Plan: | Euterpeplein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00079-0301 |
Voorliggend bestemmingsplan maakt de herontwikkeling mogelijk van de locatie Euterpeplein 1. Voorheen stond hier een kerkgebouw, nu wordt de locatie herontwikkeld tot supermarkt. Naast de nieuwbouw van de supermarkt wordt de omliggende openbare ruimte heringericht. Het bestaande parkeerterrein aan de achterzijde wordt opnieuw ingericht, qua capaciteit uitgebreid en volwaardig aangesloten op de Randenbroekerweg. De Randenbroekerweg wordt geherprofileerd om een goede en veilige bevoorrading mogelijk te maken.
Om de realisatie van een supermarkt te kunnen bewerkstelligen wordt een nieuw (postzegel)bestemmingsplan opgesteld conform artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
Door alle nieuwe bestemmingsplannen volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het Handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en planregels bewerkstelligd, waardoor de rechtszekerheid en de praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen wordt vergroot.
Tevens wordt voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertrouwde kaartbeeld en de opbouw van de regels, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld.
De planlocatie Euterpeplein 1 ligt aan de oostkant van Amersfoort, in de wijk Randenbroek. Het Euterpeplein kenmerkt zich als wijkwinkelcentrum met diverse voorzieningen en woningen.
Locatie Euterpeplein 1
Het plangebied wordt aan de noordkant ontsloten door een waterpartij en groenzone, met daarachter woningbouw. Aan de oostkant door de bestaande woningen aan de Bachweg en de winkels met bovenwoningen op het Euterpeplein zelf. De zuidkant wordt begrensd door de openbare ruimte van het Euterpeplein en de westkant door een groenstrook.
Globale begrenzing van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan
De gronden van het plangebied vallen binnen het bestemmingsplan "Randenbroek –Schuilenburg 2007", vastgesteld op 19 juni 2007 door de gemeenteraad van Amersfoort en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 5 februari 2008.
Uitsnede uit vigerend bestemmingsplan Randenbroek-Schuilenburg 2007
De gronden zijn bestemd als Maatschappelijke doeleinden met nadere aanduiding (r): levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden. Daarnaast is het achterliggende parkeerterrein bestemd als Verkeersdoeleinden en de groenstrook als Groen met deels de aanduiding “ecologische verbindingszone”. De bestemming Maatschappelijk staat het gebruik als supermarkt niet toe. Bovendien is de gewenste supermarkt groter dan het huidige bouwvlak toestaat.
Hoorne Vastgoed is voornemens een supermarkt te realiseren aan het Euterpeplein. De nieuwbouw van de supermarkt sluit aan op het bestaande winkelblok met bovenwoningen. De supermarkt bestaat uit een begane grond waarvan circa 950 m2 winkelvloeroppervlakte en circa 130 m2 magazijn. Daarnaast is het de bedoeling een passage te realiseren die een overdekte verbinding vormt tussen het Euterpeplein en het achterliggende parkeerterrein. De exacte locatie van de passage is nog niet bekend maar zal naar alle waarschijnlijkheid worden gerealiseerd aan de oostzijde van het pand, in de bestaande bebouwing. Op de kop van het gebouw, aan de kant van het Euterpeplein, wordt een opbouw gerealiseerd. Hier komt een kantine van circa 90 m2, een toiletgroep en trappenhuis. Deze verdieping wordt gebruikt door het personeel.
Om aan de parkeernorm te kunnen voldoen wordt het achterliggende parkeerterrein opnieuw ingericht, waarbij in totaal 41 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Het bestaande parkeerterrein sluit aan op de groenstrook die is bestemd als (gemeentelijke) ecologische verbindingszone. Dit parkeerterrein houdt een openbaar karakter. Er wordt tevens onderzocht of de overgang tussen het water en de groenstrook opnieuw ingericht kan worden middels een moeraszone. Hiermee wordt het uitgangspunt van de ecologische verbindingszone (het creëren van een natuurvriendelijke oever) gerealiseerd. Deze nieuwe herinrichting van de oever valt echter buiten de scope van voorliggend bestemmingsplan.
Het parkeerterrein wordt ontsloten via de bestaande ontsluiting op de Bachweg en de nieuw te realiseren ontsluiting op de Randenbroekerweg. De Randenbroekerweg wordt tussen de Beethovenweg en de Flierbeek geherprofileerd om het laden en lossen aan deze zijde van het nieuwe pand mogelijk te maken. De expeditieruimte komt hiermee aan de Randenbroekerweg te liggen. Hier wordt ruimte gecreëerd voor vrachtwagens om op een veilige manier te laden en te lossen.
Aan de voorzijde op het Euterpeplein worden nieuwe fietsstallingen gerealiseerd in de openbare ruimte.
Presentatietekening nieuwe plan (bron: HSO, concept 4 juni 2013)
Door de herprofilering van de Randenbroekerweg is er geen ruimte meer voor een fietspad aan de westzijde van de Randenbroekerweg tussen de Beethovenweg en Flierbeek. Gelet op de functie van de Randenbroekerweg (buurtontsluitend, binnen een 30km-zone) is het verantwoord om fietsers op de rijbaan te laten rijden. Dit is in de afgelopen jaren al gefaseerd ingevoerd voor het fietspad aan de oostzijde van de Randenbroekerweg. Om een goede overgang te krijgen van het voorlopig te handhaven fietspad aan de westzijde worden fietsers ter hoogte van de J.P. Sweelinckstraat van het fietspad naar de rijbaan geleid.
De rijksoverheid richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat de rijksoverheid over aan de provincies en gemeenten. De rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
In onderhavig geval is er geen sprake van rijksverantwoordelijkheid en daarmee wordt beleid hierover overgelaten aan de provincie en de gemeente.
In de structuurvisie staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van ruimtelijke ordening. De huidige structuurvisie, de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028, is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten. Bij de verdere uitwerking van het ruimtelijk beleid wordt een belangrijke keuze gemaakt:
Voor de gemeente Amersfoort wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 10.000 woningen, waarvan 7000 binnen de rode contour en 3000 buiten de rode contour. Een grote locatie in het stedelijk gebied is de VINEX-locatie Vathorst, waar in de PRS periode nog 3000 woningen kunnen worden gerealiseerd. Er worden geen nieuwe bedrijventerreinen opgenomen voor de gemeente Amersfoort.
Relatie met het plan
Voorliggend plan richt zich op het realiseren van een supermarkt in een wijkwinkelcentrum. Het betreft een binnenstedelijke ontwikkeling die past binnen de beleidskaders van de structuurvisie.
De provinciale ruimtelijke verordening is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro). Op basis van dit artikel kunnen, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, Provinciale Staten regels stellen omtrent de inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen. Hieronder vallen de bestemmingsplannen (inclusief de uitwerkings- en wijzigingsplannen), besluiten o.g.v. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waarbij afgeweken wordt van een bestemmingsplan, beheersverordeningen en projectuitvoeringsbesluiten op basis van de Crisis en herstelwet.
Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De regels van de verordening richten zich primair tot gemeenteraden, verantwoordelijk voor het vaststellen van bestemmingsplannen. De regels van de verordening hebben betrekking op nieuwe planologische besluiten. Dit betekent dat bijvoorbeeld geldende bestemmingsplannen niet onder de werking van de verordening vallen.
De verordening bevat géén zogenaamde burgerbindende bepalingen. De normen uit de artikelen moeten eerst "vertaald" worden in een gemeentelijk planologisch besluit. Pas dan worden burgers daardoor gebonden. De Provinciale Ruimtelijke Verordening is vastgesteld op 4 februari 2013 door de Provincie Utrecht.
