direct naar inhoud van 3.2 Ruimtelijk beleid
Plan: Berg-Utrechtseweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00049-0201

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Gemeente
3.2.1.1 Modelkeuze

In de gemeente Amersfoort is de procedure voor bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie “Rol van de Raad in RO-procedures” (vastgesteld op 10 februari 2009). In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen: model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.

Voor bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg wordt de procedure behorende bij model 2 voorgesteld. Model 2 wordt toegepast bij bestemmingsplannen voor grotere gebieden die geactualiseerd worden, waarbij de bestaande situatie de basis vormt. Voor deze gebieden is het wenselijk dat de raad van te voren kaders vaststelt, in de vorm van een startnotitie. Daarna kan het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Deze kenmerken zijn van toepassing op het nieuwe bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg. Het nieuwe bestemmingsplan wordt opgesteld voor een groter gebied dat geactualiseerd moet worden. De bestaande, feitelijke en planologische situatie en het geldend, vastgesteld beleid zijn daarbij uitgangspunt.

3.2.1.2 Startnotitie bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg

De gemeenteraad heeft op 27 maart 2012 de startnotitie voor het bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg vastgesteld. Deze startnotitie geeft een beeld van de begrenzing en opzet van het nieuwe bestemmingsplan, de planning van de bestemmingsplanprocedure en de met het bestemmingsplan samenhangende financiën en overlegstructuur. In de notitie is het voorstel gedaan om voor dit bestemmingsplan de procedure te volgen behorende bij model 2.

In de startnotitie zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd voor het opstellen van het bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg:

  • coalitieakkoord 2010-2014: bestemmingsplannen moeten worden geactualiseerd, waarbij meer ruimte wordt gelaten aan burgers door globaler te bestemmen. Dat betekent voor het bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg dat, rekening houdend met de aanwezige cultuurhistorische en ecologische kwaliteiten, per geval en in algemene zin bekeken zal worden of er verruiming mogelijk is van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden, om daarmee onnodige planologische procedures te beperken (verminderen regeldruk);
  • de geldende planologische situatie: rechten uit geldende bestemmingsplannen worden in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen tenzij deze niet langer wenselijk zijn. In dat geval worden de rechten aangepast, mits dit geen risico voor planschade oplevert. Ook verleende vrijstellingen, ontheffingen, afwijkingen en projectbesluiten worden in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen;
  • vastgesteld beleid, zoals het ‘beleid voor het afwijken van het bestemmingsplan’, de ‘Visie werklocaties 2030’ en de ‘Woonvisie’, wordt verwerkt in het bestemmingsplan.
  • in principe worden geen nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen. Alleen als hiervoor een overeenkomst is gesloten en alle benodigde onderzoeken tijdig zijn aangeleverd, kunnen kleinschalige ontwikkelingen meeliften in het nieuwe bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg. Als dat niet het geval is, wordt voor die ontwikkeling een aparte planologische procedure gevoerd (postzegel bestemmingsplan of projectbesluit). Hiermee wordt voorkomen dat het bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg onnodige vertraging oploopt omdat gewacht moet worden op onderzoeken of overeenkomsten voor nieuwe ontwikkelingen.

3.2.1.3 Structuurvisie Amersfoort (2009)

In deze Structuurvisie is geen nieuw beleid geformuleerd, maar is het ruimtelijk relevante bestaande beleid in samenhang gepresenteerd. Het gaat in hoofdlijnen om beleidsnota's en ruimtelijke kaders die voor projecten zijn bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00049-0201_0011.png"


Structuurvisie Amersfoort: Ruimtelijke hoofdstructuur 2009

Zoals op bovenstaande afbeelding is te zien kent het plangebied van voorliggend bestemmingsplan in de ruimtelijke hoofdstructuur van de structuurvisie, verschillende typeringen:

  • Gemengde gebieden/centrum; het gebied langs de Stationsstraat / Asch van Wijckstraat. Dit gebied is een aanloopgebied naar het stadscentrum wat tot uitdrukking komt in de verschillende functies die met name in de plint van de gebouwen zijn gevestigd.
  • Gemengde gebieden; de Utrechtseweg en omgeving en het gebied rond de voormalige kloosters en de kazerne aan de Daam Fockemalaan. Dit gebied wordt gekenmerkt door diverse, grote instellingen in het groen. Dit karakter blijft gehandhaafd. Wel zijn verschillende instellingen bezig met plannen voor sloop en vervangende nieuwbouw. Randvoorwaarde daarbij is dat het groene, landschappelijke karakter wordt bewaard en versterkt.
  • Woongebieden; het grootste deel van het Bergkwartier is een woongebied met voornamelijk grondgebonden woningen in een lage dichtheid, omgeven door publiek en privaat groen.
  • Stedelijk groen; gebieden rond de Stichtse rotonde, bosgebied Klein Zwitserland en het gebied rond tennisvereniging Alta aan de Mr. Th. Heemskerklaan.
  • Landelijk groen; grote delen van het militaire terrein ten noorden van de woonpercelen aan de Utrechtseweg en ten zuiden van Zon en Schild.

Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe structuurvisie, de structuurvisie Amersfoort 2030. Hierin wordt een beeld gegeven van de ruimtelijke toekomst van de stad.

3.2.1.4 Coalitieakkoord 2010-2014

In het college programma 2010-2014 geeft het college aan op welke manier ze zich gaat inzetten voor de stad voor de korte en de lange termijn. Centrale waarden zijn verbondenheid, slagvaardigheid en duurzaamheid. Een van de kernthema's is veligheid & handhaving. Het verhogen van de betrokkenheid, eigen verantwoordelijkheid en het versterken van het zelfoplossend vermogen van burgers zijn de belangrijkste pijlers voor de komende jaren. Toezicht op en handhaving van allerhande regelgeving door de overheid, van bestemmingsplannen tot parkeren, zijn essentieel om het gevoel van rechtsorde te bestendigen en overtredend gedrag al bij voorbaat te ontmoedigen. Meer dan in voorgaande jaren wordt bezien of regelgeving kan worden verminderd.

Andere kernthema's zijn Mobiliteit en Ruimtelijke ontwikkeling en projecten. Mobiliteit is voor mensen individueel en voor de stad als geheel van vitaal belang. Een knelpunt dat lang vooruitgeschoven is, is de westelijke ontsluiting van Amersfoort. Binnen deze raadsperiode wordt een variant gekozen voor een toekomstgerichte westelijke ontsluiting, die evenwichtig is en een wezenlijke verbetering van de doorstroming oplevert.

Het domein van ruimtelijke ontwikkelingen bevat diverse reguliere opgaven. Zo moeten de bestemmingsplannen worden geactualiseerd. Met oog voor tegenstrijdige belangen wil het college meer ruimte laten aan burgers door globaler te bestemmen en functiemenging mogelijk te maken in de stad, de wijk en op perceelsniveau.

3.2.1.5 Woonvisie Amersfoort 2011-2020

In de woonvisie Amersfoort 2011 – 2020 (vastgesteld 27 september 2011) staat beschreven met welk woonbeleid de gemeente aan de slag gaat. Het is een van de bouwstenen voor de structuurvisie waar vooral de ruimtelijke invulling een plek moet krijgen. In de koers voor de Structuurvisie Amersfoort 2030 is als ambitie vastgesteld dat Amersfoort zich verder ontwikkelt tot een duurzame, vitale stad met een centrumfunctie voor de regio. De kracht van Amersfoort zit in de goede mix van stedelijkheid en groene leefbare wijken, met een waardevol historisch centrum in een groene omgeving.

Programma voor de stad

De vraag naar wonen in Amersfoort is en blijft groot. Voldoende nieuwbouw is belangrijk om de doorstroming op gang te houden zodat er in alle segmenten van de markt woningen beschikbaar komen.

