het Valleikanaal. Hier is een appartementengebouw voorzien met 120 appartementen en maisonnettewoningen. Daarnaast is er ruimte voor circa 7 grondgebonden woningen. Op 18 december 2018 heeft de gemeenteraad de Startnotitie Sport- en woongebied Liendert-West vastgesteld.

Uitwerkingsvoorstel Sport- en Woongebied Liendert-West

Na het vaststellen van de Startnotitie in december 2018 zijn de gemeente en De Alliantie in gesprek gegaan met belanghebbenden uit de buurt en met de aanwezige sportverenigingen over het op te stellen stedenbouwkundig plan, het nieuw te maken sportpark en over de locatie en de vorm van het woongebouw van de Alliantie.

De gesprekken met de buurt en de sportverenigingen hebben geleid tot een aantal aanpassingen in de plannen. Ook zijn er naar aanleiding van de gesprekken aanvullende verkeersonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben geleid tot een besluit van de gemeenteraad op 21 april 2020 om de opstelstrook op de Liendertseweg te verlengen en zo de verkeersdoorstroming de wijk uit te verbeteren.

De bevindingen uit de gesprekken met de buurt en sportverenigingen en de onderzoeken zijn verwerkt in het stedenbouwkundig plan dat in juni 2019 aan de buurt is gepresenteerd en dat als onderdeel van het uitwerkingsvoorstel op 30 juni 2020 door de gemeenteraad vastgesteld.

Nieuw bestemmingsplan

Om het plan te kunnen realiseren wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld volgens artikel 3.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Dit bestemmingsplan is volgens een voor Amersfoort uniforme systematiek opgesteld. Verder is voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van bestemmingsplannen (het bestemmingsplan is volgens de IMRO-standaard (Informatie Model Ruimtelijke Ordening) gemaakt).

Daarnaast worden er, vooruitlopend op de in aantocht zijnde Omgevingswet, regels aan het bestemmingsplan toegevoegd die niet alleen betrekking hebben op een goede ruimtelijke ordening maar ook op een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. De Omgevingswet wil nieuwe, duurzame ontwikkelingen in de samenleving mogelijk maken en wettelijk ondersteunen. Ondanks dat de Omgevingswet pas (volgens de huidige planning) in 2022 in werking treedt is het nu al mogelijk om gebruik te maken van de mogelijkheden van deze wet. Voor Amersfoort is dit mogelijk omdat Amersfoort met haar hele grondgebied is aangewezen als experimenteergebied op basis van de Crisis en herstelwet (15e tranche). Hier zullen we nader op in gaan in Hoofdstuk 6 Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte - Omgevingswet van deze toelichting.

1.2 Bestemmingsplan

1.2.1 Ligging en begrenzing van het bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het westen van de wijk Liendert in Amersfoort.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0002.png"

Ligging plangebied in de wijk Liendert

Het plangebied voor de nieuwe ontwikkeling wordt grofweg begrensd door:

  • Noordwestzijde: Jan van Riebeeckpad en spoorlijn Amersfoort - Deventer,
  • Oostzijde: woningen aan de Parelhoenstraat.
  • Zuidoostzijde: middelbare school 't Hooghe Landt College (Parelhoenstraat 4)
  • Zuidwestzijde: Meerkoetpad en Valleikanaal

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0003.png"

Binnen het plangebied bevinden zich momenteel in het zuidelijk deel een tennis- en handbalvereniging, in het midden van het gebied staat een gebouw waarin de jeu de boulesvereniging gevestigd is en een opslagruimte voor de reddingsbrigade. De bebouwing van het voormalige zwembad is gesloopt. Het terrein dat is vrijgekomen is tijdelijk in gebruik als park voor de buurt.

1.2.2 Geldend(e) plan(nen)

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Amersfoort-Oost, vastgesteld op 2 oktober 2012, met de bestemmingen Maatschappelijk, Sport en Groen. Deze bestemmingen laten geen woningbouw toe. Daarnaast geldt het bestemmingsplan 'Veegplan B', vastgesteld op 26 september 2017, waarin voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0004.png"

Uitsnede uit het geldende bestemmingsplan "Amersfoort Oost"

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting begint met een beschrijving van de bestaande situatie in hoofdstuk 2 waarin de huidige functies worden beschreven. In hoofdstuk 3 staan de beleidskaders voor het bestemmingsplan en in hoofdstuk 4 staat de planbeschrijving. De omgevingsaspecten, met name ten aanzien van milieu, worden in hoofdstuk 5 uiteengezet. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de in aantocht zijnde Omgevingswet en de verbrede reikwijdte van dit bestemmingsplan. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 7. Tot slot behandelt hoofdstuk 8 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het plangebied, de functies, de kenmerken en de belangen die in het plangebied aanwezig zijn. De beschrijving van de omgevingsaspecten, zoals water, geluid en archeologie, en de gevolgen van de gewenste ontwikkeling voor deze aspecten, staan in hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.

2.2 Bestaande functies

2.2.1 Functies

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0005.png"

Binnen het plangebied liggen (van zuid naar noord):

* Tennis- en handbalvereniging;

* Voormalige zwembadlocatie, zwembad is gesloopt en op dit moment in gebruik als buurttuin/park;

* Jeu de Boulesvereniging en Reddingsbrigade.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0006.png"

Luchtfoto van de situatie in 2020

Wonen

Binnen het plangebied zijn op dit moment geen woningen aanwezig. De woningen aan de Parelhoenstraat ten oosten van het plangebied (gele kleur op onderstaande verbeelding) liggen het dichtst bij. Het gaat bij de omliggende woningen om grondgebonden woningen van 1 en 2 bouwlagen met kap en bijbehorende parkeervoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0007.png"

Uitsnede uit de verbeelding van het geldende bestemmingsplan "Amersfoort Oost". De rode stippellijn is de begrenzing van het plangebied.

Bedrijven

Binnen het plangebied zijn momenteel geen bedrijven met een bedrijfsbestemming aanwezig. In de directe omgeving van het plangebied komen geen bedrijven met een bedrijfsbestemming voor. Grenzend aan de planlocatie is de bebouwing overwegend bestemd voor 'Wonen'. De vorm van bedrijvigheid die binnen deze bestemming is toegestaan, is de mogelijkheid voor beroepen of bedrijven aan huis. Het gaat hier om kleine bedrijven/ondernemers in woningen of in bijbehorende bouwwerken bij woningen waarbij de bedrijfsdoeleinden ondergeschikt zijn aan de woonbestemming. Voorbeelden hiervan zijn zzp'ers met een consultancykantoor aan huis of een administratiekantoor aan huis waarbij geen klanten op locatie ontvangen worden. Rondom de planlocatie is in de huidige situatie een aantal tandartspraktijken, een praktijk voor mondhygiëne en een hovenier aanwezig.

Maatschappelijke voorziening

Ten zuidoosten van het plangebied, naast de huidige tennisvelden, ligt de middelbare school 't Hooghe Landt College (oranje kleur op de verbeelding van het bestemmingsplan).

Groen en water

Binnen het plangebied is op de plek waar voorheen het zwembad aanwezig was een tijdelijk park / buurttuin ingericht. Aan de westkant van het plangebied, tussen de voormalige zwembadlocatie en het terrein van de jeu de boulesvereniging en de snelfietsroute in, ligt een groene zone langs het fietspad. De groenzone aan de zuidzijde van het plangebied is de zone langs het Valleikanaal.

Water uit de Gelderse Vallei stroomt via het Valleikanaal en de Eem richting het noorden. Het Valleikanaal heeft hiermee een zeer belangrijke waterbergende functie, zonder het Valleikanaal zou de Gelderse Vallei regelmatig onder water staan.

Daarnaast vervult het Valleikanaal een belangrijke ecologische en recreatieve functie. Veel planten en dieren vinden het prettig om langs of in het water te leven, waardoor het Valleikanaal als een groen-blauw lint de natuur in Eemland verbindt met de natuur in de Gelderse Vallei. Verder kan langs het kanaal worden gewandeld of gefietst. Het Valleikanaal is in diverse beleidsstukken aangewezen als ecologische hoofdstructuur.

De oevers van het Valleikanaal hebben in het huidige bestemmingsplan een groenbestemming, aangevuld met een aanduiding "waarde-ecologie". Met deze aanduiding worden de oevers beschermd tegen ontwikkelingen en wordt de ecologische hoofdstructuur zichtbaar gemaakt.

Verkeer- en parkeervoorzieningen

Het plangebied wordt ontsloten via de Parelhoenstraat, Korhoenstraat, Liendertsedreef en Liendertseweg naar de Ringweg Kruiskamp. Ten westen / noordwesten van het plangebied ligt de snelfietsroute tussen Vathorst en Amersfoort Centrum met daarnaast de spoorlijn Amersfoort - Deventer. Dwars door het plangebied loopt de fietsverbinding tussen de Parelhoenstraat en de snelfietsroute, het Jan van Riebeeckpad. Binnen het plangebied is een parkeervoorziening aanwezig, gelegen voor het gesloopte zwembad (grijze kleur op de verbeelding van het bestemmingsplan).

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor
het bestemmingsplan. Het beleid vormt het kader van toetsing voor de nieuwe ontwikkeling. Het beschreven beleidskader is daarmee één van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.

Vanwege de binnenstedelijke ligging van de ontwikkeling is een beschrijving van het provinciale- en rijksbeleid achterwege gelaten. De ontwikkeling is niet in strijd met het beleid. De relevante milieuwetgeving komt aan de orde in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.

3.2 Modelkeuze voor procedure bestemmingsplan

In de notitie "Rol van de raad in RO-procedures" is aangegeven dat een procedure volgens model 2 gevolgd wordt voor bestemmingsplannen met urgente en belangrijke ontwikkelingen die niet passen binnen het geldende planologische regime. Het bestemmingsplan "Sport- en woongebied Liendert-West" voldoet aan dit criterium. De ontwikkeling levert de bouw van 126 woningen op. Met de nieuwbouw ontstaan er woningen die aansluiten bij de vraag naar sociale en middeldure woningbouw. Er wordt voorzien in een deel van de sociale huuropgave door het realiseren van 60 woningen in het sociale huursegment en 60 woningen in het middeldure huursegment. Daarnaast is er ruimte voor 6 grondgebonden woningen.

Bovendien ondersteunt het huidige sportbeleid de concentratie van sportverenigingen op één locatie. De drie verenigingen (handbal, tennis en jeu de boules) hebben aangegeven bereid te zijn mee te werken aan de verschuiving van de sportvelden en van het clubgebouw van de tennis- en handbalvereniging.

Op 18 december 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met het volgen van de procedure behorende bij model 2 voor dit bestemmingsplan. Dit houdt in dat wanneer een concept-ontwerpbestemmingsplan klaar is, dit om advies naar de betrokken vooroverlegpartners wordt gestuurd. Eventuele opmerkingen van de vooroverlegpartners worden verwerkt en vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Er wordt geen inspraak gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan. Tijdens de terinzagelegging kunnen zienswijzen worden ingediend.

3.3 Startnotitie bestemmingsplan Sport- en woongebied Liendert-West

De gemeenteraad heeft op 18 december 2018 de startnotitie bestemmingsplan Sport- en woongebied Liendert-West vastgesteld. Deze startnotitie geeft een beeld van de begrenzing, de algemene kaders, randvoorwaarden en opzet van het nieuwe bestemmingsplan. Verder beschrijft de startnotitie het proces om te komen tot een vastgesteld bestemmingsplan.

3.4 Uitwerkingsvoorstel en stedenbouwkundig plan Sport- en woongebied Liendert-West

In 2019 is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Deze is samen met een uitwerkingsvoorstel op 30 juni 2020 door de gemeenteraad vastgesteld met de volgende specifieke uitgangspunten:

A. Eén compact woongebouw van 6 bouwlagen met circa 120 appartementen in een gebouw met:

  • een (grotendeels afgedekte) parkeervoorziening op maaiveldniveau onder het gebouw;
  • daarboven 5 verdiepingen met appartementen;
  • circa 60 huurappartementen voor de sociale doelgroep;
  • circa 60 huurappartementen voor de middeninkomens.

B. 5 a 7 grondgebonden woningen in de vrije sector op het voormalige parkeerterrein van het zwembad.

  • 4 woningen worden gebouwd met duurzame bouwmaterialen (polystyreen)
  • 2 kavels worden ontwikkeld als twee onder één kap door middel van Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO)

C. Circa 2 grondgebonden woningen in de vrije sector op het braakliggend perceel aan het Jan van Riebeeckpad;

D. Parkeeroplossing:

  • Parkeren voor bewoners van het appartementengebouw wordt volledig opgelost op maaiveld onder het gebouw;
  • Parkeren voor bezoekers van het appartementengebouw wordt hoofdzakelijk opgelost onder het gebouw en eventueel een deel (maximaal 15 parkeerplaatsen) in het openbaar gebied;
  • Parkeerplaatsen voor de sportvoorzieningen in het openbaar gebied;
  • Parkeerplaatsen voor de overige grondgebonden woningen deels op eigen terrein, deels in het openbaar gebied.

E. In het nieuw in te richten openbaar gebied, wordt een speelvoorziening opgenomen.

F. De jeu de boulesvereniging, handbalvereniging en tennisvereniging krijgen een nieuw sportpark met een gezamenlijke entree.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0008.png"

Afbeelding: overzicht voorontwerp sportpark Liendert zoals vastgesteld als uitwerkingsvoorstel op 30 juni 2020

3.5 Wijkperspectief Liendert West

Vanaf februari 2021 is gewerkt aan het opstellen van een Wijkperspectief voor Liendert. Dit Wijkperspectief vloeit onder andere voort uit te aangenomen motie 2020-052M 'omgevingsanalyse sociale kant van inbreiding' waarin werd gesteld dat: “bij inbreidingsplannen rekening gehouden moet worden met de leefbaarheid van de huidige en toekomstige bewoners, waarbij de toekomst van de wijk op het netvlies staat.”

Het Wijkperspectief Liendert is het resultaat van een intensief traject met inwoners, organisaties, ondernemers en professionals in de wijk Liendert. Het is een handvat voor alle (toekomstige) ontwikkelingen de wijk Liendert. Het legt een verbinding tussen stad en wijk, voor bestuurders, ambtenaren, initiatiefnemers, maatschappelijke partners en inwoners:

Het Wijkperspectief geeft een beeld van de huidige situatie en behoeften en het biedt een blik op de toekomst. Het is bedoeld als instrument bij het maken van toekomstige keuzes met een termijn van ongeveer 10 jaar, dus tot 2032. Via deze link is het Wijkperspectief in te zien.

Het Wijkperspectief in relatie tot Sport- en woongebied Liendert-West.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0009.png"

Afbeelding: De 5 buurten binnen Liendert

De wijk Liendert bestaat uit 5 buurten, die ieder een eigen karakter kennen. De ontwikkeling binnen bestemmingsplan Sport- en woongebied Liendert-West vindt plaats binnen de buurt Liendertsedreef.

De Liendertsedreef is een rustige woonbuurt, met voornamelijk grondgebonden eengezinswoningen. Binnen de buurt Liendertsedreef is de sociale cohesie en betrokkenheid groot. Er wonen veel initiatiefrijke bewoners, waarvan sommigen een rol spelen als vrijwilligers en straatambassadeurs. Er wonen relatief veel autochtone tweeverdieners in Liendertsedreef, en de bevolkingssamenstelling onderscheidt zich daarmee van andere buurten van Liendert.

In het Wijkperspectief is ingezoomd op 7 thema's: Samen leven en meedoen, Publieke ruimte en leefomgeving, Goed Wonen, Voorzieningen en wijkeconomie, Veiligheid, (Op)Groeien en Beter Klimaat.

Er zijn 8 aanbevelingen gedaan, waarbij voor de ontwikkeling in Sport- en woongebied Liendert-West in relatie tot de omliggende buurt/wijk, het volgende kan worden toegelicht:

Aanbeveling 1: Vanuit verschillende domeinen herdefiniëren wat 'de basis op orde' betekent voor Liendert legt een stevige basis voor bewoners en wijk.

In 2022 wordt een plan gemaakt om de openbare ruimte in de hele wijk Liendert op te knappen. Het is belangrijk dat de stoepen, straten en het groen er netjes bij liggen.

Bij de uitwerking van het inrichtingsplan voor de publieke ruimte binnen het plangebied van Sport- en woongebied Liendert-West zal hier extra aandacht aan worden besteed. De buurttuin, ruimte voor spelen en wadi binnen het plangebied Sport- en woongebied Liendert-West zal samen met onder andere de initiatiefnemers van de tijdelijke buurttuin worden ingericht. Er komt, in plaats van twee grondgebonden woningen, een speelbosje/groene ruimte op de kavels ten oosten van het woongebouw, dat tegelijk als groene buffer fungeert tussen de nieuwbouw van het woongebouw en de bestaande woningen. Het handbalveld ten westen van het woongebouw kan buiten de trainingstijden van de handbalvereniging gebruikt worden als speelveld voor jongeren in de wijk. De sportverenigingen blijven binnen het plangebied aanwezig. Er komt dus een publieke ruimte met kwaliteit en ruimte voor ontmoeting, wat bijdraagt aan de leefbaarheid voor de buurt en voor de wijk.

Aanbeveling 2: Een blijvend gesprek in de wijk verbetert de relatie en het vertrouwen tussen inwoners en gemeente, en kan diverse wijkbrede participatietrajecten vervangen.

In dit project is het gesprek met de omgeving op verschillende manieren gevoerd. Er vinden regelmatig gesprekken plaats met de betrokken sportverenigingen, er zijn inloopavonden georganiseerd. En er zijn meerdere avonden georganiseerd met een meedenkgroep van bewoners, over de uitwerking van de plannen en aandachtspunten die zij daarin mee wilden geven. Met bewoners is afgesproken dat over de definitieve inrichting van het groen en spelen een proces wordt gefaciliteerd, waarbij initiatiefnemers van de buurttuin en andere bestaande en nieuwe bewoners in het gebied kunnen meedenken en meewerken aan de nieuwe inrichting.

Aanbeveling 3: Zet vol in op kansen en kansengelijkheid voor jongeren.

Ondersteuning en begeleiding van jongeren zal wijkbreed bij het uitwerken het Wijkperspectief worden uitgewerkt en opgepakt. In het plan voor Sport- en woongebied Liendert-West wordt aandacht besteed aan een goede publieke ruimte, waaronder voldoende speel- en sportgelegenheden voor kinderen en jongeren.

Aanbeveling 4: Bouw aan de zichtbaarheid van hulp en zorg en verbind deze aan gezelligheid in Liendert.

De punten die voortkomen uit deze aanbeveling zullen wijkbreed bij het uitwerken het Wijkperspectief worden uitgewerkt en opgepakt.

Aanbeveling 5: Woningbouw is onderdeel van de wijkontwikkeling en zou meer moeten worden getoetst vanuit de meerwaarde voor de wijk.

De woningbouwopgave is een stedelijk vraagstuk, waarvan de oplossing ligt in de hele stad, dus ook Liendert. In de afweging voor concrete woningbouwprojecten wprdt aanbevolen de situatie van de omliggende wijk nadrukkelijk mee te nemen.

Het programma van wonen bestaat in het plangebied van Sport- en woongebied Liendert-West uit 60 woningen voor sociale huur, 60 voor middenhuur en 6 grondgebonden woningen. Het plan draagt bovengemiddeld bij aan de vraag grote vraag aan sociale- en middenhuurwoningen. In Amersfoort is een grote vraag naar dit type woningen. Omdat de woningen voor de middeninkomens circa 75 m² groot worden, verwachten we dat dit plan bijdraagt aan doorstroming, waarmee elders woningen vrij komen ten gunste van starters.

In het Wijkperspectief is expliciet de behoefte verwoord aan meer seniorenwoningen en zorgwoningen in de wijk. Daarin wordt met dit plan vooralsnog niet specifiek voorzien. In buurt de Liendertsedreef zijn voornamelijk grondgebonden eengezinswoningen aanwezig, met relatief weinig sociale huurwoningen. Een woongebouw met 50% sociale huur en 50% middenhuur past op deze locatie. De gemeente zal in gesprek met de Alliantie onderzoeken of er binnen dit programma ruimte is voor een aantal seniorenappartementen, om de doorstroming in de wijk te stimuleren. Naast de huurappartementen worden nog 6 grondgebonden woningen ontwikkeld.

