Informatie voor omwonenden van bouwprojecten
Algemeen
In Amersfoort is veel vraag naar woningen. De gemeente wil daarom ongeveer 1000 nieuwe woningen per jaar bouwen. Voor jong en oud, voor huurder en kopers.
Waarom deze informatie belangrijk is
Meer woningen erbij betekent dat de stad verandert. Het wordt drukker en we moeten de ruimte steeds slimmer gebruiken. De gemeente wil dat Amersfoort een groene, gezonde en leefbare stad blijft. Met voldoende ruimte voor ontmoeting, beweging en ontspanning. Dat staat ook in de omgevingsvisie.
Bouwen in de bestaande stad, dat kan niet zonder jou. Jij weet wat belangrijk is in jouw buurt. De gemeente maakt daarom afspraken over hoe en wanneer je kunt meepraten of reageren. Hoe dat gaat hangt onder andere af van de grootte van het project.
De belangrijkste vragen aan inwoners en ondernemers in de omgeving zijn: waar moeten we hier, in deze buurt en straat, rekening mee houden als we dit plan voor woningbouw verder uitwerken? Welke zorgen heb je en welke kansen zie je? Je kunt dus meepraten over hoe er gebouwd wordt, niet over of er gebouwd wordt. De gemeenteraad beslist of er gebouwd wordt.
Eerste beoordeling
Een bouwproject begint met een idee of plan. De persoon of organisatie die dit plan bedenkt noemen we de initiatiefnemer. Dat kan een woningcorporatie zijn, een projectontwikkelaar, een bedrijf of de gemeente zelf.
De gemeente kijkt of het plan past bij het beleid en of het iets toevoegt aan de stad. Ook kijkt de gemeente hoe ingewikkeld het plan is. Als het plan eenvoudig is en past binnen de regels, kan de initiatiefnemer meteen een vergunning aanvragen. Past het plan niet binnen de regels, dan maakt de gemeente onderscheid tussen kleine en grote bouwprojecten. De regels staan in het omgevingsplan.
Kleine bouwprojecten
Bij kleinere of minder ingrijpende projecten, zoals een paar nieuwe woningen of woningen in een oud kantoor, moet de initiatiefnemer zelf in gesprek met de omwonenden. De gemeente controleert of dit goed gebeurt.
Stap 1. Initiatiefnemer gaat in gesprek met de omgeving
De initiatiefnemer praat met omwonenden en maakt hiervan een verslag. De gemeente controleert of de bouwer goed geluisterd heeft. Hier lees je wat we van de bouwer vragen.
Stap 2. In gesprek met de omgeving
In een overleg beoordelen ambtenaren samen het plan. Zij kijken daarbij ook naar de reacties van mensen uit de buurt. De initiatiefnemer is bij het overleg aanwezig. Aan het eind van het overleg geeft de gemeente aan of de initiatiefnemer nog eens terug moet komen met een aangepast plan of meteen een vergunning kan aanvragen.
Stap 3. Aanvraag vergunning
De initiatiefnemer vraagt een vergunning aan. De gemeente maakt in de meeste gevallen een ontwerp-vergunning waar je op kunt reageren. De gemeenteraad krijgt de vraag of zij het eens is met het plan. Als het plan op de agenda van de gemeenteraad staat, kun je in die vergadering inspreken. Dat wil zeggen dat je bij het begin van de vergadering in twee minuten kunt vertellen wat je van het plan vindt.
Nadat de gemeenteraad zich heeft uitgesproken en de reacties beoordeeld zijn, besluit de gemeente om de uiteindelijke vergunning wel of niet te geven.
In sommige gevallen geeft de gemeente direct een vergunning. In dat geval kunnen mensen die er door worden beïnvloed, bezwaar maken.
Wil je de publicaties volgen van vergunningen in jouw woonomgeving? Kijk hier hoe dat kan. Op onze website is ook meer informatie te vinden over vergunningen inzien en bezwaar maken.
Grote bouwprojecten
Bij grote bouwplannen gelden vaste stappen.
1. Beschrijven waar het bouwplan aan moet voldoen
De eerste stap is van idee naar de voorwaarden voor het plan. Die voorwaarden noemen we kaders. Denk aan hoeveel woningen komen er, hoe hoog wordt het, hoeveel parkeerplaatsen enzovoort. In de kaders staat ook hoe je als omwonende in de volgende stappen mee kunt denken. In deze eerste stap kun je in ieder geval op de volgende momenten meepraten of reageren:
- Presentatie eerste idee door initiatiefnemer met daarbij als vraag aan omwonenden en andere geïnteresseerden: waar moeten we hier, in deze buurt en straat rekening mee houden, als we dit idee verder uitwerken? Welke zorgen heb je en welke kansen zie je?
- Reageren op concept kaders
- In de vergadering van de commissie Omgeving van de gemeenteraad vertellen wat je van de kaders vindt. Dit noemen we inspreken.
Aan het eind van deze stap stelt de gemeenteraad de kaders vast.
2. Uitwerken plan
De initiatiefnemer werkt het plan verder uit: hoe komen het gebouw of de gebouwen precies te staan, hoe hoog, hoe breed, hoe diep, waar komt groen, enzovoort. Jij kunt opnieuw meepraten. Hoe dat kan, staat in de kaders.
Daarna stelt het college het plan vast. We noemen dit plan een uitwerkingsvoorstel. Hierin staat ook hoe er is geluisterd naar de omgeving en hoe de inbreng wel of niet is verwerkt in het plan. Als het plan anders is dan de afgesproken kaders, dan gaat het terug naar de gemeenteraad. In dat geval kun je weer inspreken bij de commissie Omgeving.
3. Uitwerken ontwerp en wijzigen omgevingsplan
De initiatiefnemer maakt een ontwerp van het gebouw of de gebouwen: hoe komt het er precies uit te zien, welke materialen, waar komen de ramen en hoe wordt het groen ingericht? Tegelijkertijd past de gemeente het Omgevingsplan aan, om het plan volgens de wet mogelijk te maken. Ook voor deze stap geldt dat in de kaders staat hoe je als omwonende mee kunt denken. De gemeenteraad stelt het aangepaste omgevingsplan vast.
Daarna vraagt de initiatiefnemer een vergunning aan. Als de vergunning is afgegeven, kan de bouw van start.
Communicatie
De gemeente en de initiatiefnemer zorgen samen voor goede informatie. Je mag verwachten:
- uitleg over het proces, betrokken partijen en hun rollen;
- duidelijkheid over de mogelijkheden die je hebt om mee te denken;
- terugkoppeling na een (inloop)bijeenkomst of online overleg, bijvoorbeeld in een nieuwsbrief, waarin gemeente en bouwer aangeven wat zij hebben gehoord en wat zij daarmee doen in de verdere uitwerking van het plan;
- duidelijkheid over de manier waarop je op de hoogte blijft van het plan of de ontwikkeling.