Uitgangspunt voor het woningbouwprogramma vormen de uitbreiding van het centrumstedelijk woonmilieu, het versterken van de naoorlogse wijken en de verdere uitbouw van het groenstedelijk wonen in Vathorst. Alleen voor de grotere nieuwbouwlocaties omschrijven we de gewenste woonmilieus en geven richting aan de wijze waarop deze locaties worden ingevuld (woonmilieuprofiel). Hierin worden de randvoorwaarden voor de planontwikkeling meegegeven over de woningdichtheid, functiemenging, parkeren, financiële doelgroepen en de openbare ruimte. Naast de uitbreiding van het groenstedelijk woningaanbod in Vathorst (sterk gericht op gezinnen) en met de vernieuwingsopgave van Amersfoort Vernieuwt, ligt er een opgave in de uitbreiding van het aanbod centrumstedelijk wonen in Amersfoort. Hiermee versterken wij de positie als stedelijk hart van de regio.

Nieuwbouw in bestaande wijken

Voor andere delen van de stad en bij ontwikkelingen op kleinere locaties zal de nieuwbouw moeten passen binnen het daar aanwezige woonmilieu en ligt voor ons de focus op een zorgvuldig proces van de programmakeuze. Vanuit ons woonbeleid geven wij geen randvoorwaarden mee over het programma op kleine locaties (tot circa30 woningen). Bij grotere nieuwbouwlocaties in bestaande wijken vragen wij aan de ontwikkelende partijen om op basis van een analyse van de woningbehoefte in de wijk of buurt tot planontwikkeling te komen. Dit moet passen bij de sfeer en schaal van de buurt. Ontwikkelaars en corporaties geven daar zelf invulling aan en wij geven daarvoor alleen een procesvereiste mee.

Gebiedstype Zandstad

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan heeft in de woonvisie als gebiedstype het type Zandstad. De Zandstad is de zuidflank van Amersfoort die is gebouwd op zand. Dat is duidelijk merkbaar, het oude landsschap is op veel plaatsen zichtbaar en voelbaar. Kenmerken van de Zandstad zijn onder meer: historiciteit, identiteit, diversiteit en kleinschaligheid. De buurten zijn geliefd bij woningzoekenden.

Dreigend overaanbod appartementen

In het centrumstedelijk wonen is het opvallend dat de behoefte sterk gericht is op eengezinswoningen en niet op appartementen. Wij zullen een Amersfoortse invulling moeten geven aan het compact binnenstedelijk bouwen met een hoog aandeel grondgebonden woningen. Dat vraagt om de ontwikkeling van nieuwe woonconcepten, zoals stadswoningen met een kleine buitenruimte. Dergelijke stedelijke ontwikkelingen zullen met name in de zone rond de binnenstad met de centrumstedelijke invloedssfeer worden gerealiseerd.

Functiemenging van wonen en werken

Wij willen ruimte geven voor functiemenging omdat dat past binnen de stedelijke dynamiek en de veranderende woonwensen. De vervlechting van wonen en werken zien we in alle stedelijke woonmilieus, maar met verschillende accenten. Dit is ook de lijn in de Visie Werklocaties waar bij werkfuncties een verschuiving zichtbaar is van grootschaligheid naar kleinschaligheid en van formele locaties (kantoor- en bedrijfsterreinen) naar informele locaties (gemengde zones en woonwijken). Functiemenging kan op verschillende schaalniveaus gestalte krijgen: binnen de woning, in de straat, in de buurt, in delen van de stad. De mate van stedelijkheid speelt een rol bij de kansen voor combinaties van wonen en werken. Functiemenging draagt bij aan de reuring, sociale veiligheid, levendigheid en afwisseling in de woonomgeving.

Kamergewijze verhuur

In de raadsvergadering van 27 september 2011 is naast de woonvisie ook de Huisvestingsverordening 2011 vastgesteld. In de Huisvestingsverordening 2011 is over het omzetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte (kamergewijze verhuur) bepaald dat Burgemeester en Wethouders beleidsregels maken met voorwaarden en voorschriften.

Deze beleidsregels "Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort" (27 september 2011) geven toetsingscriteria over brandveiligheid, gezondheid, comfort, hygiëne en parkeren.

Bij kamerverhuur tot drie kamers wordt geen aanvullende parkeereis gesteld. Kamerverhuur vanaf vier kamers is alleen mogelijk via een gemeentelijke parkeertoets (op kosten van de aanvrager). De gemeente zal bepalen of het parkeren door de kamerverhuur opgevangen kan worden op privaat terrein of in de openbare ruimte. De aanvullende parkeernorm per extra bewoner is 0,6 parkeerplaats bovenop de voor de woning geldende norm. In de openbare ruimte mag de parkeerdruk door de kamerverhuur 's avonds en 's nachts namelijk niet boven de 90% komen.

In dit bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om kamergewijze verhuur mogelijk te maken mits aan de beleidsregels wordt voldaan.

3.2.1.6 Visie Werklocaties 2030

Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie Werklokaties 2030 vastgesteld.

In deze visie wordt de ambitie uitgesproken om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken, regionaal. Met de Visie Werklokaties wordt de koers aangegeven voor het verbeteren van randvoorwaarden om een aantrekkelijke woon- en werkstad te blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00049-0201_0012.png"

Kaart: Werklokaties Amersfoort 2010-2020


Kantoren

Gezien de huidige leegstand en grote planvoorraad (in vooral grote kantoren), maken we geen nieuwe kantoorbestemmingen. Onder voorwaarden kunnen we uitzonderingen maken. Om in de behoefte aan kleinschalige kantoorruimte te kunnen voorzien, willen we ruimte blijven bieden aan eventuele initiatieven voor zeer kleine kantoren (tot 250 vierkante meter bruto vloeroppervlak). Bij initiatieven voor zeer kleine kantoren gaan wij uit van maatwerk, waarbij vooral de ruimtelijke inpasbaarheid van belang is.

Aangezien de kantorenmarkt momenteel niet goed is en er veel leegstand is, heeft de gemeenteraad van Amersfoort op 24 januari 2012 een besluit genomen over het versoepelen van de besluitvorming voor het wijzigen van de bestemming van leegstaande kantoorpanden. Voor een dergelijke wijziging is in veel gevallen (vanaf 1500 m2) herziening van het bestemmingsplan nodig of een Wabo-projectbesluit. Dit zijn procedures met een lange doorlooptijd die bij de gemeente begint. Deze procedures worden versoepeld door gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheden op basis waarvan het besluit is genomen dat:

  • geen verklaring van geen bedenkingen is vereist (als bedoeld in artikel 6.5 derde lid Besluit omgevingsrecht en artikel 2.27 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht);
  • de bevoegdheid tot het nemen van besluiten inzake grondexploitatie (als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening) te delegeren aan burgemeester en wethouders;
  • bij (mogelijke) bestemmingsplanprocedures voor de onder beslispunt 1 bedoelde gevallen zo mogelijk de coördinatieregeling toe te passen (als bedoeld in artikel 3.30 Wet ruimtelijke ordening).

Meer functiemenging en werkgelegenheid in wijken en gemengde gebieden

We zien de verschuiving van werkgelegenheid van reguliere werklocaties naar wijken en gemengde gebieden (de ‘verspreide werklocaties’) en de verwachting is dat deze trend verder doorzet. Verspreide werklocaties worden dan ook steeds belangrijker: gezien de trend is er behoefte aan en ze zijn steeds meer nodig om voldoende ruimte te bieden voor banengroei. Wij willen voor werkfuncties op verspreide werklocaties meer ruimte bieden. Dit past bij de stedelijke dynamiek: wij staan hier positief tegenover en zullen ruimhartig omgaan met functiemenging. Dit past ook in ons streven naar meer stedelijke woonmilieus, met name in en rond het centrum, zoals ook opgenomen in de Woonvisie.