Relatie met het plangebied
De planlocatie valt in de PRV binnen ‘stedelijk gebied’. Er gelden hier geen beperkingen vanuit de PRV waar rekening mee gehouden moet worden. De herontwikkeling van een kerk naar een supermarkt binnen een bestaand wijkwinkelcentrum past binnen de regels van het provinciale beleid.
De gemeenteraad van Amersfoort heeft de Structuurvisie Amersfoort 2030 op 9 juli 2013 vastgesteld. In de Structuurvisie geeft Amersfoort onder meer aan, haar vitaliteit te willen vergroten door de kenniseconomie te versterken en het woonklimaat nog aantrekkelijker te maken.
Aangename woonwijken blijven onverminderd aantrekkelijk voor jong en oud, gezin en alleenstaand. Wijken worden aantrekkelijker door werken en voorzieningen waar dat kan meer te mengen. Wijken bieden uiteraard ook rustig en veilig woongenot waar dat hoort.
De openbare ruimte biedt mensen de mogelijkheden om elkaar te ontmoeten. Vanuit de wijken willen we optimale verbindingen met het groen in de stad en het landschap buiten de stad. Werklocaties zijn voor Amersfoort vitaal en multifunctioneel. De bereikbaarheid daarvan verbeteren we door optimalisering van de infrastructuur. Zo ontstaat een nieuw en duurzaam evenwicht tussen economische dynamiek, de kwaliteit van de leefomgeving en de bereikbaarheid.
Uitgangspunten
Een uitnodigingsplanologie vraagt wel om uitgangspunten. Die worden in de structuurvisie dan ook meegegeven. Bijvoorbeeld dat plannen een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid, aan de fysieke, sociale of economische kwaliteit van de stad. Ook moeten plannen bijdragen aan de diversiteit van de stad en voortbouwen op bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.
Amersfoortse principes
Naast de uitgangspunten zijn er negen Amersfoortse principes die voor bepaalde plekken in meer of mindere mate van toepassing zijn. Die principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. Het gaat dan bijvoorbeeld om levendigheid, een goed netwerk van winkels, scholen en ontmoetingsplekken, een gevarieerd woonaanbod, ruimte voor de fiets, keuzevrijheid en mogelijkheden voor vervoermiddelen en functiemenging van wonen en werken.
Relatie met voorliggend plan
Het realiseren van een supermarkt in een wijkwinkelcentrum, en daarmee het versterken van het voorzieningenniveau en levendigheid in de wijk, past binnen de uitgangspunten en principes die voor Amersfoort gelden.
In de nota parkeernormen Amersfoort 2009 zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet, of zo min mogelijk, zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is tevens aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.
Relatie met voorliggend plan
Het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeren heeft ten grondslag gelegen aan de uitwerking van voorliggend plan. In paragraaf 3.3.3 wordt hier verder op ingegaan en wordt het plan getoetst aan het gemeentelijk beleid.
Op 29 maart 2011 is de geactualiseerde Nota detailhandel vastgesteld. Het detailhandelsbeleid is een toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Ook is het nieuwe beleid input voor nieuwe bestemmingsplannen.
Het geactualiseerde detailhandelsbeleid geeft een visie op de detailhandelsontwikkelingen in Amersfoort. Het beleid geeft ook handvatten om dat resultaat te bereiken doordat het een economisch toetsingskader biedt voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen.
Algemeen
Amersfoort heeft een optimaal voorzieningenniveau voor haar inwoners en heeft een sterke centrumfunctie in de regio. Het voorzieningenniveau is aantrekkelijk en heeft een hoge kwaliteit. Hiervoor is er ruimte voor dynamiek, waardoor veel ruimte voor ondernemen bestaat en waardoor marktinvesteringen worden uitgelokt.
Basiskeuzes voor beleid:
Algemeen toetsingskader | |
Toetsingswijze | Het bestemmingsplan is het juridisch bindende kader voor nieuwe ontwikkelingen. Dit economische toetsingskader voor detailhandel komt daarom aan de orde als een nieuwe ontwikkeling niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen gelden daarnaast ook de toetsingskaders van overig beleid, zoals het beleid voor verkeer en parkeren, ruimtelijke ordening, milieu, etc. |
Winkelgebieden | Euterpeplein |
Functie | Aankoop van voornamelijk dagelijkse artikelen. |
Positie in de detailhandelsstructuur | Aanvullend op stadshart en verspreid over de stad: Voor grote ontwikkelingen in wijkwinkelcentra (>1000 m² bruto vloeroppervlakte) moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat de nieuwe ontwikkeling niet zal leiden tot duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. |
Toetsingskader voor wijkwinkelcentra | Voor de wijkwinkelcentra is uitbreiding van het aantal winkelmeters toegestaan. Voor grote ontwikkelingen (meer dan 1000m² bruto vloeroppervlakte) moet in een distributieplanologisch onderzoek worden aangetoond dat de nieuwe ontwikkeling niet zal leiden tot duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. |
Relatie met voorliggend plan
Het betreft hier een ontwikkeling binnen het wijkwinkelcentrum Euterpeplein. Hiervoor geldt dat uitbreiding mogelijk is ten behoeve van concentratie van voorzieningen (detailhandel). Bij uitbreidingen groter dan 1000m2 bruto vloeroppervlakte, is een distributieplanologisch onderzoek nodig. De grootte van de supermarkt ligt rond deze grens en in het kader van zorgvuldige besluitvorming is een distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn in paragraaf 3.2 verwerkt.
De herontwikkeling van een kerkgebouw naar een supermarkt in een wijkwinkelcentrum binnen de stedelijke grenzen van Amersfoort past binnen de beleidskaders op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau.
Het Euterpeplein ligt in de wijk Randenbroek, een wederopbouwwijk aan de oostkant van Amersfoort. De wijk wordt ontsloten en doorsneden door de Ringweg Randenbroek, waaraan ook het driehoekige Euterpeplein ligt. Vroeger lag de korte zijde van het plein direct aan de Ringweg. Circa een kwart eeuw geleden is deze zijde bebouwd met een voorziening voor ouderenhuisvesting. Het Euterpeplein is daardoor veel kleiner geworden en meer besloten. De afgelopen jaren zijn de winkels gerenoveerd en is de openbare ruimte heringericht. Het centrale deel bestaat uit drie groene 'niertjes' met daaromheen wandelpaden. Geparkeerd wordt aan beide zijden van de ontsluitingen die langs de winkels lopen.
De locatie van de supermarkt ligt aan de westkant van het plein, waar de beide winkelblokken naar elkaar toe neigen. Deze vormen samen een scherpe hoek op de plaats waar het Euterpeplein overgaat in de Beethovenweg. De supermarkt is geprojecteerd aan de noordkant van deze aansluiting, waar tot voor kort een kerk stond. De klokkentoren aan de pleinzijde vormde daarbij een belangrijk herkenningspunt vanaf de entree via de Ringweg. Tussen kerk en winkelblok bevond zich een klein voorplein, dat werd beëindigd door de vooruitstekende klokkentoren.
Schets - situatietekening (bron: SVP Architectuur en Stedenbouw)
Nu de kerk is gesloopt is het goed opnieuw naar de rooilijnen te kijken. De kerk was een vrijstaand bouwwerk, dat een zelfstandige positie innam op het plein. De nieuwe supermarkt moet juist deel gaan uitmaken van de bestaande winkelstrip en continuïteit brengen in het winkelparcours. De supermarkt wordt daarom tegen de bestaande winkels en woningen aan gebouwd maar respecteert wel globaal de bestaande rooilijnen. Daarmee wordt ook gereageerd op de winkels aan de overzijde van het plein, die de aansluiting met de Beethovenweg volgen. De hiertoe aan de zuidkant gehanteerde knik in de rooilijnen kan nu ook aan de noordkant worden toegepast, waardoor de overgang tussen plein en straat in ruimtelijk opzicht sterk verbeterd wordt.