Er wordt in dit plan veel aandacht besteed aan zoveel mogelijk groene publieke ruimte welke multifunctioneel kan worden gebruikt, voor wadi, spelen, sporten en ontmoeten, groen, verkeer en parkeren. Dit vergroot de leefbaarheid voor de buurt en de wijk en vormt daarmee een meerwaarde. Vanwege het kostenaspect is er in dit plan geen mogelijkheid voor ondergronds parkeren, wel wordt het bewonersparkeren en een deel van het bezoekersparkeren voor de appartementen onder het woongebouw ondergebracht, uit het zicht. De parkeerplaatsen voor de sportverenigingen, bezoekersparkeerplaatsen voor de appartementen en de parkeerplaatsen voor de grondgebonden woningen in het openbare gebied binnen het plangebied aangelegd. De bestaande sportverenigingen komen terug binnen het plangebied.

Voor zowel de woningbouw als sportverenigingen is aandacht besteed aan duurzaamheid, waaronder eisen voor (bijna) energieneutraal bouwen, circulariteit en natuur inclusief bouwen (zie bijlage 11) In het plangebied wordt ook een wadi aangelegd (klimaatadaptatie en groen).

Aanbeveling 6: Meer maatwerk in de verplichting tot realisatie van sociale huur bij nieuwbouw kan het gesprek met de wijk verbeteren.

In het Deltaplan Wonen wordt uitgegaan van minimaal 35% sociale huurwoningen per project. Voor een wijk als Liendert is het de vraag of de wijk daarbij gebaat is en of je daar soms van zou willen afwijken omdat er al veel sociale huur is in bepaalde buurten.

In de buurt Liendertsedreef is geen hoog percentage sociale huur aanwezig, er zijn vooral grondgebonden eengezinswoningen. Het geplande woonprogramma biedt een menging in doelgroepen en past op deze locatie.

Aanbeveling 7 Publieke ruimte om te spelen, sporten, fietsen, wandelen en winkelen verbindt de mensen en de wijk Wijkperspectief.

Er wordt binnen het plangebied aandacht besteed om de publieke ruimte kwalitatief goed in te richten en verschillende functies een plek te geven, in de voorgaande punten is hierop ingegaan. Wijkbreed wordt dit in het kader van het Wijkperspectief verder opgepakt.

Aanbeveling 8 Ook in het stadhuis is meer verbinding nodig, zowel ambtelijk als bestuurlijk, rond ambities en kennisuitwisseling tussen de beleidsdomeinen.

Ook binnen de ambtelijke organisatie wordt steeds integraler gewerkt, hier is aandacht voor. Dit is een proces dat al in gang is gezet en verder wordt doorgevoerd.

3.6 Structuurvisie Amersfoort 2030

De gemeenteraad van Amersfoort heeft de Structuurvisie Amersfoort 2030 op 9 juli 2013 vastgesteld. In de Structuurvisie geeft Amersfoort onder meer aan, haar vitaliteit te willen vergroten door de kenniseconomie te versterken en het woonklimaat nog aantrekkelijker te maken.

In de Structuurvisie worden verschillende uitgangspunten meegegeven. Bijvoorbeeld dat plannen een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid, aan de fysieke, sociale of economische kwaliteit van de stad, moeten bijdragen aan de diversiteit van de stad of voortbouwen op bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.

Amersfoortse principes

Naast de uitgangspunten in de structuurvisie zijn er negen Amersfoortse principes die voor bepaalde plekken in meer of mindere mate van toepassing zijn. Deze principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. Het gaat dan bijvoorbeeld om levendigheid, een goed netwerk van winkels, scholen en ontmoetingsplekken, een gevarieerd woningaanbod, ruimte voor de fiets, keuzevrijheid en mogelijkheden voor vervoermiddelen en functiemenging van wonen en werken.

Relatie met voorliggend bestemmingsplan

Het realiseren van 126 woningen en het behouden van de aanwezige sportvoorzieningen past binnen de uitgangspunten en principes die voor Amersfoort gelden. Het project draagt met name bij aan het vergroten van een gevarieerd woningaanbod.

3.7 Woonvisie Amersfoort, Uitwerking strategie sociale woningbouw en Deltaplan Wonen

3.7.1 Woonvisie Amersfoort 2011-2020

In de woonvisie Amersfoort 2011 – 2020 (vastgesteld 27 september 2011) staat beschreven met welk woonbeleid de gemeente aan de slag gaat. De vraag naar wonen in Amersfoort is en blijft groot. Voldoende nieuwbouw is belangrijk om de doorstroming op gang te houden zodat er in alle segmenten van de markt woningen beschikbaar komen. Uitgangspunt voor het woningbouwprogramma vormen de uitbreiding van het centrumstedelijk woonmilieu, het versterken van de naoorlogse wijken en de verdere uitbouw van het groenstedelijk wonen in Vathorst. Naast de uitbreiding van het groenstedelijk woningaanbod in Vathorst (sterk gericht op gezinnen) en met de vernieuwingsopgave van Amersfoort Vernieuwt, ligt er een opgave in de uitbreiding van het aanbod centrumstedelijk wonen in Amersfoort. Hiermee wordt de positie als stedelijk hart van de regio versterkt.

3.7.2 Strategie en Uitwerking strategie sociale woningbouw

In de Strategie Sociale Woningbouw, vastgesteld in mei 2016, is de spoorzone van Liendert benoemd als kansrijke inbreidingslocatie. Amersfoort kent een grote vraag naar betaalbare huurwoningen en een teruglopende voorraad huurwoningen. De wachttijden voor een huurwoning lopen op en ook de vraag naar woningen voor urgente groepen wordt groter. Dit komt onder andere door een toename van het aantal statushouders en door veranderingen in de zorg, die maken dat mensen steeds vaker zelfstandig wonen in plaats van in een instelling. In november 2015 hebben gemeenteraadsleden zich bij de raadspeiling 'Prioritering en inzet woonopgaven' positief uitgelaten over uitbreiding van de voorraad sociale huurwoningen, een meer actieve en interveniërende rol van de gemeente en de bijbehorende financiële middelen.

Op 24 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort aan de hand van de uitkomsten van de peiling het strategiedocument Sociale Woningbouw vastgesteld en de opgave voor sociale huurwoningen tot 2021 bepaald. Volgens dit document zet Amersfoort in op het vinden van huisvesting voor zo'n 2.000 huishoudens. We doen dit door: 'het omzetten van leegstaande kantoren naar woningen en nieuwbouw op bestaande en nieuwe plekken in de stad. Ook verkent de gemeente de mogelijkheden om in de bestaande voorraad sociale huurwoningen oplossingen te vinden, bijvoorbeeld door de doorstroom van scheefwoners te verbeteren'. Daarbij is de kanttekening opgenomen, dat het toevoegen van 2.000 woningen een ambitieuze opgave is omdat deze grotendeels gevonden moeten worden op locaties en in leegstaand vastgoed die geen eigendom van de gemeente zijn. De gemeente zoekt daarom samenwerking met partijen in de stad en kiest voor een aanpak waarbij we stapsgewijs werken aan de meest kansrijke oplossingen.

In het strategie document Sociale Woningbouw is de locatie 'Zwembad Liendert' opgenomen als plan van corporaties voor Amersfoort Vernieuwt.

Op 23 mei 2017 heeft de gemeenteraad de uitwerking strategie sociale woningbouw vastgesteld. Onderdeel van dit besluit is om bij woningbouwontwikkelingen met minimaal 12 woningen en een gezamenlijk oppervlak van meer dan 1000 m² bruto vloeroppervlak een percentage van minimaal 35% sociale huurwoningen te verplichten. Hieraan wordt met dit plan ruim voldaan.

3.7.3 Deltaplan wonen

Op 28 mei 2019 heeft de gemeenteraad het Deltaplan Wonen vastgesteld. Dit plan bevat een uitbreiding en aanscherping van de strategie sociale woningbouw. Het woonbeleid is erop gericht dat er voldoende, betaalbare en passende woningen worden gebouwd:

  • Voldoende woningen: De vraag naar woningen in Amersfoort en in de regio is groot. Om in de vraag naar woningen te voorzien, is de ambitie dat er tot 2030 1.000 woningen per jaar worden gerealiseerd.

> Het bouwen van 126 woningen in dit plangebied draagt hier in belangrijke mate aan bij.

  • Betaalbare woningen: Het is van belang dat wonen voor iedereen betaalbaar blijft, ook voor mensen met een lager- of middeninkomen. Om een inclusieve stad te blijven, gelden er regels voor de realisatie van sociale huurwoningen en woningen in het middensegment (voor deze laatste categorie geldt ook het actieplan Huisvesting Middeninkomens, door de gemeenteraad vastgesteld 16 juli 2019).

> Met deze ontwikkeling worden 60 sociale huurappartementen gerealiseerd en evenveel huurappartementen voor de middeninkomens. Dit plan draagt daarmee bovengemiddeld bij aan de behoefte aan sociale huurwoningen en aan woningen voor de middeninkomens (beiden 47%).

  • Passende woningen: De te realiseren woningen en het te realiseren woonmilieu moet aansluiten bij de behoefte van woningzoekenden en passen binnen de omgeving. Om in de behoefte van vele verschillende doelgroepen te voorzien, van jong tot oud, alleenstaanden, samenwonenden en gezinnen etc., is het belangrijk dat er diversiteit is binnen plannen en tussen plannen.

> De woningen voldoen aan de minimale oppervlaktes uit het Deltaplan Wonen (minimaal 40m² gebruiksoppervlakte voor sociale huurwoningen en minimaal 50m2 gebruiksoppervlakte voor vrije sectorwoningen, waaronder ook het middensegment). Naast de appartementen in de sociale huur en het middensegment, worden 6 grondgebonden vrije sectorwoningen ontwikkeld. Het plan heeft diversiteit en menging van doelgroepen.

> Omdat de woningen voor de middeninkomens circa 75 m² groot worden, verwachten we dat dit plan bijdraagt aan doorstroming, waarmee elders woningen vrij komen ten gunste van starters.

 

3.8 Hoogbouwvisie Amersfoort

In het coalitieakkoord 2018-2022 is ingezet op het verdichten van de bestaande stad, onder andere door hoogbouw. Hoogbouw kan helpen om strategisch met de beperkte ruimte om te gaan. Hierbij is het doel om de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en duurzaamheid van de stad op de lange termijn te waarborgen en het vestigingsklimaat te versterken. Door te intensiveren en door hogere bebouwing mogelijk te maken, kan de benodigde groei van wonen, werken en andere voorzieningen worden gefaciliteerd en voldoende en geschikte woon- en werkruimte worden geboden met bijbehorende voorzieningen en groen. In dit kader is een hoogbouwvisie opgesteld. Deze biedt een ruimtelijk afwegingskader waarmee in de verschillende ontwikkelingen wordt beoordeeld of en hoe hoogbouw een rol kan spelen.

Met de hoogbouwvisie is met name ingezet op het feit dat hoogbouw moet bijdragen aan de Amersfoortse ambities van een groeiende, duurzame en inclusieve stad. Met een Hoogbouw Effect Rapportage (HER) zullen deze ambities en de invloed van een gebouw op de omgeving (bijvoorbeeld zon- en schaduwwerking, windhinder, bereikbaarheid en parkeren) getoetst worden. Daarnaast spreekt deze hoogbouwvisie zich uit over generieke beeldkwaliteitsaspecten waaraan hoogbouw altijd moet voldoen. Ze zijn aanvullend op het bestaande welstandsbeleid.

Op 16 juli 2019 heeft de gemeenteraad de gemeentelijke hoogbouwvisie vastgesteld. Daarin zijn gebieden aangewezen waar hoogbouw wordt aangemoedigd, maar ook gebieden waar de gemeente voorzichtig is met hoogbouw, de 'Nee, tenzij gebieden'.

In de Hoogbouwvisie is De Amersfoortse hoogbouwladder opgenomen:

  • 1. In welke gebieden (waar): we moedigen hoogbouw aan in specifieke gebieden en langs grote lijnen en tegelijkertijd zijn we voorzichtig met hoogbouw juist in of bij gebieden van historische waarde of waar alleen laagbouw is.
  • 2. Wat is de toegevoegde waarde (wanneer): we hebben een grote opgave. Als hoogbouw een passend programma biedt, bijdraagt aan één of meer van onze ambities (groei, duurzaam en inclusief) en ruimte biedt voor voorzieningen en/of groen moedigen we het aan.
  • 3. Hoe toetsen we de hoogbouw (hoe): hoogbouw is maatwerk; het is altijd onderdeel van een grotere visie op de betekenis voor de omgeving en de specifieke kwaliteiten van de plek. Met een hoogbouweffectrapportage beoordelen we hoogbouw per plek.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0010.png"

Kaart 8 uit de Hoogbouwvisie Amersfoort

Op kaart 8 uit de Hoogbouwvisie Amersfoort is een aantal lijnen opgenomen waarlangs hoogbouw wordt aangemoedigd.

1. De eerste belangrijke lijn wordt gevormd door het water van de Eem en het Valleikanaal. Langs deze lijn is hoogbouw passend omdat het grenst aan de open ruimte die door het water ontstaat en kan het ten goede komen aan het karakter en de kwaliteit van het gebied en het versterken van het groenblauwe karakter. Langs het Valleikanaal kan realisatie van hoogbouw ervoor zorgen dat het gehele perceel niet grotendeels gebouwd wordt, maar dat er ook ruimte over blijft op het perceel voor groen en/of recreatie. Tegelijkertijd moet er voldoende aandacht zijn voor de gevolgen en aansluiting van hoogbouw om de omliggende bestaande wijken. Het gebied vanaf de Koppelpoort naar de samenkomst Eem en Valleikanaal is een kwetsbaar gebied voor hoogbouw vanwege de beleving van de Eem waardoor hier voorzichtigheid is vereist. Hier wordt hoogbouw niet aangemoedigd.

2. De tweede lijn loopt van de Amsterdamseweg, de Nieuwe Poort, Stadsring, tot de Hogeweg. Hoogbouw is langs deze lijn mogelijk, behalve vanaf het Valleikanaal langs de Stadsring tot de tunnel bij de Nieuwe Poort (o.a. Stadsring).

3. De derde lijn wordt gevormd door het spoor. De maat en herkenbaarheid van het spoor in de stad zorgen ervoor dat deze lijn veel potentie heeft. Rond station Amersfoort zijn al clusters van hoogbouw te zien. De Hoef-West is een van de aangewezen gebieden om te transformeren, met mogelijkheid tot een nieuw hoogbouwcluster. Gezien de huidige ontwikkelingen, de aanwezige ruimte, de goede bereikbaarheid en de afwezigheid van historische gevoelige structuren is in de clusters langs deze lijn middelhoogbouw met hoogbouwaccenten zeker denkbaar.

Sport en woongebied Liendert-West

Het plangebied van Sport- en woongebied Liendert-West ligt langs de lijnen 1: het Valleikanaal aan de zuidkant en 3: de spoorlijn Amersfoort-Deventer aan de westkant. Dit zijn lijnen waarlangs hoogbouw wordt aanmoedigd. Om de effecten te kunnen afwegen moet een initiatiefnemer voor een projectlocatie langs deze lijnen bij een initiatief voor hoogbouw vanaf negen lagen een Hoogbouw Effect Rapportage (HER) opstellen.

Voor het appartementengebouw van zes bouwlagen is in principe geen HER nodig, aangezien deze nodig is vanaf negen bouwlagen. Met de voorgestelde bebouwing van zes lagen valt het plan in de categorie midden-hoogbouw.

Er is voor dit project voor gekozen om een beperkte HER op te laten stellen, zie bijlage 8. Er moet onderbouwd worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ook zijn vanuit de buurt zorgen geuit met betrekking tot de nieuwbouw van het appartementengebouw. In de beperkte HER komen de meest relevante onderdelen aan de orde ten aanzien van de bijdrage aan de Amersfoortse ambities, de beleving vanuit en inpassing in de omgeving, zon- en schaduwwerking, windhinder en beeldkwaliteit. Voor de inhoudelijke beoordeling van deze HER wordt verwezen naar paragraaf 4.4 Hoogbouw Effect Rapportage

 

3.9 Woningbehoefte - Ladder voor duurzame verstedelijking

Wettelijk kader

Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat voor alle juridisch bindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden doorlopen. De ladder vormt een motiveringsvereiste waaruit moet blijken dat er bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten sprake is van zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

De essentie van de Bro-bepaling is dat bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling steeds sprake moet zijn van een aantoonbare actuele marktbehoefte en dat er uitdrukkelijk moet worden gekeken naar de ruimtelijke effecten. In dit hoofdstuk doorlopen we voor de beoogde ontwikkeling de noodzakelijke treden van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Trede 1: de voorgenomen ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte.

Uit onderzoek door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) blijkt dat volgens het meest realistische economische scenario het aantal huishoudens tot het jaar 2039 zal groeien met ruim 20.000. Om die groei te kunnen faciliteren zijn er gemiddeld zo'n 760 nieuwe woningen per jaar nodig. Amersfoort moet die groei grotendeels binnenstedelijk realiseren. Daarom zijn alle daarvoor in aanmerking komende locaties, waaronder deze locatie in Liendert-West, nodig.

Figuur: Huishoudenontwikkeling en gewenste uitbreiding woningvoorraad 2013-2039 (Bron EIB, "Verkenning Woningbouwprogrammering Regio Amersfoort 2013-2014, mei 2014")

  2013-2019   2020-2029   2030-2039   Totaal  
Huishoudens   5.100   8.000   7.700   20.800  
  730 won p.j.   800 won p.j.   770 won p.j.    


Trede 2: Indien uit de beschrijving van stap 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dient te worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Het Besluit ruimtelijke ordening dwingt overheden ertoe om bij nieuwe ruimtelijke initiatieven allereerst te kijken of er mogelijkheden zijn om beschikbare gronden door herstructurering, transformering of anderszins te benutten. Hierbij kan gedacht worden aan binnenstedelijke gebieden waarbij de bebouwing niet langer doelmatig in gebruik is.

De sportvoorzieningen voor handbal, tennis en jeu de boules zijn al in het plangebied aanwezig en worden binnen dit gebied verplaatst.

Voor de reddingsbrigade geldt dat deze voorlopig nog op deze locatie blijft zitten, er wordt echter gekeken naar een locatie buiten het plangebied.

De ontwikkeling Sport- en woongebied Liendert-West voldoet aan de essentie van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte en maakt door middel van herbestemming gebruik van beschikbare gronden binnen het bestaande stedelijke gebied. De al aanwezige sportvoorzieningen blijven binnen het plangebied gevestigd en een deel van het gebied wordt herbestemd ten behoeve van de realisatie van een woonlocatie voor (sociale) woningbouw.

Trede 3: wanneer de ruimtevraag niet kan worden opgevangen binnen het bestaande stedelijk gebied, dient trede 3 doorlopen te worden.

Trede 3 is niet aan de orde. De ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaande stedelijk gebied.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de herbestemming van sport- en woongebied Liendert-West een binnenstedelijke ontwikkeling betreft die inspeelt op de vraag naar en behoefte aan sociale- en middenhuurwoningen in Amersfoort. Dit past binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.

De sportverenigingen zijn en blijven in het plangebied aanwezig. De tennis- en handbalvereniging worden verplaatst naar een andere plek binnen het plangebied, de jeu de boulesvereniging blijft op dezelfde locatie gevestigd.

3.10 Visie Werklocaties 2030

Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie Werklocaties 2030 vastgesteld.

In deze visie wordt de ambitie uitgesproken om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken, regionaal. Met de Visie Werklocaties wordt de koers aangegeven voor het verbeteren van randvoorwaarden om een aantrekkelijke woon- en werkstad te blijven.

Regeling bedrijven en beroepen aan huis

Begin 2010 heeft de gemeenteraad de mogelijkheden voor bedrijven en beroepen aan huis verruimd. De regeling bedrijven en beroepen aan huis geldt voor de hele stad. Het is onder voorwaarden toegestaan om aan huis een bedrijf te hebben met maximaal drie werkzame personen (eigenaar/bewoner en twee werknemers). Deze regeling is ook in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor het grootste deel van de stad wordt hiermee voorzien in de mogelijkheden die er voor functiemenging zijn. Deze regeling is bedoeld om kleinschalige bedrijvigheid gekoppeld aan de woonfunctie in woongebieden mogelijk te maken, waarbij het woon- en leefklimaat behouden blijft.