Wij hanteren hier een breed begrip van ‘werken’ (of bedrijven, bedrijvigheid). Naast kantoren of bedrijfsruimte kan het ook gaan om voorzieningen, cultuur, zorg, onderwijs en dergelijke. Bij functiemenging op verspreide werklocaties hebben we het over schone bedrijvigheid. Bovendien zal het in pure woongebieden overwegend gaan om kleine bedrijven. In meer gemengde en/of stedelijke gebieden zullen vaker ook grote bedrijven passen. Wij kunnen niet op voorhand bepalen waar en hoe meer functiemenging gaat ontstaan, daarvoor zijn marktpartijen aan zet.

Regeling bedrijven en beroepen aan huis

Begin 2010 hebben wij de mogelijkheden voor bedrijven en beroepen aan huis verruimd. De regeling bedrijven en beroepen aan huis geldt voor de hele stad. Het is onder voorwaarden toegestaan om aan huis een bedrijf te hebben met maximaal drie werkzame personen (eigenaar/bewoner en twee werknemers). Deze regeling zetten wij voort. Voor het grootste deel van de stad voorzien we hiermee in de mogelijkheden die er voor functiemenging zijn. Deze regeling is bedoeld om kleinschalige bedrijvigheid gekoppeld aan de woonfunctie in woongebieden mogelijk te maken, waarbij het woon- en leefklimaat behouden blijft.

Stichtse Rotonde

De omgeving van de Stichtse Rotonde (Amersfoort-West: Bosgebied en de westelijke buurten van De Berg Noord en De Berg Zuid) wordt gekenmerkt door diverse instellingen in het groen en is voor de economie van Amersfoort van zeer grote waarde. Er is veel zorg, onderwijs, vrijetijdseconomie, zakelijk toerisme en dienstverlening. Daarmee draagt het gebied sterk bij aan de diversiteit van de Amersfoortse economie. Door de ruimtelijke inpassing in het groen, zou je hier kunnen spreken van een (groen) werklandschap. De Stichtse Rotonde en omgeving is een gemengde zone die we verder willen optimaliseren (dit is het huidige uitgangspunt zoals bepaald in het kader van de planvorming voor de bereikbaarheid van Amersfoort-West). Vanuit economisch perspectief biedt dit gebied, vanwege haar aantrekkelijkheid, nog veel groeikansen. Het groene karakter is onderdeel van die aantrekkelijkheid.

Kleine en grotere initiatieven elders

En tot slot dienen zich geregeld kleine en grotere initiatieven verspreid over de stad aan. Wij staan hier positief tegenover. Concrete initiatieven blijven we toetsen op onder andere de ruimtelijke inpasbaarheid, waarbij aspecten als parkeren, hinder voor de omgeving en stedenbouwkundige aspecten in de afweging worden betrokken.

3.2.1.7 Beleidsvisie Groen-Blauwe Structuur 2004

Algemeen doel van de gemeente is het behoud van, en de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de Groen Blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig. De verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terug komen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie. Versterking en het benutten van de differentiatie is dan ook het belangrijkste uitgangspunt voor de Groen Blauwe Structuur.

Algemeen doel van de gemeente is het behoud van, en de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de Groen Blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig. De verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terug komen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie. Versterking en het benutten van de differentiatie is dan ook het belangrijkste uitgangspunt voor de Groen Blauwe Structuur.

Het bestemmingsplangebied ligt in deze visie in gebied stad en gebied Heuvelrug. Het groen in de stad is sterk gebonden aan het groen van het landelijk gebied. Behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische elementen en het vergroten van de biodiversiteit is de belangrijkste ambitie voor de natuur. Het ontwikkelen van een robuuste structuur van aaneengesloten groengebied is daarvoor van belang. Verder moeten kansen voor natuurontwikkeling worden aangegrepen en beoogt de gemeente de natuur meer de stad in te brengen. Het herkenbaar houden van landgoederen en linten, de waarden van Klein Zwitserland en het Belgenmonument zijn voor de cultuurhistorie van belang.

Het zorgvuldig omgaan met ruimte is een centraal uitgangspunt in het gemeentelijk beleid. Dit betekent dat intensivering en combinaties van functies worden gestimuleerd op plaatsen waar dit bijdraagt aan behoud of verbetering van ruimtelijke kwaliteit. Omdat de ruimte schaars is en velen aanspraak maken op de ruimte in de stad, is het daar noodzakelijk en dikwijls ook wenselijk om te komen tot functiemenging. Buiten de stad zijn meer mogelijkheden voor zonering, waarbij een gebied speciaal voor één functie bestemd kan worden.

Voor het gehele Utrechtse Heuvelruggebied wordt het schaakbord model Nagestreefd. Dit betekent verdichten (meer bebouwing toevoegen) en verdunnen (bebouwing slopen en meer groen ontwikkelen) door uitwisseling van functies over een groter gebied, waardoor een gebied ontstaat met een clustering van bebouwing afgewisseld door groengebied. Hierdoor wordt de bijzondere locatie voor wonen, werken, onderwijs en recreatie in het bos benut en worden tevens de mogelijkheden voor recreatie en natuurontwikkeling vergroot. Dit dient nog nader uitgewerkt te worden.

Verbindingen ten behoeve van fauna zijn gewenst over of onder de provinciale wegen, de snelwegen en de spoorlijn richting Utrecht.

3.2.1.8 Verkeer- en vervoerplan

Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Daarbij worden sluipverkeer en doorgaand verkeer geweerd en de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbeterd. Stilstaand verkeer is slecht voor de luchtkwaliteit. Met de toenemende ontwikkelingen in de stad ligt hier een opgave om een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem in te richten voor alle modaliteiten. De gemeente wil de beschikbare verkeersruimte op het wegennet optimaal gaan benutten. Dit houdt in dat gekeken wordt naar een slimmere indeling van bestaande rijstroken en ook, waar dit winst voor de totale afwikkeling oplevert, extra opstelstroken op kruispunten met verkeerslichten worden toegevoegd.

3.2.1.9 Nota parkeernormen

In de nota parkeernormen Amersfoort 2009 zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is tevens aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.

3.2.1.10 De kracht van Sport, kadernota voor het sportbeleid 2008-2015

Deze nota vormt het beleidskader dat beschrijft op welke wijze in de periode 2008-2015 invulling wordt gegeven aan het gemeentelijke sportbeleid. Het formuleert doelstellingen voor de sport op zichzelf maar ook voor de sport in samenhang met andere beleidssectoren, zoals jeugd- en gezondheidsbeleid.

De centrale missie is dat Amersfoort een sportieve stad wil zijn waarin de kracht van de sport in zijn meest brede betekenis wordt benut. Daartoe wordt gestreefd naar:

  • een sportaanbod dat voor iedereen toegankelijk is;
  • sportvoorzieningen die zoveel mogelijk aansluiten bij vraag en behoefte;
  • een 'gezonde' verenigingsstructuur die een afspiegeling vormt van de samenleving;
  • het vergroten van de mogelijkheden voor de ontwikkeling van jong talent.


In het plangebied Berg-Utrechtseweg bevindt zich slechs 1 sportvereniging, namelijk tennisvereniging ALTA aan de Mr. Th. Heemskerklaan. Ook aan de Barchman Wuytierslaan bevindt zich een perceel met de bestemming 'Sport - tennisbaan'. Dit perceel wordt echter niet meer gebruikt als tennisaccomodatie.

Gestreefd wordt naar een sportvoorzieningenniveau dat aansluit bij de groei en de behoefte van de stad zonder daarbij overigens de relatie met de regio uit het oog te verliezen. Het voorzieningenniveau in 2015 moet passen bij een stad van 160.000 inwoners. In dat jaar moet de stad beschikken over een aantal sportvoorzieningen met een bovenlokaal karakter.

3.2.1.11 Bomenbeleid

De Bomennota 1992 formuleert het beleid met betrekking tot de bescherming en instandhouding van de bijzondere bomen in de gemeente Amersfoort.