De rooilijn langs de Randenbroekerweg wordt enigszins verdraaid en evenwijdig aan de weg-as gelegd. Het hoekpunt van de nieuwe supermarkt blijft in lijn met de bestaande bebouwing aan de zuidkant, zodat de overgang vanuit de Beethovenweg naar het Euterpeplein stedenbouwkundig gezien nauwelijks verandert.
Het nieuwe bouwvolume heeft een grotere oppervlakte dan de voormalige kerk, dankzij de bebouwing van het voorplein. Voor de ruimtelijke begrenzing van het Euterpeplein is dat eerder een voor- dan een nadeel. De vooruitspringende bouwmassa van de nieuwe supermarkt geeft de noordelijke winkelstrip een heldere beëindiging.
Volgens het nu voorgestelde conceptbouwplan krijgt de aansluiting met de bestaande bebouwing vorm door hierin een passage te projecteren tussen het Euterpeplein en de achter de winkelstrip gelegen parkeervoorziening. De ingang van de supermarkt zal zo dicht mogelijk bij de bestaande winkelpanden worden gesitueerd om zo, functioneel, een sterke relatie daar mee aan te gaan. De exacte locatie van de passage en de ingang van de supermarkt liggen echter nog niet vast.
Impressie voorgevel (bron: SVP Architectuur en Stedenbouw)
Op de kop in de pleingevel krijgt de supermarkt een tweede bouwlaag met daarin onder andere de kantine en kantoorruimten. Op de overgang van hoog naar laag is een lage toren gedacht die het bouwvolume en accent geeft. De toren is beglaasd en vormt een grote lantaarn die overdag en 's avonds verlicht als herkenningspunt fungeert. Het is een subtiele verwijzing naar de gesloopte klokkentoren, maar dient vooral als ruimtelijke beëindiging van het plein door een relatie in hoogte te leggen met de omringende woonbebouwing. Zowel vanaf de Ringweg Randenbroek als vanuit de Beethovenweg is de toren zichtbaar en blijft het Euterpeplein daardoor zelfs op afstand herkenbaar als een bijzondere plek in de wijk.
Een supermarkt heeft voornamelijk gesloten gevelwanden en is vooral naar binnen gericht. Waar mogelijk zijn daarom op enkele plekken grote transparante vlakken in de gevel opgenomen. Op twee belangrijke hoeken zijn grote raampartijen opgenomen die bedoeld zijn om reclame-uitingen te verzoenen met de architectuur van de supermarkt. De laaddeur is als een massieve poort vormgegeven, niet weggestopt maar juist geaccentueerd.
Impressie zijgevel en achterzijde supermarkt (bron: SVP Architectuur en
Stedenbouw)
Hoorne Vastgoed wil in het wijkwinkelcentrum Euterpeplein in Amersfoort een supermarkt van 950 m² wvo (winkelvloeroppervlak) = 1170 m2 bvo (=brutovloeroppervlak) realiseren op de locatie van een voormalig kerkgebouw. De gemeente Amersfoort staat welwillend tegenover de beoogde ontwikkeling.
In de Nota Detailhandel uit 2002 is al genoemd dat de gemeente de functie van het wijkwinkelcentrum Euterpeplein wil versterken.
In 2006 heeft BRO in opdracht van de gemeente onderzoek gedaan naar de detailhandelstructuur in Amersfoort Vernieuwt wijken ('Commerciële en Maatschappelijke Voorzieningen in Liendert, Randenbroek, Rustenburg en Schuilenburg' - BRO 01-12-2006). Hierin wordt geconstateerd dat het Euterpeplein een belangrijke verzorgende functie voor de inwoners van Randenbroek en Schuilenburg vervult, maar dat de aantrekkingskracht de afgelopen jaren achteruit is gegaan. De analyse wijst uit dat dit veroorzaakt wordt door het incomplete aanbod op het plein. Met name het ontbreken van complementair supermarktaanbod doet sterk af aan de aantrekkingskracht van het winkelgebied.
Op 10 april 2007 heeft het college een besluit genomen op basis van dit onderzoek. Eén van de beslispunten hierin is de versterking van de detailhandelsfunctie van het Euterpeplein als wijkwinkelcentrum voor Randenbroek/Schuilenburg door toevoeging van maximaal 1.500m2 vvo (verkoopvloeroppervlak) detailhandel.
Ook in het Detailhandelsbeleid Amersfoort (2011), is vervolgens aangegeven dat wijkwinkelcentrum Euterpeplein één van de centra is die kan groeien. Daarbij heeft de gemeente de eis opgenomen dat bij grote ontwikkelingen in wijkwinkelcentra (>1.000 m² bruto vloeroppervlakte) in een distributieplanologisch onderzoek (DPO) moet worden aangetoond dat de nieuwe ontwikkeling de detailhandelsstructuur niet zal ontwrichten.
Ondanks dat de gemeente heeft aangegeven het wenselijk te vinden om het winkelaanbod uit te breiden (Nota Detailhandel 2002 en 2011) en het feit dat de uitbreiding op de grens zit van wat direct toelaatbaar is conform de Nota detailhandel, is voor de ontwikkeling van de supermarkt wel besloten een onderzoek uit te voeren naar de ruimtelijke-economische aanvaardbaarheid (RBOI, Amersfoort Euterpeplein, ruimtelijk-economisch onderzoek, d.d. 4 juli 2013, zie bijlage 5 van de toelichting). De conclusies van dit onderzoek worden hieronder weergegeven.
Is er door de beoogde ontwikkeling sprake van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur?
De supermarkt – in een formule die nu nog ontbreekt in het gebied – zorgt voor een groei van de koopkrachtbinding en -toevloeiing naar een omvang die overeenkomt met het gemiddelde dat geldt in Amersfoort. Dit maakt dat er voldoende ruimte voor ontwikkeling is in het gebied. De komst van de tweede supermarkt naar het Euterpeplein heeft daarom geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur tot gevolg. De inwoners van de wijken Randenbroek en Schuilenburg kunnen namelijk (beter dan voorheen) op aanvaardbare afstand blijven voorzien in hun dagelijkse aankopen.
Heeft de beoogde ontwikkeling onaanvaardbare gevolgen voor de leegstand?
Omdat er voldoende ruimte voor ontwikkeling is, heeft de komst van de tweede supermarkt naar verwachting geen ruimtelijk effect op de detailhandelstructuur. Zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat enkele bestaande winkels in dagelijkse goederen door de veranderende concurrentieverhoudingen de deuren moeten sluiten, zouden deze opnieuw ingevuld kunnen worden door winkels of door horeca of dienstverleners. Dit is overigens een proces dat continu gaande is.
Gezien bovenstaande overwegingen wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling geen onaanvaardbare toename van de leegstand tot gevolg heeft.
De komst van tweede supermarkt maakt het Euterpeplein toekomstbestendig
De beoogde realisatie van de tweede supermarkt aan het Euterpeplein zorgt ervoor dat het wijkwinkelcentrum toekomstbestendig wordt. De supermarkt in complementair prijssegment, met een winkelomvang die gelijkwaardig is aan de huidige supermarkt aan het Euterpeplein, zorgt voor een optimalisatie van de wijkverzorgende functie van het winkelcentrum. De komst van de extra trekker betekent daarmee dat de detailhandel aan het Euterpeplein bezocht wordt door meer consumenten. Uit recent onderzoek (DTnP, 2012) blijkt dat driekwart van de bezoekers aan een volwaardige supermarkt ook de winkels binnen het zicht van de ingang van de supermarkt bezoekt. De beoogde ontwikkeling komt daarom ten goede aan het functioneren van het gehele wijkwinkelcentrum.