Relatie met voorliggend bestemmingsplan
Er worden geen zelfstandige bedrijf- of kantoorbestemmkingen opgenomen in dit bestemmingsplan. De woningen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, krijgen een woonbestemming (Wonen 1, Wonen 2 en Wonen 4). In de regels van deze bestemmingen wordt de mogelijkheid opgenomen voor het uitoefenen van een bedrijf- of beroep aan huis. Omdat het in dit geval om een specifieke woonlocatie gaat, is dit het enige aspect vanuit de Visie Werklocaties dat wordt meegenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

3.11 Nota parkeernormen

In de Nota parkeernormen Amersfoort 2009, herziene versie 2020, zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden, zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in Nota parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is tevens aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.

Relatie met voorliggend bestemmingsplan

Voor deze ontwikkeling moet worden voldaan aan de meest recente parkeernormen. De sociale huurwoningen van dit plan vormen hierop een uitzondering. Hiervoor zijn de parkeernormen van de herziene versie uit 2019 van kracht. De raad heeft besloten een overgangsregeling in te stellen voor plannen die ten tijde van de herziening van de parkeernormen 2020 al in een vergevorderd stadium waren. Hoe precies invulling wordt gegeven aan de parkeernormen in dit plan, wordt verder toegelicht in paragraaf 4.5 Verkeer en parkeren.

Verkeer- en parkeervoorzieningen

De parkeervraag voor dit project wordt binnen het plangebied opgelost. Het plangebied wordt ontsloten via de Parelhoenstraat, Korhoenstraat, Liendertsedreef en Liendertseweg naar de Ringweg Kruiskamp. Uit tellingen en berekeningen van de verkeersgeneratie (zie Bijlage 10) is gebleken dat de capaciteit van deze erftoegangswegen ruim voldoende is voor de verwachte verkeerstoename. Een ander verkeersonderzoek (zieBijlage 9 ) richt zich op de afwikkeling van het verkeer op de met verkeerslichten geregelde kruispunten op de Ringweg Kruiskamp. De toekomstige bouwontwikkelingen en het verkeer die deze ontwikkeling genereert is daar in meegenomen. Hieruit is naar voren gekomen dat de opstelruimte (dubbele opstelstrook) op de Liendertseweg met het kruispunt Ringweg Kruiskamp te kort is. In de ochtendspits konden daardoor wachtrijen van auto's ontstaan tot voorbij de aansluiting met de Liendertsedreef. De dubbele opstelstrook is daarom in de zomer van 2021 verlengd waardoor het verkeer beter kan afwikkelen op het kruispunt en de wachtrijen verminderen dan wel volledig zijn opgelost. Meer hierover in paragraaf 4.5.

Ten westen/noordwesten van het plangebied ligt de fietsroute tussen Vathorst en Amersfoort Centrum met daarnaast de spoorlijn Amersfoort - Deventer. Het fietspad langs het spoor is in de zomer van 2021 verbreed.

Tussen de Parelhoenstraat en dit fietspad wordt het Jan van Riebeeckpad aangepast in een fietsstraat. Deze fietsstraat zal ook de ontsluiting van het appartementencomplex vormen met aan één zijde parkeervoorzieningen ten behoeve van de sportvelden en voor een deel van de bezoekers van het appartementencomplex. In een fietsstraat zijn auto's 'te gast' en worden fietsers niet gepasseerd door gemotoriseerd verkeer, doordat zij midden op de rijbaan fietsen. In de Parelhoenstraat worden vanuit dit project twee extra verkeersplateaus gerealiseerd, één op het kruispunt met het Jan van Riebeeckpad en één in de bocht bij de entree van 't Hooghe Landt College. Deze maatregelen worden vanuit dit project aangelegd en zijn ondersteunend aan de 30 km/u-zone. Tot slot wordt in de omliggende straten, indien de buurt dat wenst, eenrichtingsverkeer ingesteld. Dit komt de verkeersveiligheid en leefbaarheid in de wijk ten goede.

3.12 Groenvisie en bomenleidraad

3.12.1 Groenvisie

In 2004 heeft de gemeenteraad het programma Amersfoort Groene Stad vastgesteld. Een visie op de groene en blauwe structuren van de stad in combinatie met een uitvoeringsprogramma voor projecten voor de periode 2004-2015. Met het einde van het uitvoeringsprogramma hebben betrokken inwoners, vertegenwoordigers van de G1000-werkgroep 'Keigroen Samendoen!', Klankbordgroep Groenbeleid, Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA), raadsleden en college samen het initiatief genomen om tot een integrale groenvisie te komen in coproductie met de stad. Dit heeft geleid tot de Groenvisie, die in 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. In de visie wordt het belang van een groene stad benadrukt. Een groene stad voor recreatie, stadslandbouw, klimaatbestendigheid en biodiversiteit. Een groene stad die samen met bewoners wordt vormgegeven en beheerd.

Doelen van de Groenvisie

In de Groenvisie worden aan de hand van een aantal thema’s doelen geformuleerd. Deze worden hieronder kort samengevat.

  • Stad van groene ruimte
    Om te komen tot een stad van groene ruimte is het van belang dat er meer wordt samengewerkt tussen gemeente en bewoners bij het bepalen van de functie en bij het beheer van groen. Er moeten duidelijke spelregels komen voor zelfbeheer. Door samen te werken in en aan het groen kan sociale cohesie ontstaan. En groenarme wijken moeten worden voorkomen.
  • Stad boordevol soorten
    Het vergroten van groene gebieden is van belang bij het versterken van de biodiversiteit. Dit geldt ook voor meer groenblauwe verbindingen, een betere inrichting van de groene gebieden en de zorg voor lokale natuurwaarden.
  • Stad om volop van te genieten
    Om volop van de stad te kunnen genieten is de aandacht van belang voor aantrekkelijk recreatief groen met een uitnodigende inrichting, meer wandelroutes, een slimme zonering voor de verschillende gebruikers van groen, waterrecreatie vanwege hittestress, grote parken, de afstand van groen tot inwoners en aandacht voor kinderen en jongeren.
  • Stad om op te eten
    Bij dit thema is de aandacht voor het vergroenen van schoolpleinen van belang, meer volkstuinen, het vergroten van het areaal aan stadslandbouw, verbreden van de landbouw, tijdelijk beheer van braakliggende terreinen, educatie over eetbaar groen, stadslandbouw voor een zinvolle dagbesteding en de kringloop sluiten door compostering.
  • Stad met aangepast waterbeheer
    Om de stad klimaatbestendiger te maken is de aandacht van belang voor een groenblauwe dooradering van de stad, meer schaduw, meer stromend water, minder verstening, meer waterberging en het zoeken naar handige functiecombinaties zoals de aanleg van een waterplein.
  • Stad die bomen de ruimte geeft
    Voor een boomrijk Amersfoort is de waarde van de boom van belang, evenals de juiste plek, meer bomen, meer variatie, de dynamiek van bomen, kappen en compenseren.


Bij al deze thema’s uit de Groenvisie zijn dilemma's te noemen. Vaak zijn er tegenstrijdige belangen en wensen, kwaliteit versus kwantiteit, schaarse ruimte en middelen. Daarom is de Groenvisie verder uitgewerkt in de Bomenleidraad en wordt nog gewerkt aan een Groenstructuurkaart.

3.12.2 Bomenleidraad

De gemeenteraad heeft de Bomenleidraad vastgesteld op 12 december 2017. De Bomenleidraad geeft aan hoe in Amersfoort met bomen wordt omgegaan en welke afwegingen we maken. De leidraad gaat over alle bomen in Amersfoort, dus zowel gemeentelijke bomen als bomen in eigendom van particulieren, woningbouwcorporaties of andere organisaties. De regelingen en bescherming zijn voor alle bomen gelijk.

Bomen vertegenwoordigen een grote verscheidenheid aan waarden en betekenissen voor de stad. Ze zorgen voor een prettig woon- en leefklimaat en dragen bij aan het bereiken van doelstellingen als een gezondere stad, het verminderen van de effecten van een veranderd klimaat, een betere milieukwaliteit (bomen reduceren fijnstof, CO2 en leveren zuurstof) en meer natuur in de stad.

De Bomenleidraad geeft aan hoe we met bomen willen omgaan en hoe de waarden worden gekoesterd, beschermd en uitgebouwd. De basis daarvan is het behoud en de bescherming van de bestaande bomen. We willen door goed beheer en zorg voor de groeiplaatsen onze bomen zo lang mogelijk vitaal en gezond houden. Daarmee bouwen we aan een bomenbestand en boomstructuur met meer kwaliteit en meer waarde. Het behouden en planten van bomen in een stedelijke omgeving is een uitdaging. Waardevolle bomen zijn er niet van de ene op de andere dag. Bomen vragen tijd om tot volle wasdom te komen en dat maakt ze kwetsbaar in de concurrentiestrijd om de schaarse ruimte. Keuzes moeten daarom goed onderbouwd worden. Het behoud, vergroten of het eventuele verlies aan de waarde van bomen moet op een zorgvuldige en gelijkwaardige wijze worden afgewogen ten opzichte van andere belangen en functies.

3.12.3 Relatie met voorliggend bestemmingsplan

Het plan voor de inrichting van de openbare ruimte is in ontwikkeling. Op het moment dat dit bestemmingsplan wordt opgesteld, is er een Voorlopig ontwerp van het inrichtingsplan gemaakt, waarin de uitgangspunten voor de terreininrichting op hoofdlijnen beschreven worden. In het stedenbouwkundig plan (Bijlage 6) is in paragraaf 2.8 nadere uitleg gegeven over de uitgangspunten m.b.t. de groenstructuur in het plangebied: bomen, gras, hagen en bosschages.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0011.png"

Afbeelding: groenstrucuur (uit: Stedenbouwkundig plan)

Ten aanzien van het aandeel publiek en privaatgroen, verharding en bebouwing is opbasis van het Definitief ontwerp van het stedenbouwkundig plan een vergelijkingsstudie gemaakt. Deze is opgenomen als Bijlage 7 bij deze toelichting. De hieronder genoemde oppervlaktes zijn afkomstig uit deze studie.

Bomen en groen zijn de longen van de stad. Door de verkoelende en beschutte werking van het groen, wordt een prettige verblijfsruimte gemaakt.

In het plangebied is momenteel veel groen aanwezig. Het voormalige zwembad is gesloopt, waarna het terrein van het voormalige zwembad tijdelijk is ingericht als buurttuin/park. In de voormalige situatie, toen het zwembad nog bestond, lag een groot deel van het groene oppervlak binnen het sport- en zwembadterrein. Dit groene oppervlak was destijds niet openbaar toegankelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0012.png"

Afbeelding: verschil in groen voorheen en DO sportpark (uit vergelijkingsstudie)

Het totale oppervlak aan groen in het nieuwe plan neemt af met circa 4000 m² ten opzichte van de voormalige situatie waarin het zwembad nog bestond. De afname van het groen komt met name door het verdwijnen van dit grote zwembadterrein en door de toename van het bebouwingsoppervlak met circa 3200 m². Ook worden de kunstgras tennisvelden vergroot met circa 800 m².

De footprint van het woongebouw van de Alliantie bedraagt circa 4000 m², waarbij opgemerkt moet worden dat het binnenterrein van dit gebouw hierbij ook is meegeteld. Het binnenterrein van het toekomstige woongebouw wordt als kwalitatief goede gebruiksruimte voor de bewoners ingericht, met ruimte voor groen en een aantal bomen en draagt daarmee bij aan de leefbaarheid voor de bewoners.

Er is bij de herinrichting van het totale projectgebied specifiek aandacht besteed aan een efficiënte inrichting om zoveel mogelijk ruimte voor groen te behouden.

Het sportpark wordt in de nieuwe situatie een stuk compacter ingericht, waarbij in de nieuwe situatie circa 1800 m² groen incl. speelvoorziening voor kinderen terugkomt met daarbij circa 3100 m² aan kunstgras tennisvelden (waterdoorlatend).

Door de kiezen voor een compact woongebouw ontstaat er, vergeleken met een laagbouw-ontwikkeling met hetzelfde woonprogramma, meer ruimte voor openbaar groen.

De hoeveelheid openbaar toegankelijk groen neemt ten opzichte van de voormalige situatie toe met circa 900 m². Dit groen wordt multifunctioneel ingericht met ruimte voor o.a. spelen en ontmoeten, groen, klimaatadaptatie (wadi) en draagt bij aan de leefbaarheid in de wijk.

Nu twee geplande woningen ten oosten van het woongebouw zijn vervallen ten gunste van speelbos/groen is het oppervlak openbaar toegankelijk groen nog iets toegenomen ten opzichte van het uitwerkingsplan.

Dit openbaar groen, waarin ook openbare sport- en speelvoorzieningen zijn opgenomen, heeft een toegevoegde waarde voor de bewoners van de buurt en wijk, dit draagt bij aan de leefbaarheid van de wijk. De verhouding groen en verharding/bebouwing is met dit plan, ondanks dat de netto oppervlakte aan groen afneemt, voldoende.

Bomen

Om te bepalen welke bomen er in het plangebied aanwezig zijn en welke kunnen worden behouden, is een Bomen Effect Rapportage (zie Bijlage 3) opgesteld. Er zijn in totaal 186 bomen in het plangebied aanwezig. De bestaande bomen zijn ingemeten (Bijlage 4). Waar mogelijk worden grote volwassen bomen ingepast en behouden.

21 bomen moeten verwijderd worden vanwege hun levensverwachting en onvoldoende tot slechte conditie. Van de overige 165 bomen is onderzocht welke te handhaven zijn en welke niet. Van de bomen die niet handhaafbaar zijn, is onderzocht of deze wel of niet verplantbaar zijn.

Van deze 165 bomen zijn 141 bomen inpasbaar, deze bomen hebben een goede levensverwachting en conditie. 24 bomen zijn in goede of voldoende conditie, maar zijn niet inpasbaar. Van deze 24 bomen zouden 2 bomen binnen het project verplantbaar zijn. Vanwege het kostenaspect in relatie tot de waarde van de boom is hier echter niet voor gekozen. Van 2 bomen op het voormalig parkeerterrein van het zwembad moet de inpasbaarheid tijdens de verdere uitwerking van het ontwerp blijken.

In totaal moeten dus 45 bomen worden gekapt. De te kappen bomen worden herplant binnen het plangebied, waarbij gekozen wordt voor inheemse boomsoorten.

De bomen die buiten de plangrens liggen zijn buiten beschouwing gelaten. Een aantal van deze bomen, zoals de bomenrij tussen de huidige tennisbanen en de middelbare school 't Hooghe Landt College, zorgen voor veel groenkwaliteit in het plangebied. Deze bomen blijven uiteraard behouden.

Nieuwe bomen:

In het ontwerp is ruimte voor maximaal 60 nieuwe bomen. Het exacte aantal wordt bij de verdere inrichting bepaald. De uitgangspunten die in het ontwerp zijn gehanteerd zijn:

  • 20 bomen voor het nieuwe sportpark;
  • 6 bomen langs fietspad en spoor;
  • ongeveer 25 bomen langs de nieuwe ontsluitingsweg ('Sportlaan', het huidige Jan van Riebeeckpad);
  • nog nader te bepalen bomen rondom het nieuwe woongebouw, op het binnenterrein van het woongebouw en bij de nieuwe woningen.

De uitwerking van de terreininrichting en de keuze voor de toe te passen boomsoorten vindt plaats in overleg met de sportverenigingen en de omwonenden. Vanuit de gemeente wordt onder andere gekeken naar de meerwaarde voor fauna.

Bomen kavel Van Riebeeckpad

De bomen die aanwezig zijn op het braakliggend perceel aan het Riebeeckpad zijn in de Bomen effect rapportage (Ber) geïnventariseerd met de nummers 15149 (zoete kers) en 20810 (zomereik). Deze bomen zouden in eerste instantie onderdeel uitmaken van de uit te geven percelen voor de bouw van twee woningen. Tijdens het proces van planvorming van Sport- en woongebied Liendert-West is in overleg met de buurt besloten de bouwkavels bij het Van Riebeeckpad te laten vervallen en hier meer ruimte te geven aan groen. De oppervlakte van dit perceel is circa 1200 m². Deze bomen blijven daarmee behouden en zullen straks onderdeel uitmaken van een speelbosje. Tevens voortgekomen uit overleg met aangrenzende omwonenden, zal een groene buffer worden aangelegd tussen de bestaande woningen aan de Parelhoenstraat en het speelbos. Hier komt dichte begroeiing en een hekwerk. Dit groen zal dienen als groene bufferzone tussen het speelbos en de achtertuinen van de woningen aan de Parelhoenstraat. Een dubbelbestemming 'houtwal' wordt opgenomen in de planregels en moet er voor zorgen dat dit groen behouden blijft.

Tussen het appartementencomplex en het Jan van Riebeeckpad komt een ruim opgezette groene wadi om als buffergebied te dienen voor overtollig hemelwater vanuit het sportcomplex en het appartementencomplex. De wadi dient, behalve als aanvullend groen, tevens als speelplek voor kinderen uit de buurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0013.jpg"

Impressie van het Jan van Riebeeckpad in de richting van de Parelhoenstraat, met aan de rechterzijde de speelwadi.

Conclusie

Gelet op de diversiteit van groenvoorzieningen, aandacht voor het integreren van bestaand en nieuw groen ten dienste van de sportvoorzieningen en de toegevoegde waarde voor bewoners en dubbelfuncties zoals de wadi (klimaatadaptatie), kan worden geconcludeerd dat het plan met betrekking tot dit aspect voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening.

3.13 Welstandsnota en beeldkwaliteitseisen

3.13.1 Welstandsnota

Welstandsnota

Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren maar daarnaast de stad haar eigen karakter laten behouden en zo mogelijk te versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een goede balans tussen individueel belang en algemeen belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0014.jpg"

Ligging plangebied (blauwe cirkel) in Welstandskaart 2017: gebied "Wederopbouw in bloembladconcept" (gele kleur) en "Stedelijk groen" (donkergroene kleur) en naast 'aandachtsgebieden spoorweg' (zwarte dikke lijn)

Het plangebied van Sport- en woonlocatie Liendert-West ligt in het welstandsgebied 'Wederopbouw in bloembladconcept' en 'Stedelijk groen'.

Wederopbouw in bloembladconcept

Amersfoort had na de oorlog, net als vele andere steden, te kampen met een hoge woningnood. Op grote schaal moesten woningen worden bijgebouwd. Om bij de naoorlogse uitbreidingen de binnenstad weer het hart van de stad te maken, werden de uitbreidingen als bloembladen aan de oostkant van de stad gelegd volgens het “bloembladconcept” van Zuiderhoek en Rooimans.

Kenmerkend voor de structuur van de deze gebieden is de planmatige opzet met een duidelijk hiërarchisch opgezet wegenpatroon met brede profielen, robuuste groenstructuren en flankerende (middel)hoogbouw. Rond deze wegen en voorzieningenzones liggen kleinschalige woonbuurten met rustige woonstraten, woonerven en –paden of een eigen groene centrale ruimte.

Binnen de woonbuurten is een mix van eengezinswoningen, seniorenwoningen, (portiek)etageflats en hoge galerijflats op doordachte wijze geplaatst. Door deze mix meerdere malen te herhalen zijn de zogenaamde stedenbouwkundige stempels ontstaan.

De laagbouwwoningen zijn gelegen aan woonstraten of woonpaden. De (middel-)hoogbouw komt vaak voor langs de ontsluitingswegen en aan de rand van de wijken en staat in een hof- of strokenverkaveling in het groen. Laagbouw bestaat hoofdzakelijk uit twee bouwlagen met een flauwe kap in een neutrale kleurstelling: meestal een gele of rode baksteen met rode of donkere pannen. De architectuur is eenvoudig, een grote detaillering ontbreekt. Per cluster heerst er een duidelijke architectonische samenhang.

Hoogbouwaccenten en andere bijzondere bebouwing markeren entrees of het wijkcentrum. Bij de (middel)hoogbouw zorgen kleurgebruik, speklagen of betonnen vloerlagen voor een verdere detaillering. De plinten van hoogbouw en portiekwoningen bestaan meestal uit beringen en hebben daardoor een anoniem karakter. Bij ingrepen in de plint is het wenselijk een opener karakter te realiseren, waarmee de relatie met de openbare ruimte wordt versterkt.