Op dit moment moet voor alle bomen met een omtrek van 35 cm of meer een kapvergunning worden aangevraagd als de eigenaar de boom wil kappen. In 97% van de gevallen wordt die kapaanvraag goedgekeurd. De bomen waarvoor een kapvergunning niet wordt verleend, zijn monumentale en andere waardevolle bomen.

Nieuw bomenbeleid

Momenteel werkt de gemeente aan nieuw bomenbeleid waarin minder regels voor inwoners van Amersfoort en meer gedeelde verantwoordelijkheid. Met die intentie heeft het college het nieuwe gemeentelijke bomenbeleid ontwikkeld. In het nieuwe bomenbeleid draait de gemeente de verplichting van een kapvergunning om. Van de ruim 63.500 bomen die in de straten, plantsoenen en parken van Amersfoort staan komt een nader te bepalen aantal waardevolle bomen op een lijst. Voor die bomen geldt een kapverbod, waarvoor alleen bij hoge uitzondering een ontheffing mogelijk is. Er komen ook particuliere bomen op de bomenlijst. Voor de andere bomen geldt geen kapverbod.

Het nieuwe bomenbeleid betekent dat van tevoren voor iedereen duidelijk is welke bomen niet mogen worden gekapt. De waardevolle bomen zijn in drie categorieën ingedeeld: monumentale bomen, belangrijke beeldbepalende bomen en bomen langs hoofdstructuren zoals het Valleikanaal en de invalswegen zoals de Utrechtseweg, Leusderweg en Arnhemseweg. De indeling is van belang bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen. Monumentale bomen krijgen de grootste bescherming. Deze mogen in principe niet worden gekapt. Voor de overige categorieën geldt dat bij het kappen van een boom, een nieuwe boom van moet worden geplaatst.

Zodra de bomenlijst is vastgesteld door het college van B&W kan dit worden doorgevoerd in de Algemeen Plaatselijke Verordeningde (APV). Naar verwachting gebeurt dit in het voorjaar van 2013. Wanneer een boom van de lijst toch moet worden gekapt is daarvoor een ontheffing nodig op basis van de APV. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat er geen monumentale bomen meer worden opgenomen omdat de bescherming via andere regelgeving plaatsvindt.

3.2.1.12 Welstandsnota en beeldkwaliteitsplan

Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren maar daarnaast de stad haar eigen karakter laten behouden en zo mogelijk te versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een goede balans tussen individueel belang en algemeen belang.

Welstandsvrije gebieden

In het Coalitieakkoord Amersfoort 2010-2014 staat het voornemen een experiment te doen met welstandsvrije gebieden om het effect ervan inzichtelijk te krijgen. Enkele gebieden in de gemeente zijn nu al welstandsvrij. Het betreft het Dierenpark en de Bernardkazerne. Daarnaast is in april 2008 besloten het nog te ontwikkelen deelgebied De Laak 2b in Vathorst aan te wijzen als welstandsvrij gebied.

In het kader van het experiment op basis van het coalitieakkoord zijn enkele gebieden aangewezen als welstandsvrije gebieden: Bieshaar-noord in Hoogland, het Gein in Schothorst, de wijk Rustenburg, van Bemmelstraat / Verhoevenstraat, delen van bedrijventerrein Isselt.

Het voorliggende plangebied kent, met uitzondering van het terrein van de Bernhard kazerne, geen welstandsvrije gebieden. In het welstandsbeleid voor het Bergkwartier, dat aanvullend is ten opzichte van de beschermende regels ten aanzien van het rijks beschermd stadsgezicht, is opgenomen dat de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet en architectonische vormgeving richtinggevend zijn voor wijzigingen in het straatbeeld, de verkaveling, de gevels, detaillering, kleur en materiaalgebruik. Door de grote kavels in een lommerrijke omgeving kan het gebied een grote mate van bebouwingsvariatie in zich dragen, zonder dat dit het bebouwingsbeeld aantast.

Voor het gebied rond de Utrechtseweg is opgenomen dat vooral de eenheid van landschap en bebouwing van belang is. Bij bouw en verbouw van gebouwen verdient de continuïteit van het bosgebied op de eerste plaats aandacht. Details en materiaal zijn daar van secundait belang.

Voor het gebied tussen het station en de Stadsring geldt een hoger welstandsniveau dan standaard omdat de aanwezig moderne kantoorgebouwen van hoge architectonische kwaliteit zijn.

3.2.1.13 Prostitutiebeleid / Verbod op sexsinrichtingen

Door het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten bij het reguleren van prostitutie een grotere rol gekregen. Teneinde ongewenste situaties en ontwikkelingen te kunnen voorkomen of te kunnen tegengaan is het noodzakelijk dat gemeentelijk beleid wordt vastgelegd en dat de regelgeving wordt aangepast. De aanpassing van regelgeving bestaat uit het wijzigen van de APV door invoering van een vergunningstelsel voor seksinrichtingen en een regeling van seksinrichtingen in de bestemmingsplannen.

Het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2000). In deze nota is bepaald, dat er maximaal zeven seksinrichtingen in Amersfoort kunnen worden gevestigd. In verband met het stedelijke karakter, de groei van de gemeente en de centrumfunctie die Amersfoort voor de regio heeft, wordt een verruiming van het huidige aantal seksinrichtingen van vijf naar zeven verantwoord geacht.

In het facetbestemmingsplan 'Gebruiksbepalingen en seksinrichtingen' van de gemeente Amersfoort is voor alle geldende bestemmingsplannen een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting. Dit gebeurt met uitzondering van vijf locaties waar de bestaande seksinrichtingen worden gelegaliseerd. De gemeente heeft zich bij de afweging om de inrichtingen te legaliseren laten leiden door onderstaande ruimtelijke aspecten. De overige twee seksinrichtingen zullen op een later tijdstip middels een bestemmingsplanherziening op een geschikte locatie worden ingepast. Op 1 september 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan aangaande het bovengenoemde facetbestemmingsplan en heeft de regeling zoals Amersfoort deze hanteert, geaccepteerd (200308704/1).

Ook in de regels van het voorliggende bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het vestigen van een seksinrichting. Deze keuze is gebaseerd op het bovengenoemde beleid. Seksinrichtingen hebben vanwege hun uitstraling en openingstijden immers een ruimtelijke impact op de omgeving die zich onderscheid van overige bedrijven.

Overige aspecten:

Naast het bovenstaande zijn de volgende aspecten bij de afweging van een locatie voor de vestiging van een seksinrichting in ieder geval ruimtelijk relevant geacht:

  • geen concentratie van prostitutie in een straat, buurt, wijk of gebied;
  • geen seksinrichting in een flat of specifieke woonstraat;
  • ligging aan een doorgaande weg;
  • geen seksinrichting in tussenwoningen of panden met half-steensmuren;
  • geen onaanvaardbare toename van de verkeersbelasting in een straat;
  • voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein of in de directe omgeving;
  • geen aanstootgevende en/of storende (licht)reclames;
  • geen seksinrichting in de nabijheid van kerken, moskeeën, (avond)scholen, clubgebouwen voor jeugdigen en daarmee vergelijkbare functies.
3.2.1.14 Nota Detailhandel 2011

Op 29 maart 2011 is de geactualiseerde Nota detailhandel vastgesteld. Het detailhandelsbeleid is een toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Uitvoering betekent dat het nieuwe toetsingskader wordt gebruikt. Ook is het nieuwe beleid input voor nieuwe bestemmingsplannen.

Het geactualiseerde detailhandelsbeleid geeft een visie op de detailhandelsontwikkelingen in Amersfoort. Het beleid geeft ook handvatten om dat resultaat te bereiken doordat het een economisch toetsingskader biedt voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen.