Asverlegging Randenbroekerweg
Om het gebouw op een verkeersveilige manier te bevoorraden is een bevoorradingszone naast het gebouw aan de zijde van de Randenbroekerweg gedacht. Dat betekent echter dat het profiel van de weg aangepast moet worden, om ruimte voor die strook te maken. Dat is vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt mogelijk omdat de weg breder is dan nodig is. Dat betekent ook een reconstructie van de aansluiting op de Beethovenweg.
Herinrichting parkeerterrein
Voorgesteld wordt het parkeren voor de winkel op het achtergelegen parkeerterrein op te lossen. Voorwaarden vanuit de gemeente zijn een directe aansluiting vanaf de Randenbroekerweg en het handhaven van een verbinding tussen het achtergelegen parkeerterrein en het Euterpeplein. Dit is in de ontwerpen van de ontwikkelaar verwerkt.
Expeditieruimte
De expeditieruimte is gesitueerd op de hoek van de Randenbroekerweg en het Euterpeplein, waarbij de ingang aan de Randenbroekerweg zit. Hier wordt de openbare ruimte dusdanig ingericht dat de vrachtwagens op een veilige manier kunnen lossen en laden. De Randenbroekerweg wordt opgeschoven in westelijke richting zodat de vrachtwagens op een strook langs het gebouw kunnen staan en op deze manier het doorgaande verkeer niet belemmeren. Vrachtwagens rijden de expeditieruimte vooruit in vanaf de Beethovenweg en vooruit richting Randenbroekerweg, waardoor geen onoverzichtelijke (achteruitrijd)manoeuvres nodig zijn.
Nieuwe ontwikkelingen zullen extra verkeer genereren op de wegen van en naar de ontwikkeling. Het extra gegenereerde verkeer wordt bepaald door de verkeersproductie en -attractie (verkeersgeneratie) te berekenen aan de hand van kengetallen/normen uit CROW publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012). Uitgangspunten zijn dat het gaat om een fullservice supermarkt met een laag en middellaag prijsniveau, er sprake is van schil centrum en een sterk stedelijke omgeving. Het kencijfer voor deze functie is minimaal 75,8 en maximaal 117,4 vervoersbewegingen per etmaal. In een gemiddelde situatie zal dit dan 96,6 vervoersbewegingen per etmaal zijn. In onderstaande tabel zijn deze kengetallen en de berekende verkeersgeneratie weergegeven. In deze tabel zijn deze berekende normen vermenigvuldigd met het beoogde programma.
Tabel Verkeersgeneratie (in mvt/etmaal)
ontwikkeling | norm (per 100 m² bvo) |
verkeersgeneratie (mvt/etmaal) |
Supermarkt (1170m² bvo) | 96,6 | 1130 |
De straten rondom de supermarkt, zoals Randenbroekerweg en Bachweg zijn in het Verkeer- en Vervoerplan 2030 gecategoriseerd als erftoegangsweg. Voor dergelijke wegen zijn intensiteiten van 4000-6000 motorvoertuigen nog toelaatbaar. Uit tellingen van medio september 2013 is gebleken dat de intensiteiten op de wegen waar de in- en uitritten op uitkomen, namelijk Randenbroekerweg en Bachweg, intensiteiten kennen van respectievelijk ruim 1600 en ruim 500 motorvoertuigen per gemiddelde werkdag. Ook met komst van de supermarkt zullen de verkeersintensiteiten op deze wegen binnen verkeerskundig acceptabele grenzen blijven.
In de praktijk zal de verkeersintensiteit toenemen omdat de kerk inmiddels is gesloopt. De locatie trekt op dit moment geen extra verkeer aan. Echter, gezien vanuit de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan heeft een bestemming "Maatschappelijk-religieus" ook een verkeersaantrekkende werking. Daarom is de toename van de verkeersintensiteit planologisch gezien (en ook verkeerskundig) acceptabel.
Parkeeroplossing
Er is een parkeerbalans gemaakt voor dit plan, waarbij is gekeken naar het benodigd aantal parkeerplaatsen volgens de Nota Parkeernormen, het effect van het verdwijnen van de pizzeria, en het huidige gebruik van het bestaande parkeerterrein achter de nieuwe supermarkt. In bijlage 3 'Parkeerbalans' wordt dit toegelicht.
Voor de supermarkt zijn op basis van de nota Parkeernormen en de parkeerbalans 31 extra parkeerplaatsen vereist. Uit een recent parkeeronderzoek blijkt dat op dit moment, dus zonder de nieuwe supermarkt, in de piekuren (zaterdagmiddag) gemiddeld 10 plekken op het huidige parkeerterrein worden gebruikt.Om deze bestaande parkeerdruk, en die van de nieuwe supermarkt op te vangen, zijn dus 41 plekken nodig. De wens is om het parkeren op te lossen door herinrichting en uitbreiding van het achterliggende, slechtgebruikte parkeerterrein dat nu 28 plaatsen telt. Dat leidt met inachtneming van de ecologische eisen, die voortkomen uit het feit dat de locatie grenst aan een ecologische verbindingszone, tot maximaal 41 parkeerplaatsen.De parkeerdruk van de supermarkt wordt dus deels opgevangen door herinrichting van de bestaande parkeergelegenheid en deels door benutting van ongebruikte parkeerruimte.
De beleidsregels uit de nota Parkeernormen zeggen dat wanneer van bestaande plekken in de openbare ruimte gebruik gemaakt wordt (wat hier dus deels het geval is), de parkeerdruk niet hoger mag worden dan 80%, om zo een buffer te hebben om toekomstige groei van de parkeerdruk op te vangen. In dit geval gaat het om 5 extra plekken (berekening is te vinden in bijlage 3 'Parkeerbalans'). Voor deze buffer is op deze locatie en in de omgeving onvoldoende ruimte om dat op te vangen.
Omdat hier een situatie is waarbij zowel gebruik wordt gemaakt van bestaande parkeerruimte, maar tegelijkertijd ook uitbreiding plaatsvindt van het openbare parkeerareaal, is sprake van een situatie waarin de Nota Parkeernormen niet helemaal voorziet. Er wordt daarom, vanwege onderstaande redenen, nu niet vastgehouden aan de wens van een bufferruimte van 5 parkeerplaatsen:
Conclusie
Na de herinrichting van het parkeerterrein zullen er 41 parkeerplaatsen aanwezig zijn. Op basis van de Nota Parkeernormen zijn in beginsel 46 parkeerplaatsen benodigd, waarvan 5 als bufferruimte om eventuele groei op te vangen. Echter, gezien de bijzondere situatie zoals hierboven net aangeduid, is het vanuit verkeerskundig oogpunt acceptabel om in de nieuwe situatie 41 parkeerplaatsen te realiseren.
De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 (verder PMP) is de verbindende schakel tussen het Europese en nationale milieubeleid enerzijds en de regionale uitwerking van het milieubeleid anderzijds. De provincie hecht er groot belang aan om haar ambities op het gebied van milieu en duurzaamheid vast te leggen en te delen. Dit PMP vervangt het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008.