De representatieve betekenis van enkele structuurlijnen geven aanleiding voor extra aandacht bij de welstandsbeoordeling. Voor dit plan is de ligging langs het Valleikanaal van belang.

Samen met de woningcorporaties is de gemeente bezig met een stadsvernieuwingsopgave: Amersfoort Vernieuwt, waar ook de voormalige Zwembadlocatie onderdeel van uitmaakt. Er is al een reeks tranformaties gedaan.

Met de architectuur van de nieuwbouw wordt aangehaakt op de kenmerken van de bebouwing in de omgeving. Voor o.a. de Liendertseweg en omgeving gelden beeldkwaliteitsplannen.

Stedelijk groen

Binnen het stedelijk weefsel bevindt zich een aantal groengebieden met een duidelijke functionele relatie met de stad: stadsparken en landgoederen, groene recreatiegebieden, sportcomplexen en begraafplaatsen.

In dit geval gaat het om een sportcomplex, waarbij bebouwing aanwezig is in de vorm van clubhuizen, kantines, kleedkamers, sporthallen of - zalen. Deze bebouwing staat, al dan niet aan elkaar geschakeld, veelal aan de randen van een sportcomplex. Sportgebouwen zijn vooral praktisch en functioneel van aard. De architectuur van de bebouwing en het materiaalgebruik sluiten hierbij aan en zijn ingetogen en zakelijk te noemen. De bouwwerken zijn overwegend uitgevoerd in één bouwlaag onder een plat dak. De gevels zijn vaak opgetrokken uit baksteen, Voor (kleinere) clubgebouwen wordt ook wel hout gebruikt.

Het welstandsbeleid voor sportgebouwen is gericht op herkenbare, maar zakelijke en functionele vormgeving. In combinatie met het vaak solitaire karakter van de bebouwing bestaat er ruimte voor ontwikkeling.

3.13.2 Beeldkwaliteit

Voor deze ontwikkeling is een beoordelingskader opgesteld in de vorm van beeldkwaliteitseisen. Dit beeldkwaliteitsplan is in dit plan gekoppeld aan de regels behorende bij dit bestemmingsplan, om deze zo integraal onderdeel te maken van het toetsingskader voor de omgevingsvergunning. De beeldkwaliteitseisen fungeren als toetsingskader voor de redelijke eisen van welstand bij de beoordeling van de omgevingsvergunning die nodig is voor het bouwen. Daarnaast wordt voor het appartementengebouw ook de inrichting het binnenterrein met de parkeervoorziening en fietsenberging op de begane grond van het gebouw aan de beeldkwaliteitseisen getoetst.

3.14 Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan voor Sport- en woongebied Liendert-West in is overeenstemming met het geldende beleid.

 

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Sport

De volgende sportverenigingen zijn aanwezig in het plangebied: handbal, tennis en jeu de boules. In het zuidelijk deel van het plangebied zijn in de huidige situatie de tennis- en handbalvereniging aanwezig. Deze verenigingen worden verplaatst naar de vrijgekomen locatie van het voormalige zwembad De Liendert. Om dat mogelijk te maken worden de buitenbanen van de jeu de boulesvereniging naar het noorden verschoven. Zo ontstaat op de voormalige zwembadlocatie ruimte om een kantine en kleedkamers voor de tennisvereniging en handbalvereniging te maken en om onder andere een handbalveld en 5 tennisbanen aan te leggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0015.jpg"

De binnenbanen van de jeu de boulesvereniging en de reddingsbrigade blijven in principe in het huidige gebouw op de locatie die zij huren van de gemeente. De jeu de boulesvereniging heeft de wens om in de toekomst het gebouw met de binnenbanen te vergroten. In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de toekomstplannen en is in de verbeelding een ruimer bouwvlak opgenomen om dit te kunnen verwezenlijken.

De reddingsbrigade huurt een ruimte in het gebouw van de jeu de boulesvereniging. Zij zijn momenteel op drie locaties in Amersfoort gevestigd en zoeken naar een nieuwe locatie waar ze al hun materieel en activiteiten onder één dak kunnen samenbrengen. De locatie in het gebouw van de jeu de boules is niet geschikt om alle activiteiten onder te brengen en de locatie is niet meer logisch. De gemeente zoekt met de reddingsbrigade naar een andere locatie, waar zij wel al hun activiteiten op één plek kunnen onderbrengen. Zo lang het huidige gebouw van de jeu de boulesvereniging blijft staan, kan de reddingsbrigade deze ruimte blijven huren. Als er nieuwbouw voor deze vereniging wordt gerealiseerd, zal er geen nieuwe ruimte voor de reddingsbrigade in worden ondergebracht. Het bestaande groen in het gebied zal zoveel mogelijk worden ingepast. Om geluidshinder van het sport- en stemgeluid afkomstig van de sportverenigingen naar de bestaande en nieuwe woningen aan de Parelhoenstraat te voorkomen, wordt een geluidsscherm van kokosvezel gerealiseerd van 3 meter hoog. Dit scherm sluit aan op de gevel van het bestaande jeu de boulesgebouw om geluidslekken te voorkomen. Bij nieuwbouw in de toekomst moet het geluiddscherm ook weer worden aangesloten op de gevel van het nieuwe gebouw. Het geluidsscherm wordt aan de publieke zijde begroeid met wilde wingerd voor een groen aanzicht.

4.2 Wonen

Met de (her)ontwikkeling van Sport- en woongebied Liendert-West worden 126 woningen binnenstedelijk toegevoegd.

  • Voormalig parkeerterrein zwembad: Op deze plek worden 2 grondgebonden woningen in particulier opdrachtgeverschap gerealiseerd en 4 grondgebonden woningen van polystyreen gerealiseerd. Deze bouwmethode levert naar verwachting 70% minder CO2-uitstoot in de productie dan bij een traditionele bouwmethode.
  • Woningbouwontwikkeling Alliantie: Op de huidige plek van de handbal- en tennisvereniging wordt door woningbouwvereniging De Alliantie een appartementengebouw met 120 woningen gerealiseerd. Voor deze woningen in het appartementengebouw is het volgende vastgelegd:

- minimaal 40% en maximaal 50% van deze woningen worden zelfstandige sociale huurwoningen waarvan minimaal 75% in de zogenaamde lage categorie en maximaal 25% in de zogenaamde hoge categorie;

- minimaal 50% en maximaal 60% worden geliberaliseerde woningen voor middenhuur.

Dit plan draagt daarmee bovengemiddeld bij aan de behoefte aan sociale huurwoningen en aan woningen voor de middeninkomens.

De appartementen voldoen aan de minimale oppervlaktes uit het Deltaplan Wonen: minimaal 40m² gebruiksoppervlak voor sociale huurwoningen en minimaal 50m² gebruiksoppervlak voor middenhuurwoningen. Samen met de 6 grondgebonden vrije sector woningen heeft het plan diversiteit en is er een menging van doelgroepen.

4.3 Stedenbouwkundige aspecten

Voor de ontwikkeling van deze locatie is door Ziegler Branderhorst een stedenbouwkundig plan opgesteld, zie Bijlage 6 Stedenbouwkundig Plan.

Onderstaande teksten en afbeeldingen zijn afkomstig uit dit plan.

Belangrijke randvoorwaarden / uitgangspunten die zijn meegegeven:

  • Bij de verhuizing van het sportpark voor woningbouw, wordt overlast bij bewoners m.b.t. geluid, licht en verkeer zoveel mogelijk beperkt;
  • De parkeerdruk van het sportpark wordt opgevangen;
  • De kwaliteit/bomen van het nieuwe terrein sparen;
  • De fietsverbinding over het Jan van Riebeeckpad wordt behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0016.jpg"

Afbeelding: het centrale Jan van Riebeeckpad die als ruggengraat het sportpark en de woningen met elkaar verbindt.

Bovenstaande afbeelding geeft de 'ruggengraat' van dit gebied weer. Dit houdt o.a. in: doorzichten vanaf en naar het fietspad langs het spoor, in verband met de sociale veiligheid. Een centrale sportlaan (Jan van Riebeeckpad) wordt aangelegd als integrale oplossing voor parkeren en adressering. Deze sportlaan wordt vormgegeven als fietsstraat, met aan één zijde parkeren.
In het midden van het sportterrein komt een plein met een clubgebouw waar de tennis- en handbalvereniging samen worden gehuisvest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0017.jpg"

Afbeelding: impressie van het sport-erf waar ruimte is voor toeschouwers, terras en sportieve evenementen. De grote bestaande boom blijft gehandhaafd.

Rondom het appartementengebouw komt ruimte voor openbaar groen en openbare speel- en sportvoorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen. Aan de oostzijde van het plangebied komt een speelbosje. Een dichtbegroeide en afgesloten houtwal die parallel loopt tussen het speelbos en de drie woningen aan de Parelhoenstraat dient als bufferzone om eventuele overlast voor de bewoners van de aangrenzende woningen te beperken. Het groene terrein tussen het Jan van Riebeeckpad en het appartementencomplex wordt ingericht als "speel-wadi". Hier kan overtollig hemelwater worden opgevangen en het terrein kan ook worden gebruikt om te spelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0018.png"

Het appartementencomplex zal bestaan uit zes bouwlagen met een gemeenschappelijk binnenterrein voorzien van enkele bomen. Onder het gebouw komt een halfverdiepte parkeergarage die vanuit meerdere ingangen te bereiken is. Aan de westkant van dit gebouw komt een oefenveld voor handbal, wat ook gebruikt kan worden als basketbal- of pannaveld. Daartoe worden combidoelen geplaatst zodat ook de buurt het veld kan gebruiken als de vereniging daar geen training heeft.

4.4 Hoogbouw Effect Rapportage

In de hoogbouwvisie wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen middelhoogbouw, hoogbouw en hoogbouw+.

  • 1. Middelhoogbouw (van 5 tot en met 8 lagen) moet passen binnen de bestaande structuren van de buurt en wijk én bijdragen aan de ambities van Amersfoort.
  • 2. Hoogbouw (van 8 tot en met 16 lagen) moet passen binnen bovenstaande voorwaarden én van betekenis zijn voor het stadsdeel waarin deze gelegen is.
  • 3. Hoogbouw+ (vanaf 17 lagen) moet passen binnen bovenstaande voorwaarden én van betekenis zijn voor de stad én een positieve bijdrage leveren aan het stadssilhouet of dit niet negatief beïnvloeden.


Met de voorgestelde bebouwing van 6 lagen valt het plan in de categorie middelhoogbouw. Het plangebied ligt langs de lijnen van het Valleikanaal aan de zuidkant en de spoorlijn Amersfoort-Deventer aan de westkant. Dit zijn lijnen waarlangs hoogbouw wordt aanmoedigd. Om de effecten te kunnen afwegen moet een initiatiefnemer bij een initiatief voor hoogbouw langs deze lijnen vanaf negen lagen een hoogbouweffectrapportage (HER) opstellen.

Zoals al is aangegeven in paragraaf 3.8 is voor het appartementengebouw van 6 lagen hoog in dit plangebied in principe geen HER nodig. Gelet op het vereiste van een goede ruimtelijke ordening en de zorgen vanuit de buurt, is er in dit geval voor gekozen een beperkte HER op te laten stellen, waarbij wordt ingegaan op de belangrijkste aspecten.

In Bijlage 8 Hoogbouw Effect Rapportage is de HER voor het appartementengebouw opgenomen.

Hierin wordt eerst ingegaan op de Hoogbouwvisie in relatie tot dit plangebied.

De planlocatie is een plek waar hoogbouw mogelijk is en zelfs wordt aangemoedigd. Met de voorgestelde bebouwing van 6 lagen valt het plan in de categorie middelhoogbouw. In de reeks van hogere, solitaire gebouwen aan het Valleikanaal, gaat het plan mee in de bestaande stedenbouwkundige context. De voorgestelde bouwhoogte zal geen verstorend effect hebben op de stad en is daarbij niet gesitueerd op een positie waar hoogbouw verstorend kan werken op het (historisch) stadsbeeld.

Vervolgens is aan de hand van 3 thema's beoordeeld of hoogbouw op deze locatie verantwoord is:

  • I. Bijdrage aan de Amersfoortse ambities: Uit de HER blijkt dat dit plan voorziet in een bijdrage aan de Amersfoortse ambities van de groeiende, duurzame en de inclusieve stad. De stad groeit en wordt verdicht om voldoende en gevarieerd woningaanbod te kunnen blijven bieden. De realisatie van 120 appartementen dragen hieraan bij. Op zowel stedenbouwkundig- als op woningniveau is gewerkt aan de duurzame stad. Een groen, openbaar gebied rondom het gebouw zal een plek worden voor ontmoeting en ontspanning. Zowel in ruimtelijke ervaring als in feitelijk (openbaar) gebruik zal de groene kwaliteit van het gebied sterk verbeteren. Dit draagt o.a. bij aan biodiversiteit, het verbeteren van klimaatadaptatie (wateroverlast / hittestress). De woningen voldoen aan de ambities ten aanzien van duurzaamheid en circulariteit. Het plangebied ligt aan een directe fietsverbinding met de stad en het station. Inclusieve stad: De gemeente werkt aan voldoende, betaalbare en passende woningen, afspraken hierover zijn vastgelegd in het Deltaplan wonen. Hieraan wordt voldaan met het toevoegen van 60 sociale huurwoningen en 60 middenhuurwoningen. De leefbaarheid van de directe omgeving van de woningen is een belangrijk aspect geweest in het ontwerp en het participatietraject. Het binnenterrein van de woningen is voornamelijk bedoeld voor bewoners, in de ruimte rondom het gebouw komt een groene openbare ruimte voor spelen, sporten en ontmoeting voor de buurt.
  • II. Beleving en inpassing in de omgeving: Op structuurniveau neemt de Valleikanaalzone een eigen, zelfstandige positie in ten opzichte van de aanliggende buurten. Gebouwen in deze zone zijn over het algemeen geen onderdeel van de stempelverkavelingen waarmee het grootste deel van de aanliggende wijken is opgezet. Dat is ook hier het geval. afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0019.png"

Het plan voorziet in een doorzetting van die reeks van zelfstandige gebouwen. In tegenstelling tot de rest van Liendert, waar voornamelijk flatgebouwen zijn gebouwd, bestaat de buurt rondom het voormalige zwembad uit grondgebonden, vaak vrijstaande woningen.

In de lijn van het Valleikanaal verrijzen er inmiddels meerdere hogere gebouwen, zoals ook door de hoogbouwvisie wordt gestimuleerd. Met een bouwhoogte van 6 lagen (parkeerplint + 5 woonlagen) is het contrast met de naastgelegen laagbouwwoningen beperkt.

Bij een bouwhoogte van 6 lagen langs het Valleikanaal is het op voorhand minder aannemelijk dat windhinder zal ontstaan.

Het aspect 'zon- en schaduwwerking' is onderzocht. Hieruit blijkt dat er geen negatieve aspecten m.b.t. de bezonning en bestaande bebouwing en tuinen op de omgeving.

  • III. Beeldkwaliteitsaspecten: Voor deze ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld. Dit BKP maakt onderdeel uit van de regels van dit bestemmingsplan. Dit BKP geldt als toetsingskader voor redelijke eisen van welstand. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning zal het plan hieraan door de stedenbouwkundig adviseur en dioor de stadsbouwmeester worden getoetst.

4.5 Verkeer en parkeren

4.5.1 Verkeer

Om te bepalen of het hoofdwegennet de gewijzigde situatie aankan, is door de gemeente een onderzoek uitgevoerd, zieBijlage 9 Verkeerseffecten woningbouw Liendert West.

De voorheen korte dubbele opstelstrook op het kruispunt Liendertseweg met de Ringweg Kruiskamp was met name in de ochtendspits te kort voor het goed afwikkelingen van het verkeersaanbod. Door toekomstige woningbouwontwikkelingen in Liendert en door ontwikkelingen elders in de stad, neemt de verkeersdruk op dit kruispunt verder toe en ontstaan er op de Liendertseweg soms wachtrijen van motorvoertuigen tot voorbij de Liendertsedreef en de Zangvogelweg. Dit verstoort een vlotte en veilige verkeersafwikkeling in dit deel van de wijk Liendert. Ook zonder de woningbouwontwikkelingen in Liendert, nemen de wachtrijen van motorvoertuigen op de Liendertseweg in de toekomst toe als gevolg van (autonome) groei van het verkeer op met name de Ringweg. Voor een optimale verkeersafwikkeling moet over een grotere lengte een dubbele opstelstrook aanwezig zijn. In de huidige situatie (zonder het nieuwe woningbouwprogramma), dient deze al 42 meter te bedragen, in plaats van de 30 meter die deze strook tot voorkort had. In de toekomst is minimaal 54 meter benodigd om te voorkomen dat het verkeer vastloopt. De dubbele opstelstrook is in september 2021 aangepast en verlengd tot circa 60 meter. Hiermee is een goede verkeersafwikkeling in en uit de wijk Liendert gewaarborgd. De twee andere met verkeerslichten geregelde kruispunten van de wijk Liendert met de Ringweg, hebben voldoende capaciteit en behoeven voorlopig geen aanpassing.

4.5.2 Parkeren

Bij het in procedure brengen van een bestemmingsplan moet beoordeeld worden of het voldoende aannemelijk is dat aan de parkeernormen kan worden voldaan. De formele toets aan de Nota Parkeernormen vindt plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning.

Voor de sociale huurwoningen geldt een parkeernorm van 0,9 per woning, conform het besluit van de gemeenteraad van 29 januari 2019. De overige woningen en voorzieningen in het plan dienen te voldoen aan de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag omgevingsvergunning.

Met de komst van het sportpark met 126 nieuwbouwwoningen mag de omliggende buurt geen extra parkeerdruk ervaren. Bij het berekenen van het benodigde antal parkeerplaatsen is een zekere mate van dubbelgebruik verrekend, aangezien de parkeerplaatsen door bewoners, bezoekers van de woningen en gebruikers van de sportvoorzieningen niet allemaal op hetzelfde moment maximaal gebruikt worden.

Het parkeren voor de vier woningen aan de Parelhoenstraat wordt aan het aangrenzende woonpad georganiseerd. Hier worden 10 haakse parkeerplaatsen gerealiseerd. De twee onder één-kappers kunnen parkeren op eigen terrein.

Aan de Sportlaan worden 44 parkeerplaatsen gerealiseerd, genoeg voor de drie sportclubs gezamenlijk. Van deze 44 parkeerplaatsen worden 29 plekken conform de parkeernorm toegerekend aan de sportvoorzieningen. De parkeernorm voor sportvelden is 27 per hectare netto sportterrein. Daarmee wordt ruim voldaan aan de norm. De overige 15 parkeerplaatsen in de Sportlaan hebben een dubbelfunctie. Enerzijds zijn deze parkeerplaatsen beschikbaar voor een deel van de bezoekers van het appartementencomplex. Daarnaast zijn deze parkeerplaatsen deels beschikbaar voor de piekmomenten (bijv. toernooidagen).

Onder het appartementencomplex komt op maaiveldniveau,maar uit het zicht, een parkeervoorziening met minimaal 120 parkeerplaatsen en een collectieve fietsenberging. Het appartementen- complex krijgt een laad- en losplaats naast de oprit.

Voor de sociale huurwoningen is de parkeernorm 0,9 parkeerplaatsen per woning, dus 54 parkeerplaatsen. Deze parkeernorm is inclusief het aandeel bezoekersparkeren.

Voor de middenhuurwoningen is in de geldende parkeernormen een bewonersdeel en een bezoekersdeel in de huidige normen opgenomen. Volgende de geldende normen (parkeernota 2020) geldt voor appartementen met een oppervlakte van 50-80 m² bvo voor bewoners een parkeernorm van 0,8 parkeerplaats per woning en voor appartementen met een oppervlakte van 80-120 m² bvo geldt 1,0 parkeerplaats per woning. Daar komt bij beiden 0,3 parkeerplaats per woning bij voor het bezoekersdeel. Dit komt voor 60 appartementen op minimaal 66 parkeerplaatsen (50-80 m²) en maximaal 78 parkeerplaatsen (78-120) voor de middenhuur, incl. bezoekersparkeren. Met de 54 parkeerplaatsen voor de sociale huurappartementen hierbij opgeteld zijn minimaal 120 en maximaal 132 parkeerplaatsen nodig. Met 120 parkeerplaatsen onder het appartementengebouw en 15 parkeerplaatsen langs de Sportlaan kan hier dus ruim aan worden voldaan.