Amersfoort heeft een optimaal voorzieningenniveau voor haar inwoners en heeft een sterke centrumfunctie in de regio. Het voorzieningenniveau is aantrekkelijk en heeft een hoge kwaliteit. Hiervoor is er ruimte voor dynamiek, waardoor veel ruimte voor ondernemen bestaat en waardoor marktinvesteringen worden uitgelokt.

Basiskeuzes voor beleid:

  • We optimaliseren de betaande detailhandelsstructuur.
  • We geven ruimte aan dynamiek en nieuwe initiatieven. We wijzen gebieden aan waar detailhandelsontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
  • De gemeente stelt voorwaarden en geeft kaders waarbinnen ontwikkeling mogelijk is.

Algemeen toetsingskader

  • Toetsingswijze

Het bestemmingsplan is het juridisch bindende kader voor nieuwe ontwikkelingen. Dit economische toetsingskader voor detailhandel komt daarom aan de orde als een nieuwe ontwikkeling niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen gelden daarnaast ook de toetsingskaders van overig beleid, zoals het beleid voor verkeer en parkeren, ruimtelijke ordening, milieu, enzovoort.

  • Detailhandel buiten de detailhandelstructuur

Uitbreiding van het aantal winkelmeters is op deze locaties niet mogelijk, behoudens een vijftal panden in de woonwijk Vathorst, die bij wijze van proef de bestemming detailhandel kunnen krijgen en bedoeld zijn voor startende ondernemers.

Winkels buiten de detailhandelsstructuur kunnen in bestaande omvang aanwezig blijven en ook opvolging door nieuwe ondernemers blijft mogelijk.

  • Internetverkoop

Bij internetverkoop worden artikelen getoond op internet en wordt ook de transactie afgehandeld via internet. Als deze activiteiten op locatie plaatsvinden is er sprake van detailhandel. Het tonen van artikelen en afhandelen van de transactie is daarom niet toegestaan op een locatie zonder detailhandelsbestemming, omdat dat dat oneigenlijk concurrentie met detailhandel kan zijn.

Als internetverkoop plaatsvindt op een locatie met woonbestemming, geldt het bestemmingsplan ‘Beroepen en bedrijven huis’. Het afhalen van artikelen is in dit geval ook uitgesloten, vanwege de verkeersaantrekkende werking die die de afhaalfunctie met zich meebrengt.

3.2.1.15 Geldende bestemmingsplannen
  • Plan van uitbreiding in Hoofdzaak uit 1956

Het Plan van Uitbreiding in Hoofdzaak bepaalt in hoofdlijnen de bestemmingen en toegestane bebouwing in grote delen van Amersfoort. Het is een plan dat in zijn beleidsdoelstellingen uiterst summier is.

De gronden ten westen en ten zuiden van Zon en Schild zijn in dit plan bestemd voor “recreatie” en “militaire doeleinden”. De laatstgenoemde bestemming rust ook op de gronden van de Prins Bernhardkazerne en het gebied van de Vlasakkers. Op de voor recreatie bestemde gronden mag, behoudens vrijstelling, geen bebouwing worden opgericht. Op de gronden die zijn bestemd voor militaire doeleinden mogen vrijstaande enkele gebouwen worden opgericht voor de huisvesting, het oefenen en onderbrengen van manschappen en voor het opslaan van materialen van het ministerie van oorlog.

  • Plan van Uitbreiding in onderdelen aan de Utrechtseweg- de Hogeweg - aan en nabij de Groenestaag uit 1962

Dit plan vormt een partiele herziening van het Plan in Hoofdzaak 1956. Het regelt de bestemmingen van de gronden ten noorden en ten zuiden van de Utrechtseweg aan de westkant van de Stichtse Rotonde. Het gebied ten noorden van de Utrechtseweg is bestemd voor “bebouwing LH landhuizen” (vrijstaande woningen) en “bebouwing BA bijzondere aard” (een proefstation voor kippeziekten, verpleeginrichting en rusthuis De Lichtenberg). Voorts is een klein deel van het gebied bestemd voor “militaire doeleinden”. De bestemming “bebouwing LH landhuizen” betreft een lint van landhuizen tegenover Zon en Schild.
Het complex van Zon en Schild en het voormalige pensionaat Sint Louis aan de zuidzijde van de Utrechtseweg zijn bestemd voor “bebouwing BA bijzondere aard” (respectievelijk verpleeginrichting en pensionaat). Een terrein aan de zuidzijde van de Utrechtseweg nabij de gemeentegrens met Soest is bestemd voor “bebouwing LD landelijke bebouwing”. Ter plaatse mogen alleen gebouwen ten dienste van de uitoefening van een agrarisch bedrijf worden gebouwd.

  • Bestemmingsplan Berg uit 1979

Ten zuiden van de Rondweg zuid (m.u.v. de terreinen van de Sinai-kliniek, flat de Vleugelslag en Ingenieurs- en Adviebreau DHV) geldt het bestemmingsplan Berg uit 1979. De desbetrefende terreinen zijn bestemd voor “bebouwing van bijzondere aard” en “recreatie”.

Het bestemmingsplan Berg uit 1979 geldt ook voor het gebied van de Stichtse Rotonde. De desbetreffende gronden zijn aangewezen voor "weg" en "plantsoen".

  • Bestemmingsplan Berg, partiële herziening uit 1988

Dit plan, dat een gedeeltelijke herziening vormt van het bestemmingsplan Berg uit 1979, bevat het planologisch-juridische kader voor de terreinen van de flat Vleugelslag en de Sinai-kliniek aan de Laan 1914. De flat is in het bestemmingsplan bestemd voor "woongebouw" (in drie en vier lagen) en de kliniek is aangewezen voor "bebouwing ten algemene nutte".

  • Bestemmingsplan Laan 1914 uit 1995

Dit plan, dat eveneens een gedeeltelijke herziening vormt van het bestemmingsplan Berg uit 1979, regelt de bebouwing van Ingenieurs- en Adviesbureau DHV aan de Laan 1914 en een oostelijk daarvan gelegen kantoor. Het aan het kantoor grenzende gebied is bestemd voor ”bos”.

  • Centraal Stadsgebied-Noord uit 2000

Het gebied van het station tot de Stadsring kent een planologisch juridische regeling in het bestemmingsplan Centraal Stadsgebied-Noord uit 2000. Het gebied bestaat voornamelijk uit kantoorbestemmingen, aangevuld met andere functies die zijn toegestaan op de begane grond en 1e verdieping. Het gaat dan onder andere om kleinschalige detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca van categorie a.

  • Bestemmingsplan De Berg 2003 en de artikel 30 Wro herziening van dat plan uit 2008

In 2003 is voor het gehele Bergkwartier een bestemmingsplan opgesteld dat conserverend van aard is en waarin, destijds vooruitlopend op de aanwijzing tot rijks beschermd stadsgezicht, beschermende regels zijn opgenomen die de kwaliteiten van het beschermd stadsgezicht moeten waarborgen. Het plan omvat een grote hoeveelheid aan bestemmingen van wonen tot kantoren, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, groen enzovoort.

  • Bestemmingsplan Gymzaal Amersfoortse Berg uit 2009

Het bestemmingsplan is opgesteld om de bouw mogelijk te maken van een extra gymzaal bij middelbare school de Amersfoortse Berg aan de Hugo de Grootlaan 25.

  • Bestemmingsplan DHV-Laan 1914 uit 2010

Doel van het bestemmingsplan is een actuele regeling voor het terrein en de gebouwen (volgens de bestaande situatie) en daarnaast het juridisch- planologisch mogelijk maken van een parkeergarage op het DHV-terrein.

  • Partiële Herziening bp Berg 2003 en 2008 Kon. Wilhelminalaan 17 uit 2010

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om in de bestaande kantoorvilla aan de
Koningin Wilhelminalaan 17 een woning te realiseren. De geldende kantoorbestemming blijft ook van toepassing.