De provincie blijft zich inspannen op het gebied van leefomgevingskwalitieit: zij behouden en herstellen de milieukwaliteit in de provincie, met luchtkwaliteit en geluidhinder als speerpunten. Hierbij staat de gezondheid van de burgers van de provincie Utrecht centraal. Daarnaast wil de provincie door de goede milieukwaliteit de voorwaarden scheppen voor de natuur en instandhouding van de biodiversiteit. De provinciale inspanningen op het gebied van luchtverontreiniging, hinder en externe veiligheid zijn steeds gericht op een gezonde leefomgeving en/of biodiversiteit.
Conform de Wet milieubeheer is Provinciale Staten verplicht minimaal eenmaal in de vier jaar een milieubeleidsplan vast te stellen. Omdat er nog geen nieuw ‘plan' is, is het bestaande plan per 1 december 2012 verlengd zonder ingrijpende wijzigingen, behalve dat de voorgenomen bezuinigingen worden verwerkt in het verlengde plan.
In het milieubeleidsplan formuleert de gemeente Amersfoort haar ambities op het gebied van milieu. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Het voorliggende project, waarbij een supermarkt toegevoegd wordt aan een bestaand winkelcentrum, heeft geen directe raakvlakken met de drie thema’s. Wel kan gesteld worden dat de realisatie van de supermarkt getoetst wordt aan de verschillende milieuthema’s zoals geluid en luchtkwaliteit. Daarnaast wordt de supermarkt zo duurzaam mogelijk ontwikkeld én is duurzaamheid een belangrijk aspect in de bedrijfsvoering van de supermarkt.
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.
Inrichting Besluit omgevingsrecht
Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist.
In het plangebied komen geen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.
Bedrijven- en milieuzonering in relatie tot het plangebied
Voor het bepalen van de milieuzonering is in het kader van goede ruimtelijke ordening gebruik gemaakt van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering uitgave 2009. Bedrijfsmatige activiteiten zijn ingedeeld in 4 milieu categorieën t.w. : geur, stof, geluid en externe veiligheid. Het draagvermogen voor de woonomgeving van deze beoogde supermarkt wordt bepaald door twee mogelijke omgevingstyperingen:
Voorts geldt dat de in de VNG-Brochure opgenomen afstanden niet bindend, maar slechts indicatief zijn en bedoeld zijn voor nieuwe situaties en niet voor bestaande situaties. In bestaande situaties kan de VNG-brochure een indicatie geven van de mate van hinder bij bestaande conflictsituaties.
Het parkeerterrein is al dan niet met de herinrichting van het terrein een bestaande activiteit, die reeds deel uitmaakt van het acceptabel draagvermogen van de woonomgeving. Er is momenteel geen sprake van een conflictsituatie en dat wordt het met de komst van de supermarkt ook niet omdat dichtslaande deuren van auto’s bepalend zijn voor de maximale geluidsniveaus om tot een categorie-indeling te komen. Het parkeerterrein is al jaren aanwezig en werd gebruikt, onder andere door de kerkbezoekers, waardoor het per saldo niet aannemelijk is dat het huidige draagvermogen voor de woonomgeving daardoor wordt aangetast.
Resteert een categorie-indeling veroorzaakt door de wel als nieuw te beoordelen supermarkt-activiteiten exclusief een beoordeling op de maximale niveaus.
Deze beoordeling vindt dan in het kader van goede ruimtelijke ordening op het punt van geluid slechts plaats op basis van het langtijdgemiddelde geluidniveau.
In beginsel komt het draagvermogen aan de noordoostzijde van de supermarkt (rond het daar gelegen en her in te richten parkeerterrein) overeen met omgevingstypering 1 (45-50 dB(A) gedurende de dag; 40-45 dB(A) gedurende de avond) en het draagvermogen van de overige woningen met omgevingstypering 2 (50-55 dB(A) gedurende de dag en 45-50 dB(A) gedurende de avond.
Uit het uitgevoerde geluidonderzoek (bijlage 1 bij de toelichting) blijkt dat het draagvermogen voor zowel omgevingstypering 1 als omgevingstypering 2 niet wordt aangetast in het kader van een goede ruimte ordening.
Tenslotte dient het aspect veiligheid worden beoordeeld. Nu geen ammoniak als koelmiddel wordt gebruikt is het draagvermogen van de woonomgeving ook op dat punt in het kader van goede ruimtelijke ordening met als leidraad de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering uitgave 2009 acceptabel.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.
Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.
Wet bodembescherming
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
Besluit bodemkwaliteit
Op de Bodemkwaliteitskaart (Bkk) opgesteld door Gemeente Amersfoort is de locatie gelegen in zone “De Kruiskamp&De Koppel&Randenbroek”. Dit houdt in dat zowel de bovengrond (0,0 – 1,0 m -mv) als de ondergrond (1,0 - 2,0 m -mv) gemiddeld genomen geen verontreinigingen bevatten. Plaatselijk kunnen licht verhoogde gehaltes zware metalen en PAK worden aangetroffen.
Bodem in relatie tot het plangebied
In het kader van de beoogde ontwikkeling is een bodemonderzoek uitgevoerd door bk bodem (verkennend bodemonderzoek, 29 mei 2013, zie bijlage 6 bij de toelichting). Met dit bodemonderzoek is de huidige bodemkwaliteit vastgelegd. De hypothese 'onverdacht op het voorkomen van matige tot sterke verontreinigingen' is met het onderzoek bevestigd. De licht verhoogde gehaltes in de grond en het grondwater geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Er is geen sprake van een vermoeden van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem bestaat volgens ons geen bezwaar voor de voorgenomen realisatie van een supermarkt ter plaatse van de onderzoekslocatie.
De grond bevat in het traject 0,0 – 1,0 m –mv plaatselijk licht verhoogde gehaltes lood en PAK. Deze licht verhoogde gehaltes kunnen op basis van de BKK verwacht worden in deze omgeving. Het grondwater bevat een licht verhoogde concentratie barium, vermoedelijk van natuurlijke herkomst.
Bij werkzaamheden in de bodem dient rekening te worden gehouden met de veiligheidsmaatregelen conform de CROW-132 ‘werken met verontreinigde grond en grondwater’.
Duurzaamheid is de samenhang vinden op sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. Daarbij moeten lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen in het zicht blijven. Duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw.
Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. Bij duurzaam bouwen gaat het om maatregelen boven het wettelijke minimum. De ambities van het Rijk zijn vastgelegd in het werkprogramma 'Schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor klimaat'. Via convenanten met o.a. het bedrijfsleven en gemeentes wordt hier invulling aan gegeven. In het convenant 'Lente-akkoord' is afgesproken dat wordt gestreefd naar een stapsgewijse aanscherping van de energie-eisen tot energieneutrale nieuwbouw in 2020.
De gemeente stimuleert duurzaam bouwen. Duurzaamheid is een kernwaarde in het coalitieakkoord. Dit is vertaald in duurzaamheidsambities. Zo is Amersfoort in 2030 een stad zonder CO2 uitstoot. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het duurzaamheidsprogramma van Amersfoort moet in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces rekening worden gehouden met duurzaam en milieubewust bouwen.
Beleid hierover is verankerd in het Milieubeleidsplan gemeente Amersfoort 2008-2011 (geldigheid met twee jaar verlengd). Met de woningcorporaties Portaal en De Alliantie zijn in Amersfoort afspraken gemaakt over duurzaam bouwen in het convenant Samen Duurzaam.
Duurzaamheid in relatie tot het plangebied
De supermarkt gaat werken met vloerverwarming waarbij de restwarmte van de condensoren wordt gebruikt. De ontwikkelaar koerst erop daarmee een gasaansluiting overbodig te maken. Verder werkt de supermarkt in de exploitatie met allerlei duurzame maatregelen als LED verlichting, dakafdekking van koelingen en vriezers, duurzaam transport, afvalretourstroom etc.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.