Parkeren gebeurt veilig en verantwoord, doordat de parkeervakken iets hoger liggen dan de rijbaan van de Sportlaan. Tevens zorgt een stootband aan de andere zijde voor een verhoging naar de speelwadi. Hierdoor wordt voorkomen dat er illegaal op het gras wordt geparkeerd.

Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat met dit plan kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

4.6 Groen

Voor de toelichting op dit aspect wordt verwezen naar paragraaf 3.12.3. In deze paragraaf wordt toegelicht hoe er wordt omgegaan met het groen in de bestaande en nieuwe situatie.

 

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Archeologie

5.1.1 Beleid

Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Naast archeologie op het land en onder water heeft de Erfgoedwet betrekking op museale objecten, musea en monumenten. Samen met de in 2021 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samen gebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Archeologische beleidskaart

Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten en landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door het college van burgemeester en wethouders op 12 maart 2019 vastgesteld.

Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Naast Rijksmonumenten en gemeentelijke ondergrondse monumenten zijn er gebieden met een hoge archeologische waarde aangewezen. Ook is er een verdeling gemaakt tussen gebieden met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachting.

Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.

Regeling in het bestemmingsplan

Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.

Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

5.1.2 Archeologie in relatie tot het plangebied

Archeologische waardevolle gebieden

Binnen het plangebied bevinden zich wel wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.

Archeologische waardevolle verwachtingsgebieden

Het plangebied ligt in een zone met een middelhoge archeologische verwachting (Archeologische waardevol verwachtingsgebied 4. In het bestemmingsplan geldt hiervoor de dubbelbestemming Waarde - archeologie categorie 3). In geval van ontwikkelingen van terreinen groter dan 500m² met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld dient voorafgaand aan bodemingrepen een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0021.png"

Uitsnede Archeologische Beleidskaart met locatie plangebied en legenda van de in de uitsnede aangegeven gebieden.

Archeologische verwachtingen

Door het Centrum voor Archeologie is een Archeologische inventarisatie voor het plangebied opgesteld (Bijlage 2 Archeologisch inventariserend onderzoek). Onderstaande tekst is hieruit afkomstig.

Het plangebied ligt op een dekzandrug. Binnen het plangebied kunnen daarom sporen en vondsten voorkomen daterend vanaf het Mesolithicum. Het gaat dan om sporen van bewoning (van jager-verzamelaars en erven van landbouwers) en van agrarische activiteiten (ontginningsgreppels, schuren en sporen van akkerbouw). De kans is middelhoog om dit soort resten uit het Mesolithicum, de Ijzertijd en de Late Middeleeuwen te vinden. Op kadastrale en topografische kaarten is te zien dat in de 19e eeuw het zuidoosten van het plangebied hoogstwaarschijnlijk werd gebruikt voor de tabaksteelt. Aan de oostkant stond tevens een huis met een erf. Aan het begin van de 20e eeuw is op dezelfde locatie een brug aanwezig. De kans op het aantreffen van deze resten is hoog.

Deze verwachting hangt sterk af van de mate van verstoring die de aanleg van het zwembad- en sportcomplex kan hebben veroorzaakt. Vergeleken met de maaiveldhoogtes uit 1968 ligt het maaiveld nu ongeveer 40 tot 80cm hoger. Of er sprake is van grootschalige bodemverstoring tot in het dekzand is onduidelijk. Uitzondering is de locatie van het zwembad waar tot diep in het dekzand de bodem verstoord is. Een archeologisch vervolgonderzoek middels boringen zou de mogelijke bodemverstoring in kaart kunnen brengen. Echter, ter hoogte van de parkeerplaats en het zuidelijk deel van het plangebied is de verwachting hoog om resten uit de Nieuwe Tijd aan te treffen. Deze resten zijn voor een deel moeilijk te onderscheiden van bodemverstoringen en kunnen niet middels een booronderzoek worden opgespoord.

De beste methode dit soort resten (zonder duidelijk archeologische laag en met een lage vondstdichtheid) te vinden is middels een proefsleuvenonderzoek. Daarom moet bovenstaande verwachting worden getoetst door middel van een archeologisch inventariserend veldonderzoek. Vanwege de onduidelijkheid over de bodemopbouw, de specifieke verwachting en de oppervlakte van het gebied is een karterend onderzoek in de vorm van proefsleuven een goede eerste stap.

Het plangebied heeft volgens de risicokaart gesprongen explosieven een sterk verhoogde risico op het aantreffen van niet-gesprongen explosieven (NGE) vanwege de nabijheid van het spoor en het schootsveld van de Grebbelinie (zie ook paragraaf 5.5 Conventionele explosieven). Dat betekent dat elke bodemingreep moet worden onderzocht op de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven. Het inventariserend veldonderzoek kan dan ook niet plaatsvinden zonder dat er vooraf een NGE-onderzoek heeft plaatsgevonden.

Het kan zijn dat het archeologisch onderzoek gelijktijdig moet plaatsvinden met het NGE-onderzoek. Het is daarom van belang vroegtijdig een overleg in te plannen tussen de opdrachtgever, een bedrijf dat het NGE-onderzoek gaat uitvoeren en het bevoegd gezag. Het kan zijn dat het karterend onderzoek in de vorm van proefsleuven of een begeleiding van de NGE-werkzaamheden moet plaatsvinden.

Voor een karterend/waarderend onderzoek is een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen nodig conform de eisen van KNA 4.1 en de gemeentelijke richtlijnen.

 

5.2 Bedrijven- en milieuzonering

Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.

5.2.1 Inrichting Besluit omgevingsrecht

Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen, die voldoen aan de minimale omvangeisen, onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist. Nabij het plangebied komen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.

5.2.2 Nota Stankbeleid

Het algemene stankbeleid is door het Ministerie van VROM beschreven in de Herziene Nota Stankbeleid en in aanvulling daarop in de Brief rijksbeleid geur, opgenomen in de NeR. Het algemene uitgangspunt van het geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van Beste Beschikbare Technieken (BBT) de kern van het geurbeleid.

Onderdeel van het geurbeleid is dat de lokale overheden de uiteindelijke lokale afweging moeten maken zodat zij rekening kunnen houden met alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen.

Het geurbeleid bestaat uit de volgende beleidslijnen:

  • als er geen hinder is, zijn maatregelen niet nodig;
  • als er wel hinder is, worden maatregelen op basis van BBT afgeleid;
  • voor bepaalde branches is het hinderniveau bepaald en in een bijzondere regeling vastgelegd;
  • de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag.
  • het landelijk geurbeleid is opgenomen in de NeR (Nederlandse emissierichtlijn lucht). De NeR wordt wel beschouwd als een belangrijke richtlijn met betrekking tot emissies aar de lucht. Het heeft echter geen wettelijke status.
5.2.3 Bedrijven- en milieuzonering in relatie tot het plangebied

Voor het wijzigen het bestemmingsplan moet worden afgewogen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Daarom worden ook de activiteiten die volgens het Activiteitenbesluit niet hoeven te worden beschouwd, meegenomen in het bepalen van de geluidsniveaus en de beoordeling hiervan. Concreet gaat het hierbij om stemgeluid.

Conform de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk', editie 2009 dient bij een rustige woonwijk uitgegaan te worden van 45 dB(A)-etmaalwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 65 dB(A)-etmaalwaarde voor de maximale geluidsniveaus. Het bevoegd gezag kan hier gemotiveerd van afwijken tot 50 dB(A)-etmaalwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 70 dB(A)-etmaalwaarde voor de maximale geluidsniveaus. Voor gemengd gebied dient uitgegaan te worden van 50 dB(A)-etmaalwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 70 dB(A)-etmaalwaarde voor de maximale geluidsniveaus. Omdat de omgeving te typeren is als gemengd gebied en er momenteel ook al sprake is van een sportinrichting wordt getoetst aan de laatste waarden, die overeenkomen met de voorschriften uit het Activiteitenbesluit.

Sport- en stemgeluid

Door Alcedo is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting van het sport- en stemgeluid van het sportpark (zie bijlage 19). Uit dit onderzoek blijkt dat in de representatieve bedrijfssituatie overschrijdingen van de grenswaarden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus optreden. De overschrijdingen van de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau worden veroorzaakt door geluiden afkomstig van tennis en handbal. De overschrijdingen van de grenswaarden voor het maximale geluidsniveau worden veroorzaakt door juichend publiek bij de tennisbanen.

Uit het onderzoek blijkt dat de realisatie van de wijzigingen mogelijk is, onder de volgende voorwaarden:

  • 1. Er wordt een absorberend scherm van ten minste absorptieklasse A3 ten oosten en zuiden van de drie oostelijke tennisbanen gerealiseerd met een hoogte van 3 meter. Dit geluidsscherm is opgenomen op de verbeelding en de regels van dit bestemmingsplan.
  • 2. De westgevel van de nieuwe eengezinswoningen ten oosten van de tennisbanen wordt op de verdiepingen doof uitgevoerd. Dit is opgenomen als voorwaarde in de planregels.
  • 3. Er worden maatwerkvoorschriften opgelegd zoals opgenomen in tabel 3 (zie tabel hieronder en op pagina 18 van het onderzoek). Deze maatwerkvoorschriften worden opgelegd door de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht ten aanzien van het gebruik van het Sportpark op grond van het Activiteitenbesluit.
  • 4. Bij de realisatie van woningen op de ontwikkellocatie ten zuiden van het Sportpark, dient de noordgevel op de verdiepingen doof uitgevoerd te worden. Tevens dienen deze woningen over voldoende geluidswering van de gevel te beschikken. Deze twee woningen zijn naar aanleiding van overleg met de omwonenden vervallen en vervangen door een speelbos, deze voorwaarde is dus niet meer van toepassing;
  • 5. De geluidswering van de gevel van de woningen aan de Parelhoenstraat 16 en 18 dient nader onderzocht te worden. De woning aan de Parelhoenstraat 18 is eigendom van de gemeente Amersfoort en wordt verhuurd. De woning aan de Parelhoenstraat 16 is in particulier eigendom. Met de eigenaar en huurder is reeds contact gelegd over de onderzoeken die moeten plaatsvinden voor het bepalen van de te nemen maatregelen. Mogelijk dienen er geluidwerende voorzieningen getroffen te worden om in de avondperiode te voldoen aan het maximaal toelaatbare langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de woning van 30 dB(A). Dit onderzoek vindt gedurende de verdere planvorming plaats in afstemming met de eigenaar en huurder van deze woningen, waarna de benodigde maatregelen zullen worden getroffen. Dit is opgenomen als voorwaarde in artikel 5.4.1 van de planregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0022.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0023.png"

Sportverlichting

Tevens gelden er voor het beperken van lichthinder regels vanuit het Activiteitenbesluit. Aan deze regels moet uiteraard worden voldaan. Het Activiteitenbesluit kent voor sportverlichting de volgende regels: De verlichting moet zijn uitgeschakeld:
tussen 23.00 uur en 07.00 uur; als er geen sport wordt beoefend; als er geen onderhoud plaatsvindt.

Bij een sportpark wordt, zeker in de wintermaanden, het licht rondom de sportvelden aangezet. Het is van belang met omwonenden een duidelijke avondklok te bepalen om valse verwachtingen te voorkomen. Daarnaast worden de hoge lampen (maximaal 12-15m) goed gericht met de noodzakelijke kappen of lamellen op de armaturen, zodat er geen direct licht op de huizen of tuinen schijnt. Wat betreft de lichtoverlast is het volgende bekend: de lichtmasten voor het jeu de boulesveld worden maximaal 12 meter hoog en lichtmasten voor de handbal- en tennisvelden worden maximaal 15 meter hoog. De tennisvelden en het handbalveld worden gelijkmatig uitgelicht. De tennisvelden zijn opgedeeld in een groep van 2 velden en een groep van 3 velden. Beide groepen hebben vier (hergebruikte) masten van maximaal 15m hoog nodig. De groep van 3 velden zal extra armaturen in de mast krijgen om de 3 velden gelijkmatig uit te kunnen lichten volgens de regionale en landelijke richtlijnen.

De definitieve toets aan de geldende regelgeving vindt plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning en de melding op grond van het Activiteitenbesluit. Op dat moment ziijn de hoogte, locatie en technische aspecten van de toe te passen verlichting bekend en kan e.e.a. specifiek worden getoetst. Op grond van artikel 5.5 Nadere eisen van de regels van dit bestemmingsplan kunnen zo nodig nadere eisen worden gesteld.

5.3 Beschermde planten en dieren en beschermde gebieden

Voor het vaststellen van een ruimtelijke plan moet duidelijk zijn of natuurwetgeving en natuurbeleid, de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan. Natuur wordt in Nederland beschermd op het niveau van soorten en gebieden.

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Met de inwerkingtreding van de Wnb zijn de provincies het bevoegde gezag voor de ontheffing- en vergunningverlening voor plannen en projecten en voor het vaststellen van vrijstellingsregelingen. Bij provincie-overschrijdende projecten is dit de minister van economische zaken.

De aanwezigheid van beschermde soorten, gebieden en houtopstanden, beschermd middels de Wet natuurbescherming en via planologische bescherming van natuurgebieden en landschap is in onderstaande paragrafen weergegeven.

5.3.1 De Wet natuurbescherming: Soortenbescherming

De Wnb is gericht op het beschermen en ontwikkelen van de natuur en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit. In Artikel 1.11 van de wet wordt als algemene bepaling voorgeschreven dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Deze zorg houdt in dat handelingen die leiden tot negatieve effecten zoveel mogelijk achterwege worden gelaten. Daarnaast zijn in de wet verbodsbepalingen opgenomen ten aanzien van beschermde soorten. Hierbij worden drie beschermingsregimes onderscheiden:

  • § 3.1 Wnb Beschermingsregime soorten vogelrichtlijn (Artikel 3.1 t/m 3.4)

Het is onder meer verboden in het wild levende vogels opzettelijk te doden of te vangen, nesten, rustplaatsen en eieren te beschadigen, eieren te rapen en vogels opzettelijk te storen.

  • § 3.2 Wnb Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Artikel 3.5 t/m 3.9)

Het is onder meer verboden in het wild levende dieren opzettelijk te doden of te vangen, te verstoren, eieren opzettelijk te vernielen of te rapen, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te vernielen en planten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

  • § 3.3 Wnb Beschermingsregime andere soorten (Artikel 3.10 en 3.11)

Het is verboden in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage bij de Wet, onderdeel A, natuurbescherming opzettelijk te doden of te vangen, de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen en vaatplanten genoemd in de bijlage, onderdeel B, bij de Wet natuurbescherming, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

Gedeputeerde staten en de Minister kunnen een ontheffing verlenen van verboden of bij verordening vrijstelling verlenen. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • er bestaat geen andere bevredigende oplossing,
  • er is voldaan aan een in Art 3.3 dan wel Art 3.8 genoemd belang,
  • er is geen sprake van een verslechtering van de (gunstige) staat van instandhouding van de desbetreffende soort.


Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden gesteld om schade te beperken of te compenseren zodat er geen afbreuk wordt gedaan aan de staat van instandhouding.

Relatie tot dit plangebied

In het kader van voorliggend plan is een Quickscan Flora en Fauna (bijlage 19 Quickscan flora en fauna) en een Notitie vleermuisonderzoek opgesteld (bijlage 20 Notitie vleermuisonderzoek).

Quickscan Flora en Fauna

In het plangebied zijn geen beschermde dier- of plantsoorten aangetroffen. Op het moment van onderzoek zijn geen sporen van vleermuizen aangetroffen. Aangezien de gebouwen mogelijk wel gebruikt kunnen worden door vleermuizen, wordt in de notitie aanbevolen dit nader te onderzoeken. Dit is gebeurd met een nader vleermuisonderzoek.

Vleermuisonderzoek

Nader onderzoek in het voorjaar en de (na)zomer van 2017 toont aan dat er geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied aanwezig zijn. Ook zijn er geen essentiële vluchtroutes van vleermuizen aangetroffen.

Conclusie

Op basis van de Quickscan en het vleermuisonderzoek volgt dat het plangebied geen betekenis heeft voor soorten van de habitatrichtlijn of het beschermingsregime 'andere soorten' waarvoor ontheffing noodzakelijk is.

Wel dient bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedende vogels. De werkzaamheden kunnen in dat geval zonder ontheffing worden uitgevoerd.

De geplande werkzaamheden kunnen wel effect hebben op beschermde algemeen voorkomende soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren. Binnen de provincie Utrecht geldt voor deze soorten een vrijstellingsregeling. Het aanvragen van een ontheffing voor deze soorten is daarom niet nodig.

De voorgenomen werkzaamheden zullen geen overtreding van de verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming veroorzaken.

Omdat de Quickscan en het vleermuisonderzoek dateren uit 2017 worden deze in 2022 geactualiseerd. Dit is ook als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Afhankelijk van de uitkomst van deze Quickscan kan er als dit nodig is bij de aanvraag om omgevingsvergunning een ontheffingsaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming worden meegenomen. Het ligt echter niet in de lijn der verwachting dat dit nodig zal zijn.

Het snoeien of kappen van bomen en struiken (nestgelegenheden) moet worden uitgevoerd buiten het broedseizoen van vogels. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. In het kader van de Wnb wordt voor het broedseizoen echter geen standaardperiode gehanteerd. Ook is van belang om, ongeacht de periode, te controleren of een broedgeval in de struiken of bomen aanwezig is.

5.3.2 De Wet natuurbescherming: Natura 2000

De Wnb heeft tot doel het beschermen en in stand houden van Natura 2000-gebieden. Dit zijn gebieden die op grond van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn bescherming genieten, omdat er bijzondere soorten of leefgebieden (habitats) voorkomen. Het effect van projecten en andere handelingen op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden wordt geregeld in artikel 2.7 tot en met artikel 2.9 van de Wnb. Hieruit volgt dat voor een plan dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie (in cumulatie) met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, een passende beoordeling noodzakelijk is.

Voor projecten of andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen, is een vergunning nodig van Gedeputeerde Staten. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als die activiteiten negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied (kunnen) veroorzaken. Dit wordt de 'externe werking' van de bescherming genoemd. Denk daarbij aan handelingen die van invloed zijn op grondwaterstromen of luchtkwaliteit en stikstofdepositie.

Projecten waar op basis van andere wettelijke bepalingen een passende beoordeling verplicht is (bijvoorbeeld Tracéwet of de Spoedwet wegverbreding) zijn uitgezonderd van deze vergunningprocedure.

Op grond van de Wet natuurbescherming is er door middel van het afgeven van een vergunning toestemming nodig voor het realiseren van een project, als het project de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden kan aantasten of als het tot verslechtering van de kwaliteit van habitattypen of leefgebieden van soorten kan leiden. Dat kan het geval zijn als een project tot een toename van stikstofdepositie leidt op habitattypen of in leefgebieden van soorten die gevoelig zijn voor stikstof. Voor de Veluwe geldt dat er sprake is van stikstofgevoelige habitattypen en/of leefgebieden van soorten en overschrijding van Kritische Depositie Waarden.

De afgelopen jaren was het Programma Aanpak Stof (PAS) het kader waarbinnen op grond van de Wet natuurbescherming toestemming werd verleend voor uitvoering van projecten met toename van stikstofdepositie. Omdat de Raad van State het PAS in mei 2019 vernietigd heeft als toestemmingsbasis voor projecten, is dat niet meer mogelijk. De toetsingskaders voor de nieuwe situatie waarin het PAS niet meer gebruikt kan worden zijn in ontwikkeling. Op dit moment is het zo dat geen enkele toename van stikstofdepositie in Natura 2000- gebieden is toegestaan. Op grond van het stappenplan Toestemmingverlening stikstofdepositie bij nieuwe activiteiten is er geen vergunning in het kader van Wet natuurbescherming nodig als het projecteffect 0,00 mol N/ha/jaar is.