  • Partiële Herziening bp Berg 2003 en 2008 Vondelplein 4 (Ahoed) uit 2010

Begin 2009 is vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het realiseren van een
gezondheidscentrum aan het Vondelplein 4. Om aan de benodigde parkeerplaatsen te kunnen voldoen is deze partiële herziening van het bestemmingsplan opgesteld.

  • Bestemmingsplan Dierenbeschermingscentrum Loes van Overeemlaan 8 uit 2011

Het bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van een nieuw Dierenbeschermingscentrum met een bedrijfswoning aan de Loes van Overeemlaan 8.

  • Waterpompstation Utrechtseweg uit 2011

Het plan is opgesteld om de realisatie mogelijk te maken van een nieuw waterpompgebouw ten behoeve van de drinkwatervoorziening voor het gebied Amersfoortseberg en omgeving. Het plangebied betreft het perceel Utrechtseweg 174.

3.2.2 Provincie
3.2.2.1 Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht

Bij het provinciale beleid is met name de Ruimtelijke Structuurvisie Provincie Utrecht van belang. Deze structuurvisie is ontstaan door een beleidsneutrale omzetting van het streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht. Deze omzetting vond plaats op 1 juli 2008. Provinciale Staten hebben hiervoor de “Beleidslijn nieuwe Wro” vastgesteld op 23 juni 2008.

In de structuurvisie worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen bepaald. Ook worden bestemmings- en bouwplannen van gemeenten aan het streekplan getoetst.

Binnen de structuurvisie vormen de begrippen kwaliteit, uitvoering en samenwerking gezamenlijk de rode draad. Er is een grote behoefte aan woningen en bedrijventerreinen. Ruimte hiervoor moet zoveel mogelijk worden gezocht binnen de huidige verstedelijking (inbreiden). In totaal is er ruimte gereserveerd voor 72.000 nieuwe woningen in de structuurvisie. Voor bedrijventerreinen is er ongeveer 100 ha aan ruimte gereserveerd.

In de structuurvisie zijn ook de bebouwingscontouren van de gemeenten precies vastgelegd en op kaarten aangegeven. Daarmee moet worden voorkomen dat het hele land wordt dichtgebouwd. Om het gebied waar verstedelijking mag plaatsvinden is een ‘rode contour’ getrokken. Die rode contour markeert de grens tussen stedelijk gebied en landelijk gebied. Voor het landelijke gebied mag een gemeente geen bestemmingsplan vaststellen dat verstedelijking toestaat. Dat hoeft echter niet zonder meer te betekenen dat verstedelijking op die plek helemaal onmogelijk is. Onder omstandigheden kan een provincie ten behoeve van een bouwplan afwijken van de rode contour. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als blijkt dat voor een betere afstemming van woonmilieus meer ruimte nodig is. Provincies zullen daar echter gezien het doel van de rode contour terughoudend in zijn. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt.

Het bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg ligt gedeeltelijk binnen de rode bebouwingscontour. Op onderstaande afbeelding is de rode bebouwingscontour aangegeven. Het Bergkwartier ligt binnen deze contour. Het gebied rond de Utrechtseweg ligt er grotendeels buiten. De delen buiten de rode contour zijn aangeduid als landelijk gebied 1, 3 en 4. Deze gebieden worden als volgt omschreven:

  • Landelijk gebied 1: stedelijk uitloopgebied - in voorliggend plangebied, het gebied ten zuiden van de Stichtse rotonde.
  • Landelijk gebied 3: verweving van functies - in voorliggend plangebied, een gedeelte van het terrein van de Bernhard kazerne en een deel van de gronden langs de Utrechtseweg.
  • Landelijk gebied 4: hoofdfunctie natuur - in voorliggend plangebied, een gedeelte van het terrein van de Bernhard kazerne en een deel van de gronden langs de Utrechtseweg.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00049-0201_0013.png" Plankaart structuurvisie Utrecht

3.2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening behoefde het bestemmingsplan na vaststelling goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Het Streekplan en Handleiding vormden hierbij het toetsingskader. De nieuwe Wro kent de figuur van goedkeuring niet meer. Ter borging en doorwerking van het provinciaal belang kan de provincie een verordening vaststellen: kaderstelling vooraf. De figuur van verordening is nieuw in de ruimtelijke ordening. Maar de inhoud van de Utrechtse verordening is in die zin niet nieuw. De verordening is namelijk gebaseerd op de Wroproof gemaakte Structuurvisie (Beleidslijn nieuwe Wro) en de Wro-proof gemaakte Handleiding (Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro).

De Provinciale Ruimtelijke Verordening is op 21 september 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en in werking getreden op 24 december 2009.

3.2.2.3 Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en Verordening

Naar verwachting worden eind 2012 het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan 2013-2028 (PRS) en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Bij vaststelling van dit bestemmingsplan is dan het nieuwe provinciale beleid van toepassing.

De PRS is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De PRS gaat daarom vergezeld gaan van de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de PRV. Deze is wel bindend voor de gemeenten. De PRV beperkt zich tot onderwerpen die in de PRS zijn aangemerkt als provinciaal belang.

Het provinciaal ruimtelijk beleid in de PRS bestaat uit drie pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden in het provinciale beleid tot twee belangrijke beleidsopgaven. Opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats. Accent op de binnenstedelijke opgave en behoud en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied. Bij het accent op de binnenstedelijke opgave wil de provincie tenminste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.

Op de visiekaart bij de PRS zijn de voor het stedelijk gebied belangrijkste ontwikkelingen in beeld gebracht. Het centrum van Amersfoort behoort tot het (groot)stedelijk vestigingsmilieu. In de PRS wordt voor Amersfoort uitgegaan van een woningbouwprogramma van 10.000 woningen, waarvan 7000 binnen de rode contour en 3000 buiten de rode contour. Een grote locatie in het stedelijk gebied is de VINEX-locatie Vathorst, waar in de PRS periode nog 3000 woningen kunnen worden gerealiseerd. Andere mogelijkheden voor woningen binnen de rode contour zijn onder andere de locaties Bergkwartier, Hogeweg, Kop van Isselt en Schuilenburg. Uitbreiding buiten de rode contour wordt voorzien op de locatie Vathorst West, waar maximaal 3000 woningen kunnen worden gerealiseerd.

Structuurvisiegebied Duurzaam bodemgebruik

Elk type bodem heeft zijn eigen kwaliteiten. Deze hebben een natuurlijke oorsprong of ze zijn in de loop van de tijd door menselijke activiteiten ontstaan. De provincie hanteert de lagenbenadering waarin ruimtelijke ontwikkelingen ontworpen worden vanaf de basis, het bodem- en watersysteem. Gebruiksfuncties en het bodem- en watersysteem hebben invloed op elkaar. Ook kunnen ondergrondse gebruiksfuncties elkaar beïnvloeden. Vooral in het stedelijk gebied komt dit vaak voor. De nadruk op binnenstedelijk bouwen kan dit versterken. Het is belangrijk dat de potentie van de ondergrond optimaal en duurzaam wordt gebruikt. Dit is te realiseren door hierop te anticiperen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Gemeenten moeten aandacht hebben voor optimaal en duurzaam gebruik van ondergrond. Om dit te faciliteren beschikt de provincie over een kaart met daarop de draagkracht van de bodem voor bouwwerken. Als na integrale afweging op een bodem een functie wordt ontwikkeld die risico’s oplevert dan dient de gemeenten aandacht te besteden aan de benodigde voorzorgsmaatregelen.

Structuurvisiegebied Cultuurhistorie - Archeologie

Het beleid van de provincie richt zich op het bevorderen van duurzaam behoud en beheer van de archeologische resten in de bodem (‘in situ’). Als ruimtelijke ingrepen onvermijdelijk zijn vraagt de provincie aandacht voor het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek. Het versterken van de zichtbaarheid en de beleefbaarheid van archeologisch erfgoed, kan inspiratiebron zijn bij ruimtelijke ontwikkeling.