EU-Vogelrichtlijn / 1979 en EU-Habitatrichtlijn / 1992
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.
Toets in het kader van gebiedsbescherming
De toets in het kader van gebiedsbescherming vindt zijn oorsprong in de Natuurbeschermingswet 1998 en draagt zorg voor de bescherming van natuurwaarden. De wet kent drie typen gebieden:
Plannen dan wel projecten in deze gebieden, maar ook daar buiten in verband met de zogenaamde externe werking, kunnen vergunningplichtig zijn.
Naast de gebiedsbescherming die voortkomt uit de Natuurbeschermingswet 1998 kennen we de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen. Waarbij de meest recente versie nu het Natuurbeheerplan 2011 is. In de Provinciale Structuurvisie heeft de EHS een zogenaamde Groene Contour gekregen, de grenzen van de EHS zijn daarbij bijna volledig overgenomen uit het natuurbeheerplan.
Ecologische hoofdstructuur (de brede groene zone) in de omgeving van het plangebied (PRS)
Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van gebieden die binnen de groene contour vallen en die per saldo significant negatieve gevolgen hebben voor de te behouden waarden en kenmerken, zijn niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het “nee, tenzij” principe). Op basis van een afweging tussen het te beschermen belang en het met het plan of project gemoeide belang wordt al dan niet toestemming verleend door de provincie. Wordt een plan of project na afweging van belangen toch toegestaan, dan moet een besluit worden genomen over mitigerende (mitigeren is verzachten of verlichten) en compenserende maatregelen (het zogenaamde compensatiebeginsel). Als de mitigerende maatregelen onvoldoende zijn, moeten compenserende maatregelen worden getroffen: maatregelen waarmee nieuwe waarden worden gecreëerd die vergelijkbaar zijn (in kwantiteit of kwaliteit) met de verloren gegane waarden.
Gebiedsbescherming in relatie tot het plangebied
In de omgeving van Amersfoort zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen. Op ongeveer 3 kilometer ten zuiden van het plangebied ligt de meest nabijgelegen Beschermde natuurmonument met de naam Schoolsteenbosjes. Op ongeveer 300 meter ten oosten van het plangebied is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gelegen, zie bovenstaande afbeelding. Gezien de afstand van het plan ten opzichte van beschermde gebieden en de kleinschalige sloopwerkzaamheden en nieuwbouw, worden negatieve effecten op beschermde gebieden uitgesloten.
Wel heeft de aangrenzende waterpartij en een deel van de groenstrook in het geldende bestemmingsplan een extra aanduiding als ecologische verbindingszone. Dit is geen verbindingszone in het kader van de EHS, maar een gemeentelijke verbindingszone. De waterpartij valt echter buiten de scope van dit bestemmingsplan, de groenstrook zit er voor een klein deel in, maar voor wat betreft de ecologische verbindingszone kan opgemerkt worden dat de gemeente op dit moment bezig is met het ontwerpen van een natuurlijke oever aan deze zijde. Op deze manier wordt uitvoering gegeven aan de wens om de ecologische verbindingszone optimaal in te richten en wordt voldaan aan de uitgangspunten van deze ecologische verbindingszone. De inrichting van de natuurlijke oever valt buiten de grenzen van dit bestemmingsplan.
Toets in het kader van soortenbescherming
De toets in het kader van soortenbescherming is met de wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet (1 juli 2002) wettelijk vastgelegd. Bij elk plan dat ingrijpt op standplaatsen van planten of verblijfplaatsen van dieren, dient getoetst te worden wat het effect is op beschermde soorten, die met name genoemd zijn in de Flora- en faunawet.
Flora- en Faunawet
De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora en faunawet behorende besluiten.
Dat houdt in dat bij planvorming uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met de gevolgen die ruimtelijke ingrepen hebben voor de instandhouding van de beschermde soort.
Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe AmvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Deze AMvB, betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit zal sprake zijn van een drietal categorieën beschermingsniveaus:
Tegen deze wettelijke achtergrond worden de nieuwe ontwikkelingen beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving.
Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.
Flora- en Faunawet in relatie tot het plangebied
In februari 2012 is door Mees Ruimte & Milieu een quickscan flora en fauna (zie bijlage 4 bij de toelichting) uitgevoerd ter plaatse van de kerk aan de Euterpeplein in Amersfoort. Er is specifiek getoetst op de aanwezigheid van vleermuizen. Op basis van de uitgevoerde quickscan flora en fauna met een specifiek onderzoek naar vleermuizen wordt geconcludeerd dat geen vleermuizen gebruik maken van de kerk als verblijfplaats. Met de sloop van de kerk worden geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden. Inmiddels is de sloop van het gebouw succesvol afgerond.
Op 30 januari 2013 is een bomen effect analyse (bea) uitgevoerd door tree-o-logic bij 7 kastanjes aan het Euterpeplein. Dit onderzoek is gedaan ten behoeve van het aanpassen van het wegprofiel van de Randenbroekerweg en het slopen van de kerk en bouwen van een nieuwe supermarkt (zie bijlage 2 bij de toelichting). In deze bea is onderzocht of de 7 paardenkastanjes (Aesculus hippocastanum), die binnen de invloedsfeer van de geplande activiteiten staan, in het licht van de voorgenomen plannen behouden kunnen blijven.
Na uitvoering van het onderzoek en in het licht van de voorgenomen plannen blijkt dat de zeven paardenkastanjes, met de aan Tree-O-Logic ter beschikking gestelde gegevens, niet duurzaam behouden kunnen blijven.
De belangrijkste argumenten voor deze conclusie zijn:
De bestaande bomen hebben op dit moment een matige tot slechte conditie, waardoor het verplaatsen van de bomen geen optie is. In de aanpassing van het wegprofiel is rekening gehouden met het terugplaatsen van nieuwe bomen ter compensatie. Bij de compensatie wordt rekening gehouden met de aanbevelingen over het type en de groeiplaatsen zoals beschreven in de bomen effect analyse.
Beleid en normstelling
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verboden risico’s moeten aanvaardbaar blijven.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Zowel in het besluit als in de circulaire zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken ) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6 -contour (PR).
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. In deze circulaire staat het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken.
Naar verwachting zal het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in januari 2014 worden vastgesteld en in werking treden. Tot die tijd is de genoemde circulaire van toepassing.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Externe veiligheid in relatie tot het plangebied
Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water.
Het Ipo (Interprovinciaal overleg) heeft een professionele risicokaart ontwikkeld waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de professionele risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven (inrichtingen) die gevaarlijke stoffen gebruiken, produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu.
Uitsnede professionele risicokaart, geraadpleegd 29 maart 2013
Relatie met plangebied
Op bovenstaande uitsnede van de professionele risicokaart is af te lezen dat het plangebied (rode ovaal) niet binnen een risicocontour ligt van een Bevi-inrichting of transportroute gevaarlijke stoffen. Het plan zelf is geen risicovolle activiteit. Geconcludeerd kan worden dat het milieuaspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgenomen herontwikkeling tot supermarkt.
Wet geluidhinder
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
Geluid in relatie tot het plangebied
In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn aangemerkt als geluidgevoelige bestemmingen. Daarnaast worden geen wijzigingen aan wegen bewerkstelligd met dit bestemmingsplan of wordt een geluidszone in het kader van een industrieterrein aangepakt. Onderzoek naar geluidhinder kan dan ook achterwege blijven.