Conclusie plangebied

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort en maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Arkemheen. Arkemheen heeft echter geen stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden welke deze stikstofgevoelige habitattypes wel bevatten zijn Veluwe en de Oostelijke Vechtplassen. Beide gebieden liggen op ongeveer 17 km afstand van Amersfoort.

Om te de stikstofeffecten van dit project op Natura 2000-gebieden te beoordelen, is een aeriusberekening uitgevoerd, zie Bijlage 22 Rapportage Stikstof, Bijlage 23 Stikstof fase 3 2023,Bijlage 24 Stikstof fase 4 2024 en Bijlage 25 Stikstof gebruiksfase

Uit het uitgevoerde onderzoek naar stikstofdepositie blijkt dat deze ontwikkeling zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats en leefgebieden in Natura2000-gebieden. Significante gevolgen door stikstof kunnen op voorhand worden uitgesloten. Er is geen vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming ten gevolge van stikstoftoename.

5.3.3 Planologische bescherming natuurgebieden en landschap

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen Ecologische Hoofdstructuur), is een netwerk van natuurgebieden, agrarische beheergebieden en verbindingszones, ten behoeve van de uitbreiding van flora en fauna en behoud van leefgebied. Het doel van het NNN is om van de bestaande en nieuwe natuur een goed functionerend netwerk te maken. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) vormen het achterliggende beleidskader. Het ruimtelijk beleid voor het NNN is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden'. Op plannen, projecten of handelingen binnen het NNN is conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening het 'nee, tenzij'-regime van toepassing. Hoofdlijn is daarbij dat nieuwe ontwikkelingen in de NNN per saldo niet mogen leiden tot significante aantasting van het NNN, tenzij er een groot openbaar belang is én geen alternatieven.

In aanvulling op het NNN heeft de provincie gebieden aangeduid als Groene Contour. Deze gebieden zijn van belang voor het functioneren van het Natuurnetwerk. De provincie streeft ernaar deze gebieden aan het NNN toe te voegen. Tot die tijd blijft het bestaand gebruik ervan toegestaan. Wel geldt dat er geen onomkeerbare ingrepen en processen mogen plaatsvinden die het realiseren van natuur onmogelijk maken, tenzij er grote publieke belangen in het spel zijn. Is dat het geval, dan is compensatie nodig.

Gedeputeerde Staten kunnen gebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland aanwijzen die van provinciaal belang zijn vanwege hun natuurwaarden of landschappelijke waarden, met inachtneming van hun cultuurhistorische kenmerken. Deze gebieden worden aangeduid als 'bijzondere provinciale natuurgebieden' en 'bijzondere provinciale landschappen'.

Daarnaast zijn in de Verordening natuur en landschap (VNL) regels opgenomen die het landschap ruimtelijk beschermen. Het gaat hierbij enerzijds om het voorkomen van slootdempingen en het beschermen van kleine landschapselementen. Anderzijds wordt voorkomen dat het Utrechtse landschap er rommelig uitziet.

Conclusie plangebied

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort. Het dichtstbijzijne Natuurnetwerk Nederland ligt op ongeveer 2 km afstand van het plangebied. Het plangebied zelf maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland of de Groene Contour. Negatieve effecten ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland zijn niet aan de orde. Binnen het plangebied komen geen beschermde kleine landschapselementen voor.

5.4 Bodem

5.4.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.

Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.

5.4.2 Wet bodembescherming

De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.

De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.

De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico's zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.

Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.

De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.

5.4.3 Besluit bodemkwaliteit

In 2013 is een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente opgesteld. Op deze kaart ligt het bestemmingsplangebied “Sport- en woongebied Liendert-West" in een zone met de bodemfunctieklasse “Wonen”. De ontgravingsklasse voor de bovengrond is 'Wonen'. De ondergrond betreft 'Landbouw/natuur'. De toepassing dient te voldoen aan klasse wonen.

5.4.4 Bodemenergie

Met de invoering van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Bodemenergie op 1 juli 2013 zijn de regels voor open bodemenergiesystemen geharmoniseerd en de proceduretijd verkort. Daarnaast voert de AMvB regels in voor gesloten bodemenergiesystemen, die tot 1 juli 2013 nog geen wettelijk kader kenden. Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden 'Warmte Koude Opslagsystemen' (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'Bodemwarmtewisselaars' genoemd. Voor de aanleg van open en gesloten systemen geldt een vergunningplicht. De gemeente Amersfoort heeft op 24 juli 2019 de Verordening gesloten bodemenergiesystemen gemeente Amersfoort 2019 vastgesteld.

In het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen. Nieuwe systemen en grondwateronttrekkingen kunnen worden gerealiseerd indien er geen negatieve beïnvloeding is van bestaande systemen. Binnen het plangebied zijn nog geen systemen gerealiseerd (bron: www.wkotool.nl). Het bestemmingsplangebied ligt buiten de invloedssfeer van grondwater- beschermingsgebieden. Het gebied is geschikt voor bodemenergiesystemen.

5.4.5 Bodem in relatie tot het plangebied

Van de locatie is geen bodemonderzoek aanwezig dat inzicht geeft in de bodemkwaliteit. Uit de beschikbare gegevens van de locatie zijn geen historische bedrijfsactiviteiten die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging.

Voorafgaand aan een toekomstige omgevingsvergunning is een bodemonderzoek conform NVN 5740 nodig met als doel het toetsen van de hypothese “niet verdacht".

Het hergebruik van licht verontreinigde grond kan aan beperkingen onderhevig zijn. Bij een overschot op de grondbalans bij nieuwbouw dient de grond te worden voorzien van een kwaliteitsverklaring conform het Besluit bodemkwaliteit dan wel op basis van de bodemkwaliteitskaart elders te worden toegepast.

Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik als wonen, mits voldaan wordt aan de hierboven beschreven voorwaarden.

5.5 Conventionele explosieven

De gemeente Amersfoort heeft voor haar gehele beheersgebied een Historisch Vooronderzoek laten uitvoeren om in een vroeg stadium belanghebbenden te kunnen informeren over potentiële risico's. De kaart behorende bij dit onderzoek is op de gemeentelijke website Amersfoort in beeld te vinden.

5.5.1 Voorliggend project in relatie tot conventionele explosieven

Uit het bovengenoemde onderzoek blijkt dat het plangebied binnen een gebied met een hoog risicoprofiel valt. De planlocatie is derhalve verdacht voor het voorkomen van niet gesprongen explosieven in de ondergrond. Het laten uitvoeren van een onderzoek naar Niet Gesprongen Explosieven is daarom verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0024.png"

Uitsnede risicokaart NGE (Amersfoort in beeld)

Om deze reden is een Maatwerkadvies Niet Gesprongen Explosieven opgesteld door bureau REASeuro d.d. 4 december 2020 welke als Bijlage 21 is opgenomen bij deze toelichting. Bij dit maatwerkadvies is het voorlopig ontwerp van Sportpark Liendert als basis genomen.

De conclusie van dit advies luidt:

Op basis van de onderzochte gegevens, rapporten en naoorlogse grondroerende activiteiten concludeert REASeuro dat er mogelijk NGE aangetroffen kunnen worden bij het voorlopig ontwerp van de werkzaamheden in het werkgebied.

De werkzaamheden beperken zich in dit voorlopig ontwerp deels tot een diepte van 0,5 m-mv, deze laag is naar verwachting naoorlogs geroerd. Het is mogelijk dat kleinere NGE zoals 20 mm granaten uit boordwapens onopgemerkt zijn gebleven in naoorlogs geroerde bodem en dat deze gevonden worden bij de werkzaamheden van de opdrachtgever. De kans dat dit bij de werkzaamheden in dit gebied gebeurt, is echter dusdanig laag dat er sprake is van een acceptabel risico. Wel wordt geadviseerd het protocol 'spontaan aantreffen van NGE' te volgen bij de vondst van een projectiel (Dit protocol is opgenomen in Bijlage 2). Grotere NGE zouden zijn opgemerkt en worden niet meer verwacht in naoorlogs geroerde grond tot 0,5 m-mv.

Hetzelfde geld voor bestaande kabels en leidingsleuven. Tot de bodem van deze sleuven bestaat een verlaagde kans op het aantreffen van kabels en leidingen en kan gewerkt worden met het protocol 'spontaan aantreffen van NGE'.

Een deel van de werkzaamheden zal naar verwachting in ongeroerde grond dieper dan 0,5 m-mv gaan plaatsvinden. Hierbij zal in een NGE-verdachte laag gewerkt worden en bestaat er een kans op het aantreffen van NGE. Deze NGE-verdachte laag is zoals vastgesteld in het beleid van de gemeente Amersfoort aanwezig tot een diepte van 3 m-mv.

Bij werkzaamheden in de NGE-verdachte laag wordt opsporing door middel van detectie geadviseerd. Wanneer de diepte en de precieze locatie bekend zijn waar in de NGE-verdachte laag zal worden gewerkt, kan in overleg met de opdrachtgever en het opsporingsbedrijf worden vastgesteld welke detectiemethodes toereikend zijn om de bodem te onderzoeken.

In de planregels is Artikel 11 opgenomen en op de verbeelding is 'Veiligheidszone - munitie' opgenomen waarbij wordt aangegeven dat:

1. grondroerende werkzaamheden van maaiveld tot 0,5 m-mv zijn toegestaan, met inachtneming van het protocol 'spontaan aantreffen van NGE';

2. grondroerende werkzaamheden of bouwwerkzaamheden van 0,5m-mv tot 3m-mv alleen zijn toegestaan nadat door middel van onderzoek door een gecertificeerd opsporingsbedrijf is aangetoond dat de werkzaamheden zonder gevaar op Niet Gesprongen Explosieven kunnen worden uitgevoerd. Dit onderzoek moet ter kennisname aan de gemeente worden verzonden voor de start van de werkzaamheden.

Conclusie

Als aan het bovenstaande is voldaan zijn er geen belemmeringen vanuit dit aspect voor de uitvoering van het met dit bestemmingsplan beoogde plan.

5.6 Duurzaamheid

5.6.1 Inleiding

Voor deze ontwikkeling en dit bestemmingsplan is een duurzaamheidsvisie opgesteld. De tekst in deze paragraaf is afkomstig uit delen van deze visie. De volledige visie leest u in Bijlage 11 Duurzaamheidsvisie.

5.6.2 Duurzame stad algemeen

Amersfoort heeft een stip voor duurzaamheid op de horizon gezet. Amersfoort wil een stad worden zonder CO2 uitstoot en daarnaast wil zij afvalloos en klimaatbestendig zijn. Deze ambitie, van een Duurzame Stad, vraagt om een aanpak die alle betrokken partijen verbindt om in gezamenlijkheid deze ambities te realiseren. De gemeente Amersfoort heeft een duurzaamheidsprogramma dat duurzaamheid onderverdeeld in de elementen:

• Energie

• Circulariteit

• Klimaatbestendigheid (inclusief groen, natuur en biodiversiteit)

• Duurzame mobiliteit

De duurzame stad gaan we vormgeven in de bestaande en nieuwe stad. Nieuwe ontwikkelingen mogen geen negatieve invloed hebben op energie- en materiaalverbruik, biodiversiteit en leefbaarheid. De bestaande stad zal in een hoog tempo verduurzaamd moeten worden.

Hiervoor hebben we al diverse –landelijke en gemeentelijke- bouwstenen in de vorm van beleid, richtlijnen en leidraden. Voor Amersfoort is de Leidraad Duurzame Nieuwbouw het vertrekpunt voor verduurzaming van nieuwbouw. Deze Leidraad wordt steeds geactualiseerd en daarnaast komen er steeds nieuwe bouwstenen bij zoals het warmteplan, regionale energiestrategie en beleidsregels duurzaamheid. Aan de hand van de ervaringen bij gebiedsontwikkelingen gaat ook steeds meer duidelijk worden wat er allemaal mogelijk is en hoe een duurzame stad vormgegeven kan worden.

Per locatie worden keuzes gemaakt in het verduurzamen van de lokale warmtevoorziening, om zo te komen tot energie-neutrale of energieleverende gebiedsontwikkelingen.

5.6.3 Landelijk en gemeentelijk beleid
5.6.3.1 Energie: Aardgasloos en bijna energieneutraal

Om Europese afspraken omtrent het beperken van klimaatverandering te behalen moet ook de gemeente een stevige vermindering van CO2-uitstoot en forse beperking van energieverbruik gaan realiseren. Het landelijke beleid is om in 2050 een CO2 arme gebouwde omgeving te realiseren en geen aardgas meer te gebruiken. Belangrijk vertrekpunt is dat nieuwbouw (bijna) energieneutraal is. Vanaf 2021 moeten alle nieuwe gebouwen voldoen aan de landelijke BENG normen (Bijna-Energie-Neutraal-Gebouw).

De gemeente Amersfoort stuurt er op aan om eerder een CO2-neutrale gemeente te zijn. Amersfoort heeft daartoe in maart 2017 de Green Deal Aardgasvrije Wijken getekend en in mei 2017 is de motie van de raad aangenomen over 'Aardgasloze Nieuwbouw'. Het rijk zet ook stappen naar een 'aardgasloze', gebouwde omgeving. De wettelijke verplichting om nieuwbouw woningen aan te sluiten op het gasnet is vanaf juli 2018 vervallen.

Amersfoort zet in op een versnelde energie neutrale nieuwbouw. Dit betekent energieneutraliteit middels aanscherpte BENG-eisen conform NTA 8800

  • Energiebehoefte BENG-1: Verdere reductie van de energiebehoefte: 10% strenger dan wettelijk minimum voor woningbouw; % voor utiliteitsbouw is in onderzoek
  • Primair fossiel energiegebruik BENG 2 is kleiner of gelijk aan 0 kWh/m2
  • Aandeel hernieuwbaar energie BENG 3 is groter dan of gelijk aan 100% .
  • Indien het niet mogelijk is om benodigde energie op gebouwniveau op te wekken, dan wordt gekeken om dit binnen het plangebied te realiseren. Denk hierbij aan balanceren, uitwisselen en opslag van energie.

5.6.3.2 Bevorderen circulariteit

Nederland wil in 2050 een circulaire economie zijn en in 2030 voor 50%. In een circulaire economie worden grondstoffen zo hoogwaardig mogelijk hergebruikt en energie schoon opgewekt. Een circulaire economie omvat ook het behouden en vergroten van biodiversiteit en menselijk welzijn. In een circulaire economie staat behoud en versterken van onze belangrijkste economische bronnen centraal met als doel het creëren van een gezonde, vruchtbare en duurzame omgeving. Nu en later.

Inkopen en aanbesteden: In de nationale transitieagenda Circulaire Economie voor de bouw is afgesproken dat vanaf 2030 alle overheidsaanbestedingen circulair zijn. Amersfoort heeft op deze weg al een aantal stappen gezet, zie voor de volledige toelichting hierover de uitleg in de duurzaamheidsvisie.

Bouwen: Vanaf januari 2018 is een MPG (Milieu Prestatie Gebouwen) berekening voor woningen en kantoren verplicht. De MPG methodiek geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Het gaat hierbij om nieuwbouwwoningen en nieuwe kantoorgebouwen die groter zijn dan 100m².

De MPG is een belangrijke maatstaf voor de duurzaamheid van een gebouw. Hoe lager de MPG, hoe duurzamer het materiaalgebruik. Woningen en kantoren moeten voldoen op dit moment (2020) voldoen aan de grenswaarde van 1,0 €/m2/bvo per jaar. De MPG zal de komende jaren worden aangescherpt.

De gemeente Amersfoort heeft vanaf 16 juli 2020 de MPG-norm van 1,0 aangescherpt naar 0,9. Met de aanscherping van de MPG-norm wenst de gemeente een volgende stap te zetten in duurzaam en circulair bouwen. Voor elk woningbouwproject zal bepaald moeten worden welke keuzes in ontwerp, constructie en materiaal haalbaar zijn om te voldoen aan de aangescherpte MPG-norm.

5.6.3.3 Klimaatbestendigheid, groen en biodiversiteit

Klimaatadaptie betreft het anticiperen op extremere weersomstandigheden. Het klimaat verandert en het risico op extremer weer neemt toe. In het ontwerp van het gebied zal hier rekening mee gehouden moeten worden.

In de Richtlijn Klimaatbestendige bouw roept de gemeente Amersfoort initiatiefnemers van bouwprojecten op om zoveel mogelijk rekening te houden met de veranderingen in het klimaat. De richtlijnen in dit document worden gelijkgesteld met niveau 'basis' in het Ambitieweb Duurzaam GWW. De gemaakte keuzes op het thema Klimaat- bestendigheid moeten door de initiatiefnemer worden verantwoord. Het gaat om de klimaatthema's: wateroverlast (extreme neerslag), droogte, hitte, waterveiligheid en biodiversiteit.

Bij de verdere planvorming moet een onderbouwing worden aangeleverd van hoe invulling wordt gegeven aan deze richtlijnen.

Het Handboek Inrichting Openbare Ruimte van de gemeente Amersfoort is het uitgangspunt voor duurzame ontwikkelingen van de openbare ruimte.

5.6.3.4 Duurzame mobiliteit

Landelijk worden er eisen gesteld aan het aantal laadplaatsen voor auto's bij woongebouwen. Amersfoort heeft beleid om het fietsgebruik en deelmobiliteit te stimuleren.

5.6.4 Duurzaamheid in relatie tot het plangebied

Bij de ontwikkeling van het plangebied is hetgeen in Bijlage 11 Duurzaamheidsvisie en de vorige paragrafen is geschreven over duurzaamheid het uitgangspunt.

Opgave: De woningen, sportvelden, -accommodaties en openbare ruimte gaan bijdragen aan de gemeentelijke ambitie om de CO²-uitstoot te verlagen en om een afvalloze stad te worden.

Voor het hele gebied geldt onderstaande basis gebaseerd op convenanten, leidraden en beleid. Om een bijdrage aan de opgave te kunnen leveren worden deze bij de deelgebieden op onderdelen verder aangescherpt.

Energie:

  • Aardgasloos;
  • BENG-eisen minimaal conform NTA 8800.

Circulariteit:

  • MPG voor de woningen minimaal 0,9 (of de op dat moment geldende landelijke / gemeentelijke eis indien deze strenger is).

Klimaat:

  • Klimaatbestendigheid wordt vormgegeven volgens de richtlijnen Klimaatbestendige bouw.

Mobiliteit:

  • Landelijke eisen zijn van toepassing voor het aantal laadpalen.

De hierboven aangegeven uitgangspunten zijn per planonderdeel (appartementen, grondgebonden woningen ontwikkelaar, grondgebonden woningen particulier opdrachtgeverschap, sportpark met nieuw clubgebouw en openbare ruimte) verder uitgewerkt in de Duurzaamheidsvisie.

In de overeenkomst van de gemeente met De Alliantie zijn voor de ontwikkeling van het appartementengebouw ambities voor energieneutraal en circulair opgenomen: minimaal BENG en onderzoeken of voor dit plan een energieneutraal of zelfs energieleverend concept kan worden ontwikkeld. Partijen onderzoeken gezamenlijk de mogelijkheden voor circulariteit bij de realisatie van de woningen en de openbare ruimte binnen het project.

Voor de ontwikkeling van vier van de grondgebonden woningen geldt nog dat deze kavels zijn voorbehouden aan bouwen met een experimentele bouwmethode. Uitgangspunt is dat hier vier Polystyreen-woningen worden gerealiseerd, waarbij aanzienlijk minder beton wordt gebruikt dan bij reguliere bouw. Hierdoor zal tijdens de bouw/productie van de woningen minder CO2-uitstoot plaatsvinden.

Voor zover de ambities strenger zijn dan landelijk is aangegeven, zijn deze in de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar opgenomen.

5.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Vanuit het externe veiligheidsbeleid worden veiligheidsnormen gesteld voor risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen ten opzichte van:

  • kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen en scholen);
  • beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld winkels of bedrijfsgebouwen).
5.7.1 Externe veiligheid in relatie tot het plangebied

Door RUD Utrecht is advies uitgebracht over de externe veiligheid, zieBijlage 13 Externe veiligheid. Onderstaande tekst is afkomstig uit dit advies.

Inleiding

Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico’s voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden bij ruimtelijke besluiten, de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. Daartoe moeten in de eerste plaats risicobronnen geïnventariseerd worden. Vervolgens wordt een toets uitgevoerd aan de betreffende wet- en regelgeving.