Het stuwwallenlandschap van de Utrechtse Heuvelrug kent een stapeling van cultuurhistorische kwaliteiten uit verschillende perioden, lopend van de Steentijd (Kwintelooyen) tot de Tweede Wereldoorlog, die beschermd moet worden juist vanwege deze variatie en rijkdom. Daarom dringt de provincie aan op regels in bestemmingsplannen die het behoud van de aanwezige archeologische waarden waarborgen.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn voor verschillende categorieen van archeologische waarden, dubbelbestemmingen opgenomen met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningenstelsel.

Structuurvisiegebied Cultuurhistorie - Historische buitenplaatsenzone

De provincie Utrecht kent een relatief hoog aantal historische buitenplaatsen, vaak bij elkaar gelegen in zones met specifieke kenmerken. Het meest bekend zijn de gordels langs de Vecht en de Stichtse Lustwarande, maar ook bij Paleis Soestdijk (Laagte van Pijnenburg), in de stadsrand van Utrecht (Amelisweerd, De Haar), in het landelijk gebied (Valleilandgoederen, Langbroekerwetering) en langs infrastructuur (Amersfoortseweg) komen dergelijke concentraties voor.

De ontstaansgeschiedenis van deze buitenplaatszones is uitermate divers. Ook de huidige ruimtelijke dynamiek en bijbehorende opgaven verschillen sterk qua karakter en qua intensiteit. Het aantal en de rijke schakering aan buitenplaatsen en landgoederen is beeldbepalend voor de provincie Utrecht. De buitenplaatsen zijn belangrijke kwaliteitsdragers in hun gebied en hebben een economische waarde in de vrijetijdseconomie.

Gemeenten moeten bij planontwikkeling voorwaarden stellen op basis van de cultuurhistorische samenhang in de buitenplaatszone, gericht op het in stand houden en versterken van de cultuurhistorische waarde.

In voorliggend bestemmingsplangebied zijn de percelen langs de Utrechtseweg (het verlengde van de Amersfoortseweg N237) onderdeel van deze 'historische buitenplaatszone'.

De Amersfoortseweg (N237) is in 1653 als bewust ontworpen monumentale (breed, recht en beplant met bomen) weg aangelegd en vormde de nieuwe verbinding tussen de steden Amersfoort en Utrecht. Het 11 kilometer lange traject tussen de Amersfoortse Galgenberg en de buitenplaats Vollenhoven heeft gelijktijdig met de aanleg een regelmatige vakkenverkaveling (24 vakken van ieder 100 roeden breed) gekregen voor de stichting van buitenplaatsen. Slechts enkele zijn gerealiseerd en overgebleven. Door tracéverlegging omstreeks 1800 is in het overbos van Vollenhoven de weg nog als bospad met houtwallen aanwezig. De cultuurhistorische kwaliteit ligt vooral in de nog
geheel aanwezige verkavelingsritmiek met haakse dwarsassen (sorties), die rond Huis ter Heide en Soesterberg in de loop der tijd aan weerszijden van de weg naar achteren zijn verlengd. Behalve de paar aanwezige buitenplaatsen is kwaliteit aanwezig in de hier tussen 1900 en 1940 gevestigde gezondheidsinstellingen en enkele villa’s van toparchitectuur. De belangrijkste buitenplaatsen zijn Zandbergen en Beukbergen. Zon en Schild is het fraaiste instellingscomplex binnen de vakkenstructuur langs de weg. De Galgenberg te Amersfoort is niet alleen de enige zichtbare galgenplaats van de provincie maar vormt ook het uitzetpunt van de Amersfoortseweg.

In de regels voor de percelen in dit gebied is in enkele gevallen een mogelijkheid opgenomen om bij afwijking gebouwen te slopen en elders op het perceel te herbouwen. In de afwijkingsregels is opgenomen dat dit alleen mogelijk is wanneer rekening wordt gehouden met de nog geheel aanwezige verkavelingsritmiek.

Structuurvisiegebied Cultuurhistorie - Militair erfgoed

Voor de gebiedsontwikkeling op en rond het militaire erfgoed is een belangrijke opgave het behouden en waar mogelijk beter publiekstoegankelijk en beleefbaar maken van de uiteenlopende cultuurhistorische waardevolle defensiestructuren die in dit gebied aanwezig zijn (van de Franse Tijd tot en met de Koude Oorlog). Deze vormen tevens een belangrijke inspiratiebron voor de transformatieopgave waar dit gebied voor staat.

Gemeenten moeten bij planontwikkeling voorwaarden stellen gericht op aansluiten bij of versterken van de karakteristieke waarden van het militair erfgoed.

Voor het militair erfgoed in voorliggend bestemmingsplan (Bernard kazerne en militaire oefenterreinen) ligt de cultuurhistorische waarde in de historische structuren en objecten van land- en luchtmacht. Bij ontwikkelingen in dit gebied dient rekening te worden gehouden met deze waarden.

3.2.3 Rijk
3.2.3.1 De Nota Ruimte

In de Nota Ruimte (april 2004) zijn deel 3 van de Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte geïntegreerd. Algemene uitgangspunten van de nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Het nationale ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. In het beleid en de uitvoering daarvan is het van belang dat er een goede koppeling en bundeling plaatsvindt tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, milieu en veiligheid.

3.2.3.2 Structuurschema Groene Ruimte / Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur

Het rijk heeft de Utrechtse Heuvelrug in het Structuurschema Groene Ruimte voor een groot gedeelte aangewezen als kerngebied in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel om de duurzaamheid van de natuur in Nederland te vergroten. Dit betekent dat het natuurareaal wordt uitgebreid en de geïsoleerde ligging van natuurgebieden waar mogelijk wordt opgeheven. Het beleid voor de kerngebieden is er op gericht de aanwezige natuurwaarden veilig te stellen en te vergroten. Waar de (interne) ruimtelijke samenhang van kerngebieden onvoldoende is, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van infrastructurele barrières, zijn maatregelen vereist om de gebieden (beter) met elkaar te verbinden.

De nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij 2000) geeft aan dat de ruimtelijke samenhang en het functioneren van de EHS verder versterkt wordt. Enerzijds door slimmere begrenzingen, en anderzijds door de realisering van groene verbindingen tussen natuurgebieden. De opgave is om de Utrechtse Heuvelrug, in samenhang met de omliggende lagere gebieden en de Veluwe, als één samenhangend geheel te ontwikkelen. Het beleid is daarbij om doorsnijdingen met infrastructuur op te heffen.

3.2.3.3 Nationaal Verkeers- en Vervoersplan 2001-2020, van A naar Beter

De hoofddoelstelling is: Nederland biedt aan iedereen een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze hoofddoelstelling wordt in het NVVP vertaald naar doelstellingen voor bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid .

Bereikbaarheid: tegemoet komen aan de behoefte aan mobiliteit en transport

Gestreefd wordt naar behoud en verbetering van de leefbaarheid. De verbindingen over de weg moeten positief worden gewaardeerd door burgers, bedrijven en potentiële investeerders. De bereikbaarheid wordt beter door minder oponthoud en een betrouwbare reistijd.

Leefbaarheid: nog schoner, nog zuiniger, nog stiller

Nederland wil tot de best presterende landen in Europa op het gebied van milieu en leefomgeving behoren. Dit betekent voor verkeer en vervoer: minder uitstoot van vervuilende stoffen, minder geluidshinder en minder versnippering van landschap.

Veiligheid: het ambitieniveau blijft hoog. De doelstelling voor 2010 voor de verkeersveiligheid op de weg is een reductie van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden met 25% ten opzichte van het huidige niveau. De veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen moet in ieder geval op het huidige niveau blijven.