De toename van het verkeer (zie ook paragraaf 3.3.2) als gevolg van de nieuwe functie is niet zodanig dat dit leidt tot een onaanvaardbare toename van wegverkeerslawaai voor de omliggende al bestaande geluidgevoelige functies.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet beoordeeld worden of de supermarkt enige hinder oplevert voor de in de nabijheid liggende woningen. Ondanks dat het realiseren van een supermarkt in het kader van milieuzonering acceptabel is (zie paragraaf 4.2), wordt alsnog onderzocht of de supermarkt voldoet aan de eisen uit het Activiteitenbesluit en of er sprake is van indirecte hinder. Dit onderzoek is uitgevoerd door Vobru (bijlage 1 van de toelichting). De resultaten zijn hieronder opgenomen.
Doel van het onderzoek is het bepalen van de optredende geluidniveaus ten gevolge van de gehele inrichting op de woningen van derden. De optredende geluidniveaus ten gevolge van de supermarkt zijn bepaald en getoetst.
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus representatieve bedrijfssituatie
Uit de rekenresultaten blijkt dat de optredende geluidbelasting ten gevolge van de supermarkt op de rekenpunten ter plaatse van woningen van derden lager is dan de in het activiteitenbesluit gestelde normering. De geluidbelasting is eveneens lager dan de richtwaarden voor een gemengd gebied, zoals aangegeven in de VNG publicatie en in de 'Handreiking industrielawaai en vergunningverlening'.
Het berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de woningen van derden bedraagt maximaal 46 dB(A) in de dagperiode, 44 dB(A) in de avondperiode en in de nachtperiode 32 dB(A) bedraagt. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het bedrijf niet leidt tot hinder bij de betreffende woningen van derden.
Maximaal optredende geluidniveaus representatieve bedrijfssituatie
Uit de toetsing van de rekenresultaten in de representatieve bedrijfssituatie blijkt dat de berekende maximale waarden (inclusief de openbare parkeerplaats) ter plaatse van de woningen van derden in de dagperiode 66 dB(A), in de avondperiode 64 dB(A) en in de nachtperiode 38 dB(A) bedraagt. Het betreft hier overigens piekmomenten. De berekende waarden voldoen hiermee ruimschoots aan de in het activiteitenbesluit gestelde grenswaarden. De berekende waarden worden derhalve vergunbaar geacht.
Aantrekkende verkeersbewegingen (Indirecte hinder)
De optredende geluidbelasting ten gevolge van de aantrekkende verkeersbewegingen van de gehele inrichting is berekend op de woningen van derden. In de representatief optredende bedrijfssituatie wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.
Wettelijk kader
Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Ad. 3 Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project. Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorging-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.
Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied
Binnen het plangebied worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De supermarkt heeft wel een verkeersaantrekkende werking. Met behulp van de NIBM-tool van Infomil is berekend of het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse. Hiervoor is de verkeersaantrekkende werking uit paragraaf 3.3.2 gebruikt. Daarbij is tevens uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 0,7 x100 m2 bvo (op basis van de kengetallen van het C.R.O.W.). Dit betekent dat er op basis van deze norm er 7 vrachtwagens per dag te verwachten zijn. Dit is ongeveer 1% van de totaal aantal te verwachten bewegingen. Opgemerkt dient te worden dat dit een worst-case is. In de werkelijkheid zal de supermarkt bevoorraad worden door maximaal drie vrachtwagens per dag.
NIBM-tool versie 21-05-2013
Voor toekomstige situaties geldt dat de grenswaarden van het besluit niet mogen worden overschreden. Bij nieuwbouw van woningen en aanleg van plaatsen waar mensen verblijven, te weten trottoirs en voetpaden, dient getoetst te worden aan de grenswaarden van het Besluit luchtkwaliteit.
Met behulp van Atlas Leefomgeving (bron: http://www.atlasleefomgeving.nl/kijken) is op 10 april 2013 vastgesteld wat de huidige achtergrondconcentraties voor het jaartal 2013 zijn ter plaatse van het plangebied. Dit om te bepalen of het realiseren van deze functie op deze specifieke plek in het kader van een goed leefklimaat te motiveren is. Uit de resultaten van Atlas Leefomgeving blijkt dat de achtergrondconcentratie zowel voor NO2 (33 µg/m3) als voor PM10 (27,5 µg/m3) onder de grenswaarde van 40 µg/m3 (voor zowel NO2 als PM10) blijft.
Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Nationaal Waterplan (2009)
Het Nationale Waterplan (NWP) is de opvolger van de vierde nota waterhuishouding en geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het NWP is het rijksplan voor het waterbeleid. het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten woren om Nederland ook voor de toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Waterplan provincie Utrecht
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
Waterplan gemeente Amersfoort 2005-2015
Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Eem en Hydron Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater.
Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.
Watertoets
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Water in relatie tot het plangebied
Binnen het plangebied is geen open water aanwezig. De groenstrook ten noorden van de opnieuw in te richten parkeerplaats grenst wel aan open water die beschermd is door de legger. De groenstrook valt echter buiten de scope van dit bestemmingsplan.
Het bestaande plangebied is op enkele groenstroken na, vrijwel geheel verhard met (klinker)verharding en bestaande bebouwing. De groenstroken mogen op basis van het vigerende bestemmingsplan verhard worden met voet- en fietspaden. Er is geen sprake van een dusdanige toename van verhard oppervlakte en er hoeft derhalve geen watercompensatie plaats te vinden.
In het ontwerp van het plan is rekening gehouden met materiaalgebruik. Zo worden er geen uitloogbare materialen zoals lood en zink gebruikt. Het hemelwater wordt afgekoppeld en worden afgevoerd op het bestaande oppervlaktewater aan de noordkant van het plangebied.
De grondwaterstand in de omgeving van het Euterpeplein varieert tussen de 0,7 tot 1,3 meter beneden maaiveld. Onderzoek naar klimaatgevolgen heeft uitgewezen dat de grondwaterstand ten gevolge van klimaatontwikkelingen op verschillende locaties in Amersfoort nog zo’n 20 tot 30 cm gaat stijgen. Om problemen te voorkomen worden (eventuele) kelders tot maaiveld waterdicht gebouwd.
Reactie Waterschap Vallei en Veluwe
Middels de digitale watertoets is het plan voorgelegd aan het waterschap. Per mail hebben zij een préadvies uitgebracht waarin aangegeven wordt dat er geen opmerkingen zijn op de bovenstaande waterparagraaf. Wel geven zij mee dat zij graag een gescheiden rioolstelsel willen zien, zodat de regenwaterafvoer van het dak van de supermarktniet naar de riolering wordt afgevoerd. Daarnaast zal voor het lozen van het regenwater een watervergunning moeten worden aangevraagd.
Inleiding
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige ofte verwachten archeologische waarden. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op dearcheologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door de gemeenteraad vastgesteld op 28 september 2010.
Archeologische waarden
Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten. Ook bevinden zich hier geen vastgestelde archeologische waarden.
Archeologisch verwachtingen
Het plangebied bevindt zich in een gebied met middelhoge archeologische verwachtingen.
In geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m² dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Uitsnede archeologische beleidskaart Amersfoort, augustus 2010
In algemene zin waren deze gronden geschikt voor bewoning in de prehistorie (jager-verzamelaars en landbouwers) en de Middeleeuwen.
In de directe omgeving heeft geen archeologische onderzoek plaats gevonden. Een losse vondst is er in de nabijheid wel: in de Schumannstraat, is een vuurstenen werktuig gevonden
Binnen het plangebied bevinden zich woningen en stond een kerk. Bij de bouw van de kerk, en kort geleden bij de afbraak, is de bodem grotendeels geroerd. De voorgenomen ingrepen in de bodem voor de bouw van een supermarkt en aanleg van parkeerplaatsen zullen het bodemarchief niet op grote schaal verder aantasten.