Inventarisatie plangebied

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Uit deze inventarisatie blijkt dat alleen transport van gevaarlijke stoffen over het spoor naar Zwolle (en Deventer) , gelegen op een afstand van circa 50 meter, relevant is voor het plangebied. Het invloedsgebied van dit transport wordt bepaald door gevaarlijke (giftige) stoffen en ligt tot 4 kilometer van het spoor.

Wettelijk kader

De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt; voor transport over weg, spoor en water). Het Bevt geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. In het Bevt staan twee soorten risico's beschreven waarop normen en richtlijnen van toepassing zijn. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Naast risiconormeringen kent het Bevt het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6/jaar) voor nieuwe situaties als acceptabel.

Het groepsrisico (GR) geeft de kans aan op het overlijden van een groep mensen als gevolg van een calamiteit. Het Bevt verplicht ertoe dat bij omgevingsvergunningen, waarbij wordt afgeweken van de bestemming, het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen.

Vervoer gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Het risico bij transportassen wordt veroorzaakt door de mogelijkheid van beschadiging van een transportmiddel als gevolg van een ongeval, bijvoorbeeld een aanvaring. Hierdoor kan een deel of de gehele lading vrijkomen. De meest relevante stoffen zijn vloeibare gassen (b.v. LPG), brandbare vloeistoffen (b.v. benzine) en giftige stoffen.

Bij een ongeval met vloeibaar gas kan dat gas vrijkomen en ontbranden met mogelijk brand of ontploffing tot gevolg. Een ongeval met brandbare vloeistof zal leiden tot een grote brand met veel hittestraling. Een ongeval met giftige stoffen zal vaak leiden tot de vorming van een giftige gaswolk.

Basisnet

Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen ontwikkeld. Het Basisnet geeft zekerheid over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. Voor de bepaling van de risico's ten behoeve van dit plan is gerekend met de Basisnet uitgangspunten

uit de Regeling basisnet. De getoetste normen hebben betrekking op het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Toetsing

Ter hoogte van het plangebied geldt dat de plaatsgebonden risicocontour niet tot buiten de buitenste spoorstaven komt, de beoogde bebouwing ligt hier buiten. Het plaatsgebonden risico legt hiermee geen beperkingen op voor de realisatie van de plannen. Ter hoogte van het plangebied geldt een plasbrandaandachtsgebied (Pag). Deze Pag-zone valt niet tot over de bebouwing. Voor het appartementencomplex gelden daarom geen aanvullende eisen met betrekking tot brandveiligheid en het Pag.

Indicatieve berekeningen laten zien dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied ruim onder de oriëntatiewaarde ligt (ca. 20% ten opzichte van de oriëntatiewaarde). De realisatie van de plannen laten slechts een zeer geringe (minder dan 10%) toename zien van het groepsrisico, er kan daarom worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

De beperkte verantwoording van het groepsrisico gaat in op:

  • 1. De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op een transportroute.
  • 2. De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp voordoet.

De locatie is goed bereikbaar vanaf de posten aan de Kleine Koppel en de Brand. Vanaf de Ringweg Kruiskamp is de locatie alleen te bereiken via de Parelhoenstraat. Bij westelijke wind zal bij een incident met schadelijke of gevaarlijke stoffen inzet worden bemoeilijkt. In de omgeving van het plangebied is voldoende bluswater aanwezig, mede door de het Valleikanaal.

Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in voldoende mate aanwezig. Over het algemeen zullen aanwezige personen in de gebouwen voldoende mobiel zijn om de locatie te ontvluchten. In geval er bij een incident schadelijke of giftige stoffen vrijkomen is het belangrijk dat mechanische ventilatie kan worden gesloten. De bediening hiervan dient in geval van een incident goed bereikbaar te zijn, zodat in (delen van) het gebouw kan worden geschuild. Dit is als voorwaarde opgenomen in de planregels.

Conclusie

Het risico van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor legt geen beperkingen op voor de plannen, ook gelden er geen aanvullende eisen met betrekking tot brandveiligheid in relatie tot gevaarlijke stoffen.

Het groepsrisico ter hoogte van het plangebied ligt zowel in de huidige situatie als na realisatie van de plannen onder de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. De locatie is door de brandweer relatief snel te bereiken.

Geadviseerd wordt om te onderzoeken of de locatie ook bij ongunstige wind door de brandweer kan worden bereikt.

De bovenstaande adviezen zijn opgevolgd. Het plan is in het kader van het wettelijk vooroverleg aan de Veiligheidsregio Utrecht voorgelegd (advies 1 en 2) met de vraag hierover nader te adviseren. De uitkomst hiervan wordt meegenomen in de verdere besluitvorming en eventueel in bovenstaande paragraaf.

5.8 Geluid

5.8.1 Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheid- en zorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.

Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:

  • het bestemmen van gronden voor nieuwe of gewijzigde geluidgevoelige objecten nabij (spoor-) wegen en industrieterreinen;
  • het bestemmen van gronden voor de realisatie of wijziging van (spoor-) wegen (met uitzondering van rijksinfrastructuur, zie § 5.8.2) en industrieterreinen;
  • het wijzigen van zonegrenzen van industrieterreinen.

De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.

5.8.2 Swung 1

Per 1 juli 2012 is Swung 1 in werking getreden. Het gaat om een wijziging van de Wet milieubeheer die onder andere heeft geresulteerd in de invoering van geluidsproductieplafonds voor rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen). Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidsproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs rijkswegen en spoorwegen. De ligging van de referentiepunten, de grenswaarden en de bijbehorende gegevens zijn opgenomen in een openbaar, elektronisch toegankelijk geluidsregister. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dat jaarlijks aantonen. 

De nieuwe regels zijn, wat de rijksinfrastructuur betreft, in plaats gekomen van de regels in de Wet geluidhinder omtrent de aanleg en reconstructie van een weg en de aanleg of wijziging van een spoorweg. Bij bouwen langs rijkswegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder gelden, maar moet bij de berekening van de geluidsbelasting gebruik gemaakt worden van de brongegevens uit het register. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing. 

5.8.3 Verkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie onderstaande tabel).

Tabel: zones langs wegen

  aantal rijstroken   zonebreedte (meter)  
stedelijk gebied   1 of 2   200  
  3 of meer   350  
buitenstedelijk gebied   1 of 2   250  
  3 of 4   400  
  5 of meer   600  

In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

5.8.4 Geluidsnota gemeente Amersfoort

De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota Amersfoort Wet geluidhinder, vastgesteld op 29 september 2015). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.

5.8.5 Geluid in relatie tot het plangebied

De geluidsbelasting van het sport- en stemgeluid van de sportverenigingen op de bestaande en nieuwe woningen is onderzocht. De conclusie uit dit onderzoek en de te nemen maatregelen zijn opgenomen in paragraaf 5.2 Bedrijven- en milieuzonering.

Voor de te bouwen grondgebonden woningen en appartementen in het plangebied is akoestisch onderzoek uitgevoerd door BK Bouw- en milieuadvies. Het ene onderzoek richt zich op de appartementen, het andere onderzoek op de grondgebonden woningen. In deze onderzoeken is gekeken naar zowel het geluid als gevolg van het wegverkeer als het geluid veroorzaakt door het railverkeer.

5.8.5.1 Geluid weg- en railverkeer appartementengebouw

Het onderzoek naar het weg- en railverkeerslawaai op het appartementengebouw is uitgevoerd in opdracht van De Alliantie Ontwikkeling door BK Bouw- en milieuadvies, projectnummer 204597 d.d. 3 december 2020, Bijlage 16 Akoestisch onderzoek grondgebonden woningen

Wegverkeer

De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Liendertseweg bedraagt ten hoogste 42 dB Lden (inclusief aftrek). De geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden.

De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Ringweg Kruiskamp bedraagt ten hoogste 56 dB Lden (inclusief aftrek). De geluidbelasting voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. Aan de maximaal toelaatbare waarde van 63 dB Lden wordt voldaan.

De Korhoenstraat en de Parelhoenstraat zijn 30 km/uur wegen. Deze wegen zijn niet gezoneerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting ten gevolge van deze wegen bepaald.

  • De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Korhoenstraat bedraagt ten hoogste 20 dB Lden (inclusief aftrek).
  • De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Parelhoenstraat bedraagt ten hoogste 34 dB Lden (inclusief aftrek).

Voor het berekenen van de cumulatieve geluidbelasting is voor het wegverkeer uitgegaan van de geluidbelasting zonder aftrek op grond van artikel 110g Wgh.

Railverkeer

De berekende geluidbelasting ten gevolge van het railverkeer bedraagt ten hoogste 71 dB Lden. De geluidbelasting voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB Lden en aan de maximaal toelaatbare waarde van 68 dB Lden.

Hogere waarde

Ten gevolge van de Ringweg Kruiskamp wordt ter plaatse van het nieuwbouwplan de voorkeursgrenswaarde overschreden. Ten gevolge van het railverkeer wordt ter plaatse van de planlocatie op één geveldeel de maximale toelaatbare waarde overschreden. Deze gevel zal als “doof” moeten worden uitgevoerd. Daarnaast wordt ter plaatse van twee geveldelen de voorkeursgrenswaarde overschreden.

Maatregelen in de vorm van “stiller” asfalt, raildempers, snelheidsverlaging en/of geluidschermen stuiten op bezwaren van financiële, verkeerskundige en/of stedenbouwkundige aard. Bron- en overdrachtsmaatregelen worden daarom niet doelmatig geacht. Daarnaast beschikt elke woning over tenminste één geluidluwe zijde. Op basis hiervan wordt invulling gegeven aan het geluidbeleid van de gemeente en zal naar verwachting het (rail)wegverkeerslawaai geen belemmering vormen met betrekking tot de realisatie van de appartementen.

Door de gemeente zullen hogere waarden moeten worden verleend voor het weg- en railverkeersgeluid.

In het onderzoek is uitgegaan van een aan de buitenzijde van de galerij aanwezige glazen geluidscherm aan de noordoostgevel en noordwestgevel van het appartementengebouw tot aan de bovenzijde van de bovenste verdieping.

In het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dient bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels en het binnenniveau van de woningen voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit en de Wet geluidhinder. Dit kan door middel van een onderzoek naar de geluidwering van de gevels. Dit onderzoek wordt bij de aanvraag om omgevingsvergunning ingediend en getoetst. Als uitgangspunt geldt hiervoor de gecumuleerde geluidbelasting van het weg- en railverkeer. De gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van het weg- en railverkeer (Lcum) ter plaatse van het planlocatie bedraagt ten hoogste 67 dB.

Borstwering

Zoals hierboven is vermeld is in het onderzoek is al uitgegaan van een aan de buitenzijde van de galerij aanwezige glazen geluidscherm aan de noordoostgevel en noordwestgevel tot aan de bovenzijde van de bovenste verdieping.

Aanvullend is onderzoek uitgevoerd waarbij dit geluidscherm is vervangen door een borstwering van 1,6 meter hoog. Omdat ter plaatse van de locatie de belasting door het railverkeerslawaai maatgevend is, is de geluidbelasting van deze bron voor deze variant nader beschouwd.

Uit de berekende geluidbelastingen blijkt dat wanneer het glazen geluidsscherm vervangen wordt door een borstwering van 1,6 meter hoog, ter plaatse van de betreffende gevels de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Aan de maximaal toelaatbare waarde wordt wel voldaan. Wanneer gekozen wordt voor een borstwering in plaats van een glazen geluidsscherm zal de gemeente voor deze woningen ook een hogere waarden moeten verlenen in verband met het railverkeer. Opgemerkt moet worden dat bij een borstwering van 1,6 meter enkele woningen geen geluidluwe zijde hebben. Wanneer (plaatselijk) een borstwering wordt gerealiseerd van 2,5 meter hoog heeft iedere woning wel een geluidluwe zijde.

5.8.5.2 Geluid weg- en railverkeer grondgebonden woningen

Wegverkeer

De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Liendertseweg bedraagt ten hoogste 34 dB Lden (inclusief aftrek). De geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden.

De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Ringweg Kruiskamp bedraagt ten hoogste 48 dB Lden (inclusief aftrek). De geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden.

De Korhoenstraat en de Parelhoenstraat zijn 30 km/uur wegen. Deze wegen zijn niet gezoneerd. In het kader van goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting ten gevolge van deze wegen bepaald.

  • De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Korhoenstraat bedraagt ten hoogste 41 dB Lden (inclusief aftrek).
  • De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Parelhoenstraat bedraagt ten hoogste 49 dB Lden (inclusief aftrek).

Railverkeer

De berekende geluidbelasting ten gevolge van het railverkeer bedraagt ten hoogste 65 dB Lden. De geluidbelasting voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB Lden en aan de maximaal toelaatbare waarde van 68 dB Lden.

Hogere waarde

Ter plaatse van de grondgebonden woningen wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Maatregelen in de vorm van raildempers, aanvullende geluidschermen en/of een hoger geluidscherm stuiten op bezwaren van financiële en/of stedenbouwkundige aard. Elke woning beschikt over minimaal één geveldeel die voldoet aan de eis voorkeursgrenswaarde + 5 dB. Op basis hiervan wordt invulling gegeven aan het geluidbeleid van de gemeente en zal naar verwachting railverkeerslawaai geen belemmering vormen met betrekking tot de realisatie van de woningen.

Door Gemeente Amersfoort zullen hogere waarden moeten worden verleend in verband met de geluidbelastingen ten gevolge van het railverkeer. Aan de eisen voor het verlenen van een hogere waarde wordt voldaan.

In het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dient bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels en het binnenniveau van de woningen voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit en de Wet geluidhinder. Dit kan door middel van een onderzoek naar de geluidwering van de gevels. Dit onderzoek wordt bij de aanvraag om omgevingsvergunning ingediend en getoetst. Als uitgangspunt geldt hiervoor de gecumuleerde geluidbelasting van het weg- en railverkeer. De gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van het (spoor)wegverkeer (Lcum) ter plaatse van het planlocatie bedraagt ten hoogste 60 dB.

5.8.6 Hogere waardenbesluit

Met een hogere waarde procedure kan het bevoegd gezag een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) toestaan dan de voorkeursgrenswaarde. Deze verhoging is mogelijk tot een maximaal toelaatbare waarde.

Artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet maakt het mogelijk om een hogere waarde rechtstreeks op te nemen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Normaal gesproken is dient er een afzonderlijk besluit te worden genomen, waarvoor een afzonderlijke procedure wordt gevolgd die gelijk oploopt met de procedure van het ontwerpbestemmingsplan. De hogere waarde wordt dan uiteindelijk door het college van B&W vastgesteld.

De Crisis- en herstelwet biedt de mogelijkheid om de benodigde hogere waarde op te nemen in de regels van het bestemmingsplan en daarmee te laten vaststellen door de raad. In de fase van het ontwerpbestemmingsplan kunnen zienswijzen worden ingediend. Door het besluit onderdeel te laten zijn van het bestemmingsplan is geen afzonderlijk besluit van het college nodig en ontstaat een overzichtelijke situatie.

Het besluit hogere waarden (met de bijbehorende voorschriften) maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan (Artikel 15 van de regels).

 

5.9 Luchtkwaliteit

5.9.1 Wettelijk kader

In de 'Wet luchtkwaliteit' (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) staan luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht. Een voorgenomen ontwikkeling is onder andere inpasbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit als de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project. Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.

Het Besluit gevoelige bestemmingen is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.

5.9.2 Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied

Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet van toepassing. De herontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering om de bestemming wonen op te nemen in voorliggend bestemmingsplan. Overigens wordt in de omgeving van het plan ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof.

5.10 M.e.r.-beoordeling

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).


Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde die in onderdeel D is opgenomen, wordt overschreden.

Wijziging Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)

Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Deze wijziging impliceert dat vanaf die datum een toets uitgevoerd moet worden of belangrijke nadelige milieugevolgen in verband met een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. (milieueffectrapportage)-beoordeling gehanteerd.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarde blijven (en daarmee dus niet m.e.r.-plichtig zijn). De ontwikkeling van het appartementengebouw en de grondgebonden woningen en het verplaatsen van de sportverenigingen valt onder de categorie D11.2 stadsontwikkelingsproject. De drempel die gegeven wordt is een aantal van 2000 woningen of meer. Voorliggend plan betreft de bouw van 126 woningen en valt ruim onder deze drempel en is derhalve niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0025.png"  

Het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders) beslist of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten of dat een m.e.r. moet worden opgesteld. Omdat er bij voorliggend plan geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht wordt een vormvrije m.e.r.-beoordeling toegepast. Het belang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling is dat al in een vroeg stadium wordt beoordeeld of het plan of de beoogde activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen heeft.

Vormvrije m.e.r.

In de vormvrije m.e.r. dient het navolgende te worden beschreven: (1) de kenmerken van het project; (2) de plaats van het project en (3) de kenmerken van het potentiële effecten van het project.


Conclusie

Hoewel er geen wettelijke verplichting is tot het doorlopen van de uitgebreide m.e.r.- procedure, geeft de Wet milieubeheer aan dat voor de geplande activiteiten wel een vormvrije m.e.r. beoordelingsplicht van toepassing is. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van een m.e.r. aanmeldnotitie. Het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders) beslist aan de hand van de m.e.r. aanmeldnotitie of het project belangrijke nadelige milieugevolgen heeft die alsnog aanleiding kunnen geven tot het doorlopen van een uitgebreide m.e.r. procedure.

De milieugevolgen zijn gelet op de beschreven concrete impact in hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten niet zodanig nadelig dat er een uitgebreidere m.e.r.-beoordeling is vereist.

Ten behoeve van de vormvrije m.e.r. beoordeling is voor dit bestemmingsplan een m.e.r. aanmeldnotitie opgesteld, zie Bijlage 1 Aanmeldnotitie MER. Deze notitie sluit aan op de in dit hoofdstuk beschreven onderzoeksresultaten. Er zijn geen essentiële milieueffecten die door middel van een milieueffectrapport nader onderzocht moeten worden.

5.11 Trillingen

In verband met de ligging van de bouwlocatie op korte afstand van de spoorlijn Amersfoort-Deventer is een trillingsonderzoek verricht, waaruit moet blijken of er maatregelen nodig zijn om die trillingen te beperken. De voelbaarheid van trillingen is ter plaatse van het nieuw te bouwen appartementencomplex en eengezinswoningen van belang. Deze locaties zijn gevoelig voor trillingen omdat mensen hier voor een langere periode verblijven. Dat onderzoek is uitgevoerd en terug te vinden in Bijlage 14 Onderzoek spoortrillingen. De conclusie uit het onderzoek is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0026.png"

Afbeelding afkomstig uit onderzoek spoortrilling BK-bouw (bijlage14 )

Appartementengebouw:

Het nieuw te bouwen appartementengebouw bevindt zich voor een deel binnen de contour waar trillingen kunnen optreden tussen 0,1 en 0,2 mm/s. Bij het ontwerp en de bouw van het appartementengebouw in deze zone dient rekening te worden gehouden met de trillingsbelasting op de fundering van het pand.

Uit de risico- en kansenanalyse kan worden geconcludeerd dat de trillingsbelasting op het woongebouw voldoende laag is en dat het bestemmingsplan uitvoerbaar en haalbaar is. Metingen ter plaatse zijn niet meegenomen in het onderzoek. Deze metingen zijn wel wenselijk om met zekerheid te kunnen concluderen dat voldaan wordt aan de SBR-richtlijn. Hiertoe is in artikel 9.3.1 van de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Sportvelden, sportkantine/clubgebouwen

Een deel van het sportpark bevindt zich binnen de contour waar trillingen tot 0,4 mm/s kunnen voorkomen. In dit deel vinden alleen buitenactiviteiten plaats en is geen bebouwing aanwezig. Deze trillingen zijn voelbaar voor personen, gezien de lage trillingssnelheid is de kans op hinder klein.

Uit de risico- en kansenanalyse kan worden geconcludeerd dat de trillingsbelasting op de gebouwen voldoende laag is en dat het bestemmingsplan uitvoerbaar en haalbaar is. Metingen ter plaatse zijn niet meegenomen in het onderzoek. Deze metingen zijn wel wenselijk om met zekerheid te kunnen concluderen dat voldaan wordt aan de SBR-richtlijn. Hiertoe is in artikel 5.3.2 van de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Eengezinswoningen

De eengezinswoningen bevinden zich buiten het aandachtsgebied (>100 meter vanaf het spoor). De trillingsbelasting ten gevolge van spoortrillingen ter plaatse van deze woningen is kleiner dan 0,1 mm/s en derhalve niet voelbaar.

Ter plaatse van deze woningen dient rekening te worden gehouden met overige bronnen van trillingen zoals wegverkeer. Gezien de wegindeling en de indeling van de wijk is de verwachting dat (zwaar) vrachtverkeer incidenteel voorkomt nabij de nieuw te bouwen woningen.

Conclusie

Uit de risico- en kansenanalyse kan worden geconcludeerd dat de trillingsbelasting op de gebouwen voldoende laag is en dat het bestemmingsplan uitvoerbaar en haalbaar is. Metingen ter plaatse zijn niet meegenomen in het onderzoek. Deze metingen zijn echter wel wenselijk om met zekerheid te kunnen concluderen dat voldaan wordt aan de SBR-richtlijn. Deze aanbeveling is als voorwaardelijke verplichting in de betreffende planregels artikel 5.3.2 en artikel 9.3.1 opgenomen

Ter plaatse van de sportvelden is sprake van voelbare trillingen. Gezien de maximale trillingsniveaus is de kans op hinder, gezien het gebruik van de locatie en eventueel sporttechnische lagen die worden aangebracht onder de velden, minimaal/ verwaarloosbaar.

Gezien de te verwachten lage trillingsbelasting in de bodem ter plaatse van de geplande nieuwbouw is de kans op schade verwaarloosbaar. Het type fundering en opbouw is niet gevoelig voor trillingen en de kans op schade door spoortrillingen om deze redenen <1%.

5.12 Water

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de zogenaamde watertoets uitgevoerd worden. Hierbij moeten de initiatiefnemer en de waterbeheerder overleg voeren over de wateraspecten die verband houden met de voorgenomen ontwikkeling. Naast de watertoets spelen de volgende beleidslijnen een rol.

5.12.1 Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

5.12.2 Nationaal Waterplan (2016-2021)

Het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

5.12.3 Bodem- Water en Milieuplan 2016-2021

Het beleidsterrein bodem, water en milieu is de laatste jaren sterk in ontwikkeling geweest. De wetgeving voor bodem, water en milieu is aan verandering onderhevig, internationaal zijn er regels en afspraken bij gekomen en nationaal zijn wetten samengevoegd en vereenvoudigd. Bovendien zijn bevoegdheden tussen overheden verschoven.

Het veranderingsproces dat zich voltrekt, levert een vernieuwde provinciale beleidsinsteek op. Deze is veel meer dan voorheen gericht op het voorkomen van problemen en vooral op het verbeteren van de Utrechtse leefkwaliteit. De gebiedsgerichte aanpak staat hierbij centraal. In dit kader is het 'Bodem- Water en Milieuplan 2016-2021' opgesteld. Hierin richt de provincie zich op het behoud en verder verbeteren van het aantrekkelijke woon-, werk- en leefklimaat in de provincie. Voor bodem, water en milieu betekent dit dat er gestreefd wordt naar:

  • een robuust bodem- en watersysteem. Dit houdt in dat onder normale omstandigheden alle functies goed uitgevoerd kunnen worden en dat extreme situaties goed opgevangen kunnen worden;
  • bodem-, water- en milieukwaliteiten die passend zijn voor de functie van een gebied;
  • een duurzaam gebruik van de fysieke leefomgeving, zodat de mogelijkheden die het natuurlijk systeem ons biedt ook in de toekomst gebruikt kunnen worden;
  • een gezonde leefomgeving, die een positieve bijdrage levert aan de economische en maatschappelijke ontwikkelingen in de regio.


De rol van stedelijke gebieden wordt steeds belangrijker. In stedelijke gebieden wonen, werken en recreëren mensen relatief dicht op elkaar waardoor ogenschijnlijk kleine ontwikkelingen relatief veel effect op de fysieke leefomgeving (kunnen) hebben. Om te komen tot een duurzaam gebruik van het bodem- en watersysteem is het vinden van een balans, tussen de groei van het gebruik enerzijds en de bescherming van de leefkwaliteit anderzijds, noodzakelijk. Ook het inspelen op de gevolgen van de klimaatverandering wordt een steeds belangrijkere factor bij de inrichting van gebieden. Zowel in het landelijk als het stedelijk gebied neemt de urgentie toe van het treffen van voorzieningen om wateroverlast door hoge neerslagintensiteiten te voorkomen, overstromingsrobuust te bouwen en het vasthouden van water om droogteperioden te overbruggen.

Ten aanzien van grondwater is de doelstelling dat de grondwatervoorraad mag benut worden, zonder dat deze wezenlijk wordt aangetast of andere belangen worden geschaad. Het stand stillbeginsel - het op peil houden van de huidige hoeveelheid en kwaliteit van het grondwater - is de minimale ambitie voor het beleid. Het kan echter nodig zijn om lokaal de grondwaterkwantiteit of - kwaliteit te verbeteren (step forward), bijvoorbeeld omdat er anders negatieve effecten optreden op natuur die van grondwater afhankelijk is.

5.12.4 Waterbeheerprogramma 2016-2021 Waterschap Vallei en Veluwe

In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 geeft Waterschap Vallei & Veluwe inzicht in de doelen en maatregelen die het waterschap in deze periode van 6 jaar gaat bereiken. De maatregelen zijn hierin op hoofdlijnen beschreven. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

5.12.5 Waterplan gemeente Amersfoort 2005-2015

Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Eem en Hydron Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater.

Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.

5.12.6 Gemeentelijk rioleringsplan 2012-2021

In respectievelijk 2010 en 2009 werden de 'Wet gemeentelijke watertaken' en de Waterwet van kracht. Met deze wetten zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:

  • Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater (Wet milieubeheer, artikel 10.33);
  • Inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt (Waterwet, artikel 3.5);
  • Treffen van doelmatige maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater (Waterwet, artikel 3.6);


De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken zijn vastgelegd in het gemeentelijke rioleringsplan 2012-2021.

5.12.7 Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

5.12.8 Water in relatie tot het plangebied

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is een watertoets uitgevoerd. Voor de inhoud en conclusies van deze toets wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van Bijlage 12 Waterparagraaf en Watertoets . Met de initiatiefnemer worden nadere afspraken gemaakt over de benodigde maatregelen voor een goede waterhuishouding van het plangebied.

5.12.9 Reactie Waterschap Vallei en Veluwe

Over de waterparagraaf/watertoets is overlegd met het Waterschap. De enige opmerking is dat er te zijner tijd voor de overloop naar het Valleikanaal een vergunning nodig zal zijn, omdat het plangebied met deze overloop het water direct loost op het Valleikanaal.

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan het Waterschap.

Hoofdstuk 6 Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte - Omgevingswet

Dit bestemmingplan is een zogenaamd 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'.
Op 27 juni 2017 is de 15e tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Bu Chw) in werking getreden. Daarin is onder meer aan Amersfoort de mogelijkheid geboden om te experimenteren met bestemmingsplannen met een bredere reikwijdte. Daarmee krijgt zo'n bestemmingsplan in feite (gedeeltelijk) het karakter van een omgevingsplan en wordt vooruit gelopen op, en ervaring opgedaan met, de nieuwe Omgevingswet.

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt mogelijkheden om af te wijken van bestaande wet- en regelgeving en meer zaken te regelen dan onder de reguliere wetgeving mogelijk is. Die reguliere wetgeving wordt beperkt tot het criterium 'goede ruimtelijke ordening'. Dit betekent dat in traditionele bestemmingsplannen alleen regels met een ruimtelijke relevantie kunnen worden opgenomen. Het Bu Chw en de nieuwe Omgevingswet hebben een ruimere doelstelling. Binnen die doelstelling van 'het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit' kunnen in het experiment van de Crisis- en herstelwet nu ook regels voor bijvoorbeeld duurzaamheid, veiligheid, gezondheid, beeldkwaliteit en uitvoerbaarheid worden opgenomen in het bestemmingsplan. Ook kunnen lokale verordeningen over de fysieke leefomgeving in het bestemmingsplan worden geïntegreerd en is het bijvoorbeeld mogelijk om een hogere waarden besluit als bedoeld in de Wet geluidhinder op te nemen in het bestemmingsplan.

Om duidelijk aan te geven dat dit bestemmingsplan een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is, wordt niet gesproken over het bestemmingsplan Sport- en woongebied Liendert-West, maar over het Chw bestemmingsplan Sport- en woongebied Liendert-West.

Artikel 7c in samenhang met artikel 7g biedt voor Amersfoort een aantal mogelijkheden om af te wijken van de wettelijke regels. Deze mogelijkheden staan in onderstaande tabel (uit: Inspiratiegids bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu). In de tabel is aangegeven welke mogelijkheden uit het experiment worden gebruikt in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00202-0201_0027.png"

Tabel uit 'Inspiratiegids bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte' opgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, juni 2017

In dit Chw-bestemmingsplan zijn beeldkwaliteitseisen opgenomen, deze gelden aanvullend op de toetsingscriteria uit de welstandsnota. Ook is in de regels van het bestemmingsplan een hogere waardebesluit voor het geluid opgenomen en voorwaardelijke verplichtingen ten aanzien van de gevelwering.

Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving

7.1 Inleiding

Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemmingsplan geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.

7.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.

7.2.1 Regels

De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald.
  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Elk artikel kent de volgende opzet: eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw-en/of gebruiksregels.
  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het gehele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent.

Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.

7.2.1.1 Groen

De bestemming groen wordt opgenomen omdat de gronden met deze bestemming een groen karakter moeten houden. Ze zijn bestemd voor onder andere groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen (wadi), speelvoorzieningen en voet- en fietspaden alsmede in- en uitritten. Er wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Er mogen enkel nutsvoorzieningen worden gerealiseerd en andere bouwwerken zoals speeltoestellen, palen, masten en verlichtingselementen.

Binnen deze bestemming is tussen de bestaande woningen aan de Parelhoenstraat en het speelbos de aanduiding 'houtwal' opgenomen. Hier wordt een groene buffer aangelegd met dichte begroeiing en een hekwerk als groene bufferzone tussen het speelbos en de achtertuinen van de woningen aan de Parelhoenstraat. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om zonder vergunning bomen of opgaande beplanting te verwijderen, anders dan werken en/of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud.

7.2.1.2 Verkeer - verblijfsgebied

De wegen, parkeerplaatsen en fietspaden binnen het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer- verblijfsgebied'. Binnen deze bestemmingen zijn woonerven, woonstraten en pleinen toegestaan en ook voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, bermen en groenvoorzieningen en waterpartijen.

Bouwwerken zijn niet toegestaan met uitzondering van nutsvoorzieningen, die tot een bepaalde omvang vergunningvrij zijn, en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen.

7.2.1.3 Wonen

Voor grondgebonden aaneengebouwde woningen is de bestemming Wonen-1 opgenomen, voor grondgebonden twee-onder-één-kap woningen geldt de bestemming Wonen-2 en voor gestapelde woningen de bestemming Wonen-4. Deze bestemmingen worden in heel Amersfoort gegeven aan de grondgebonden en gestapelde woningen. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Buiten de bouwvlakken zijn alleen bijbehorende bouwwerken toegelaten. Voor de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, is aansluiting gezocht met de regeling voor vergunningsvrij bouwen.

In de bestemming is ook opgenomen dat minimaal 50% van de 120 appartementen gerealiseerd en in stand gehouden moeten worden als sociale huurwoningen en de andere helft voor middenhuur woningen. In Amersfoort is de vraag naar dit type appartementen erg groot. Ook is in de bestemming een regeling opgenomen voor beroepen en bedrijven aan huis. Deze regeling biedt de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een beroep- of bedrijf aan huis uit te oefenen.

In deze bestemmingen zijn ook specifieke bouw- en gebruiksregels opgenomen. Deze regels richten zich onder andere op de realisatie van geluidwerende voorzieningen in verband met het sport- en stemgeluid en het rail- en wegverkeer.

7.2.1.4 Sport

Hier zijn de gronden bestemd voor sportgerelateerde activiteiten en ondergeschikte horeca-3. Er is tevens een aanduiding 'geluidsscherm' opgenomen, voor het realiseren van een geluidsscherm om hinder naar omliggende woningen te verminderen. Op de verbeelding zijn de bouwvlakken opgenomen en is de hoogte aangegeven. Buiten het bouwvlak is een gecombineerde nuts- en rolcontainervoorziening toegestaan, welke is voorzien nabij de entree van het sportpark. Tevens zijn aanvullende regels opgenomen voor hekwerken, lichtmasten en ballenvangers.

In deze bestemmingen zijn ook specifieke bouw- en gebruiksregels opgenomen. Deze regels richten zich onder andere op de realisatie en instanhouding van geluidwerende voorzieningen in verband met het sport- en stemgeluid en trillingen van het railverkeer.

Op grond van artikel 5.5 kunnen zo nodig nadere eisen worden gesteld aan de sportverlichting.

7.2.1.5 Waarde-archeologie

Het plangebied ligt in een zone met een middelhoge archeologische verwachting. In het bestemmingsplan geldt hiervoor de dubbelbestemming Waarde - archeologie categorie 3. In geval van ontwikkelingen van terreinen groter dan 500m² met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld dient voorafgaand aan bodemingrepen een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

7.2.1.6 Algemene regels

In Hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen.

Artikel 11 is algemene aanduiding en op de verbeelding is 'Veiligheidszone - munitie'. hier is vastgelegd dat grondroerende werkzaamheden uitsluitend zijn toegestaan als door middel van een onderzoek door een gecertificeerd opsporingsbedrijf is aangetoond dat de werkzaamheden zonder gevaar op Niet Gesprongen Explosieven kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 12 en 13 bevatten algemene bouw- en afwijkingsregels.

Artikel 15 omvat regels ten aanzien van de hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder en aanvullende voorwaarden die voortvloeien uit het akoestische onderzoek, zoals bijvoorbeeld de geluidwering van de gevels en het toepassen van dove gevels op bepaalde plekken.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Inleiding

Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen voor gronden waarop een aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een aangewezen bouwplan moet worden verstaan. Hieruit blijkt dat de bouw van 126 woningen en het verplaatsen van sportverenigingen een aangewezen bouwplan is. Er kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan, als de kosten ‘anderszins verzekerd’ zijn. Als bijvoorbeeld in een overeenkomst afspraken zijn vastgelegd over de kosten, kan een exploitatieplan achterwege blijven.

De kosten zijn anderszins verzekerd, omdat alle te ontwikkelen gronden gemeentelijk eigendom zijn en kostenverhaal vindt dus plaats via gronduitgifte.

De kosten voor deze ontwikkeling zijn opgenomen in de grondexploitatie Zwembad Liendert. Ook de opbrengsten, van de toekomstige grondverkopen, zijn in deze grondexploitatie opgenomen. Jaarlijks wordt deze grondexploitatie geactualiseerd. Op dit moment zijn de verwachte kosten hoger dan de verwachte opbrengsten. Voor het verwachte tekort is echter al een voorziening getroffen, zodat de ontwikkeling financieel uitvoerbaar is. Het stellen van locatie-eisen is niet nodig.

8.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.3.1 Inleiding

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

8.3.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de gemeenteraad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Dit bestemmingsplan volgt de procedure van model 2. De procedure van model 2 kan gevolgd worden voor bestemmingsplannen voor grotere gebieden, die geactualiseerd worden en/of voor urgente en belangrijke ontwikkelingen die niet passen binnen het geldende planologische regime. De herontwikkeling van deze locatie voldoet aan de tweede voorwaarde. Het gaat om een belangrijke ontwikkeling die niet past binnen het geldende planologische regime. De ontwikkeling is belangrijk omdat de vraag naar woningen groot is en met de voorgenomen bouw van 128 woningen een bijdrage wordt geleverd aan de voorraad woningen in Amersfoort. Daarnaast past de wijziging van de huidige bestemming naar een invulling met woningen en sportvoorzieningen, zowel qua functie als qua bebouwing goed in de omgeving.

De procedure behorende bij model 2 houdt in dat er (na het wettelijk vooroverleg met instanties, zie paragraaf 7.3.3.) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

Informatiebijeenkomst

Na het vaststellen van de Startnotitie in december 2018 zijn door de gemeente en De Alliantie op 14 februari 2019 een inloopbijeenkomst voor alle belanghebbenden georganiseerd. Na deze inloopbijeenkomst zijn drie meedenkgroepen gevormd. Met deze groepen is gesproken over de wensen en aandachtspunten met betrekking tot deze ontwikkeling. Op een informatieavond op 3 juli 2019 zijn de resultaten van deze meedenkgroepen gepresenteerd, samen met de resultaten van verkeersonderzoeken en de stand van zaken met betrekking tot het ontwerp van het sportpark, het openbaar gebied en het appartementengebouw.

Er zijn zorgen geuit over de ontsluiting Liendertseweg - Ring Kruiskamp en over de verkeerstoename in de wijk. Er zijn zorgen omtrent de veiligheid van het fietsverkeer rond de school en in de wijk en over voldoende parkeermogelijkheden in het nieuwe plan. Er is aandacht gevraagd voor voldoende groen en meer speelgelegenheid in de wijk. Zorgen zijn geuit over de sociale veiligheid, nu en na komst nieuwbouw en over teveel woningen in het plan en het grote aandeel sociale huurwoningen. Tot slot richten de zorgen zich op privacy en uitzicht.

De gesprekken met de buurt en de sportverenigingen hebben geleid tot een aantal aanpassingen in de plannen. Zo is het woongebouw compacter vormgegeven (6 bouwlagen in plaats van 4 bouwlagen met een hoogteaccent van 10 lagen), een andere inrichting van het nieuwe Jan van Riebeeckpad, het opnemen van een speelvoorziening voor kinderen van 0-12 jaar in het plangebied. Ook zijn er naar aanleiding van de gesprekken aanvullende verkeersonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben geleid tot een besluit van de gemeenteraad van 21 april 2020 om de opstelstrook op de Liendertseweg te verlengen en zo de verkeersdoorstroming de wijk uit te verbeteren. Ook worden twee verkeersplateaus aangelegd op de Parelhoenstraat en wordt voorgesteld éénrichtingsverkeer in te stellen in een aantal straten.

De bevindingen uit de gesprekken met de buurt en sportverenigingen en de onderzoeken zijn verwerkt in het stedenbouwkundig plan dat in juli 2019 aan de buurt is gepresenteerd en dat als onderdeel van het uitwerkingsvoorstel op 30 juni 2020 door de gemeenteraad vastgesteld.

Verder zijn gedurende het planproces in overleg met omwonenden twee bouwkavels geschrapt om zo meer ruimte te geven aan groen en een speelbos voor de kinderen uit de buurt. Dit is nader beschreven in paragraaf 3.12.3.

8.3.3 Wettelijk (voor)overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

De volgende instanties hebben het conceptontwerpbestemmingsplan ontvangen met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1 Wro te reageren op het plan:

  • Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort
  • Veiligheidsregio Utrecht
  • Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht
  • Waterschap Vallei en Veluwe
  • Provincie Utrecht
  • ProRail
  • Bezorgd Liendert
  • Tennisvereniging Metgensbleek
  • Handbalvereniging ASC '91 Liendert
  • Jeu de Boulesclub Randenbroek (Jeu de Boules)
  • Reddingsbrigade Amersfoort
8.3.4 Reacties uit het vooroverleg

De volgende instanties hebben gereageerd op het conceptontwerpbestemmingsplan:

  • Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort
  • Veiligheidsregio Utrecht
  • Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht
  • ProRail
  • Bezorgd Liendert
  • Jeu de Boulesclub Randenbroek (Jeu de Boules)

De vooroverlegreacties en de gemeentelijke reactie hierop, zijn opgenomen in de notitie Vooroverlegreacties concept-ontwerp Chw-bestemmingsplan Sport- en woongebied Liendert-West, welke is opgenomen als Bijlage 26 Notitie vooroverlegreacties bij deze toelichting. Het conceptontwerpbestemmingsplan is onder andere naar aanleiding van deze reacties op enkele onderdelen teksuteel en inhoudelijk aangepast en aangevuld.

8.3.5 Vaststelling bestemmingsplan

Volgt

8.4 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.

Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.

Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).

In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.