In overleg met de stadsarcheoloog van de gemeente Amersfoort is bepaald dat voorafgaand aan de werkzaamheden binnen het plangebied Euterpeplein daarom geen archeologisch onderzoek plaats hoeft te vinden. Er geldt dus een ontheffing van archeologisch onderzoek.
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
De realisatie van een supermarkt valt onder de categorie D11.2 stadsontwikkelingsproject. De drempel die gegeven wordt is 200.000 m2 of meer. Voorliggend project valt ruim onder deze drempel en is derhalve niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is het gevolg van de uitspraak van het Europese hof van 15 oktober 2009 (zaak C-255/08) over de manier waarop de EU-richtlijn in de Nederlandse regelgeving was geïmplementeerd, één van de aanleidingen voor de aanpassing van het Besluit m.e.r. De essentie van die uitspraak is dat altijd m.e.r. noodzakelijk is als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten.
De vorm van een vorm-vrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.-beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU). In de vormvrije m.e.r. dient de volgende inhoud zijn vermeld:
1. Kenmerken van de projecten
In het voorliggende plan wordt een supermarkt gerealiseerd van ongeveer 1170m2 aan bvo. Op een gemiddelde werkdag zijn maximaal 1130 verkeersbewegingen te verwachten. In de directe omgeving worden geen overige ruimtelijke projecten ontwikkeld waardoor er geen sprake is van cumulatie van effecten.
2. Plaats van de projecten
Het projectgebied ligt op ruime afstand van Natura 2000 gebieden. De Ecologische Hoofdstructuur ligt op ruim 300 meter afstand van het projectgebied. Het projectgebied en de EHS worden afgeschermd door de bestaande woonbebouwing aan de noordoostkant en de winkels aan het Euterpeplein.
3. Kenmerken van het potentiële effect
Door de beperkte verkeersaantrekkende werking zijn er geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot lucht en geluid. Het gebied ligt op voldoende afstand van
beschermde gebieden en natuur. Dit zorgt ervoor dat geen negatieve effecten te verwachten zijn op omliggende natuurgebieden.
Conclusie
Het project brengt geen significant negatieve effecten met zich mee waardoor er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden.
Wat is een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Waaruit bestaat een bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.
Principe-opzet plangebied
In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:
Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.
Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend.Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.
Procedurebepalingen bij afwijking en wijziging
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.
Uit praktische overwegingen is hetzinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerpbesluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
Regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.
Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
Detailhandel
Binnen de bestemming detailhandel is het mogelijk om op detailhandel, waaronder een supermarkt, op de begane grond uit te oefenen. Daarnaast zijn binnen detailhandel ondergeschikte functies die tevens ten dienste zijn van de supermarkt toegestaan zoals kantoorruimte, laad en losvoorzieningen. Aan de bruto vloeroppervlakte van detailhandel wordt een maximum aantal vierkante meters toegekend. Er wordt gebruik gemaakt van een maximale bouwhoogte en hoogtescheidingslijnen om de verschillende hoogtes van de supermarkt aan te geven.
Groen
De gronden waarvan het groene karakter in stand moet worden gehouden hebben de bestemming "Groen" gekregen. De gronden zijn daarmee bestemd voor groenvoorzieningen, parken en plantsoenen, voet- en fietspaden en speelvoorzieningen. Er wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Er mogen enkel nutsvoorzieningen worden gerealiseerd en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen.
Verkeer - Verblijfsgebied
In het plangebied komen erftoegangswegen voor. De erftoegangswegen hebben de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" gekregen. Ook het parkeerterrein en de overige openbare ruimte heeft deze bestemming gekregen. Binnen deze bestemmingen mogen enkel nutsvoorzieningen en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen worden gerealiseerd evenals geluidwerende voorzieningen.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen.
Gelet op het stelsel van de Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit is niet aan de orde als er sprake is van een overeenkomst.
Exploitatieplan of overeenkomst
Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. In geval de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. In geval de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst. Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.
Conclusie
Met de ontwikkelaar is een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst kan worden aangemerkt als een anterieure overeenkomst. Op grond van deze overeenkomst komt de ontwikkeling en realisatie van het plan in beginsel voor rekening en risico van de ontwikkelaar. De door de gemeente gemaakte en te maken plan- en apparaatskosten evenals de mogelijk uit te keren tegemoetkomingen in schade (planschade) worden door de ontwikkelaar aan de gemeente vergoed.
Het bestemmingsplan is vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar.
Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 1. te volgen omdat het om een binnenstedelijke bestemmingsplanherziening gaat. Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan.
Wettelijk (voor)overleg
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Op 11 juli 2013 hebben de volgende instanties het conceptontwerpbestemmingsplan ontvangen met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1 Wro te reageren op het plan:
Reacties uit het vooroverleg
Naar aanleiding van het verzoek om te reageren op het concept-ontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zijn vier reacties ontvangen:
Provincie Utrecht, ingekomen 2 augustus 2013
De provincie heeft aangegeven geen aanleiding te zien om opmerkingen te plaatsen in het kader van het provinciaal belang.
Veiligheidsregio Utrecht, ingekomen 16 augustus 2013
De veiligheidsregio geeft aan dat alle relevante zaken ten aanzien van externe veiligheid zijn meegenomen in het bestemmingsplan en ziet dan ook geen aanleiding te adviseren over eventuele maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid of de voorbereiding op de rampenbestrijding.
Kamer van Koophandel Gooi-Eemland, ingekomen 22 juli 2013
De KvK heeft aangegeven geen gebruik te maken van de mogelijkheid te reageren op voorliggend bestemmingsplan.
Servicebureau Gemeenten, ingekomen 17 juli 2013
Het servicebureau heeft twee opmerkingen gemaakt aangaande de tekst in de toelichting voor wat betreft de verwachte inwerkingtreding van het Besluit transportroutes externe veiligheid. Ook heeft men inhoudelijk gereageerd op het akoestisch onderzoek.
Reactie gemeente: de toelichting is aangepast aan de opmerking voor wat betreft externe veiligheid. De opmerking op het akoestisch onderzoek is verwerkt in dit onderzoek en geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan te wijzigen.
Vaststelling bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 10 april t/m woensdag 21 mei 2014 ter inzage gelegen waarbij een ieder de mogelijkheid had een zienswijze over het plan kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Van deze gelegenheid is door 6 reclamanten gebruik gemaakt (waarbij 1 zienswijze 95 medeondertekenaars heeft). De zienswijzen zijn samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien in de zienswijzennota (doc.nr. # 4705419). Geen van de zienswijzen heeft aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wel is er een ambtshalve aanpassing aangebracht. In de regels van het plan is in artikel 3 een wijziging opgenomen dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen 2009 (zoals deze is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 januari 2009 en bijgesteld op de parkeernormen bij besluit van de gemeenteraad van 3 juli 2012) en dat daardoor voor de functie detailhandel in wijk- buurt en dorpcentra de norm wordt gehanteerd van 3,3 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak). Deze specifieke tekst is toegevoegd aan artikel 3 omdat recent de Nota Parkeernormen is aangepast. Voor het bestemmingsplan Euterpeplein 1 e.o. blijven de in artikel 3 genoemde parkeernormen van toepassing.
Daarnaast is bij de vaststelling van het bestemmingsplan een amendement aangenomen waarin besloten is de zienswijzennota aan te vullen met de volgende tekst: "De toegang vanaf de Randenbroekerweg naar het nog uit te breiden parkeerterrein aan de Flierbeek wordt aangelegd, maar is niet toegankelijk voor verkeer, noodgevallen uitgezonderd".
Het bestemmingsplan is samen met de zienswijzennota op 10 februari 2015 bij
besluitnummer 4768330 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.