3.2.3.4 SMT-2

Het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) uit 2005 bevat het rijksbeleid voor militaire terreinen en complexen. Het heeft een geldigheidsduur van tien jaar. Doelstelling van het SMT-2 is het scheppen van de noodzakelijke ruimtelijke voorwaarden voor de gereedstelling en instandhouding van de krijgsmacht. Het SMT-2 ligt in het verlengde van het Eerste Structuurschema Militaire Terreinen, de beide partiële herzieningen daarvan, de Defensienota 2000 en de Defensie Milieubeleidsnota 2004 (DMB 2004).

Binnen het kader van de SMT-2 wordt een bijdrage geleverd aan het rijksbeleid op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur, milieu, recreatie en cultuurhistorie. Bij het tot stand komen van het structuurschema is dan ook alle relevante rijksbeleid, zoals de (vervallen) Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, de derde Nota Waddenzee, de nota Natuur voor Mensen en de nota Belvedère, betrokken.

Zo wordt op oefen- en schietterreinen een natuurbeheer gevoerd dat beantwoordt aan de natuurdoelen.

Lagere overheden

Met het oog op de hierboven genoemde doelstelling zijn in het SMT-2 randvoorwaarden aan het ruimtelijk beleid van gemeenten en provincies gesteld. In de praktijk gaat het om de bestemmingen die Defensieterreinen krijgen (direct ruimtebeslag) en beperkingen die bijvoorbeeld in het belang van de veiligheid of het voorkomen van geluidhinder moeten worden gesteld aan het gebruik van gebieden (indirect ruimtebeslag). Het SMT-2 is richtinggevend voor het ruimtelijk beleid van provincies en gemeenten. Onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het SMT-2 de status van structuurvisie. De structuurvisie bindt alleen het Rijk zelf.

In het SMT-2 is de beleidsvrijheid van gemeenten en provincies niet meer beperkt dan voor het functioneren van Defensie strikt noodzakelijk is. Zo is aan gemeenten altijd de vrijheid gelaten om binnen randvoorwaarden zelf een bestemmingsregeling voor Defensieterreinen vast te stellen. Bij indirect ruimtebeslag worden aan ruimtelijke ontwikkelingen niet meer beperkingen gesteld dan nodig is ter bescherming van het betrokken belang. Zo worden bijvoorbeeld in het kader van de zogenaamde funnels in het belang van de (vlieg)veiligheid beperkingen gesteld aan de hoogte van bouwwerken in de omgeving van start- en landingsbanen. Ook valt te denken aan beschermings-zones voor buisleidingen en veiligheidszones rond munitieopslagplaatsen. Voorts gelden voor kazernes, werk- en opslagplaatsen groter dan vijf hectare en die deels of geheel zijn gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur, binnen het hekwerk geen beperkingen aan veranderingen in de bebouwing en terreinverharding. Voor oefenterreinen, schietterreinen, vliegbases en vliegkampen geldt deze vrijstelling in beginsel alleen voor het verharde en bebouwde gedeelte.

Beheer en bescherming

Defensie zorgt zelf voor de inrichting en het beheer van het vastgoed dat voor de taakuitoefening nodig is. Defensie treedt dus op als ontwikkelaar, maar de rol van beheerder is veel groter. Het overgrote deel van ruimtelijke Defensiebelangen betreft immers bestaande zaken. Bij het indirect ruimtebeslag kan men spreken van een beschermende rol.

3.2.4 Overig beleid

Beschermd stadsgezicht

Het bestemmingsplan Berg-Utrechtseweg zal een conserverend karakter hebben. Dit komt niet alleen voort uit het feit dat het om een herziening van bestemmingsplannen gaat, maar ook omdat een groot deel van het plangebied op 30 juni 2007 door het rijk is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het is echter nadrukkelijk niet de bedoeling dat de bescherming tot een ‘bevriezing’ van de bestaande situatie leidt. Ook verplichte reconstructie van de oorspronkelijke situatie is niet aan de orde. In een beschermd stadsgezicht moet gewoond en gewerkt kunnen worden. Dit betekent dat ook (her)ontwikkelingen mogelijk blijven, maar het is hierbij wel van belang dat de beschermde kwaliteiten als uitgangspunt worden aangehouden.

Het op dit moment geldende bestemmingsplan voor het gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht, “De Berg 2003”, is destijds vooruitlopend op de aanwijzing door het rijk, opgesteld met beschermende maatregelen ten behoeve van het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden en bevat alle noodzakelijke regels die deze waarden beschermen. Deze beschermende regels worden in het nieuwe bestemmingsplan aangescherpt en gemoderniseerd, waarbij de regels tevens worden aangepast aan de in 2008 ingevoerde standaarden voor bestemmingsplannen. Daarnaast zal de effectiviteit van de beschermende regels worden beoordeeld. Dit heeft geleid tot het verminderen van het aantal regels. Bij het bestemmingsplan "De Berg 2003" is een bijlage 2 gevoegd waar een lijst in is opgenomen met 67 regels voor het beschermd stadsgezicht. In deze lijst staat een aantal regels dat niet meer thuishoort in een bestemmingsplan. Het gaat dan bijvoorbeeld over de hoogte van heggen. Dit soort regels is uit de lijst verwijderd en de regels die wel in een bestemmingsplan thuis horen zijn niet als bijlage toegevoegd maar direct in de regels opgenomen voor het beschermd stadsgezicht (artikel 38 'Waarde - cultuurhistorie'). Wel is er nog een bijlage 1 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' aan de regels van het bestemmingsplan toegevoegd waarin de te beschermen waarden nader worden omschreven. In de regels van het bestemmingsplan wordt, indien nodig, verwezen naar deze bijlage.
Bouwen in een beschermd stadsgezicht

Bij bouwplannen in het rijksbeschermde stadsgezicht - maar zeker ook bij verbouwingen - wordt verwacht dat de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten behouden blijven of zelfs versterkt worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat bouwkundige aanpassingen in harmonie moeten zijn met de architectuur van de bestaande bebouwing. Historiserende architectuur of reconstructie van verdwenen panden hoeft geen uitgangspunt te zijn.

Tot 1 januari 2012 waren in een rijksbeschermd stadsgezicht alle bouwactiviteiten die leiden tot aanpassing van de buitenkant vergunningplichtig. Dat gold ook voor de werkzaamheden die in niet beschermde gebieden vergunningvrij zijn.

Vanaf 1 januari 2012 is nieuw rijksbeleid met betrekking tot vergunningvrij bouwen in beschermde stadsgezichten in werking getreden. Dit betekent dat een aantal bouwactiviteiten achter de achtergevel van gebouwen en onder bepaalde voorwaarden, vergunningvrij gerealiseerd kunnen worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om een aanbouw aan de achtergevel, een dakkapel aan de achterzijde, maar ook een (schotel)antenne of zonnepanelen kunnen onder bepaalde voorwaarden zonder vergunning worden geplaatst.

Reden van de rijksoverheid voor deze verruiming van het vergunningvrije bouwen is dat in een beschermd stadsgezicht naast de beeldkwaliteit, vooral de ruimtelijke opzet en typologie het historische karakter bepalen. Bebouwing achter de achtergevel is niet of nauwelijks zichtbaar vanaf de openbare weg. Met de verruiming van het vergunning vrij bouwen in beschermde stadsgezichten worden enkele praktische knelpunten voor burgers weggenomen zonder afbreuk te doen aan het beschermd stadsgezicht. Voor zover vergunningvrije activiteiten toch, ondanks de gestelde aanvullende voorwaarden, tot publiekelijk zichtbare gevolgen zullen leiden, is dit in het grotere geheel ondergeschikt geacht ten opzichte van de lastenverlichting die hiermee voor eigenaren van panden in beschermde stadsgezichten wordt bereikt.

Voor bouwactiviteiten die onderdeel uitmaken van het zijerf of die gekeerd zijn naar openbaar gebied is wel in alle gevallen een vergunning noodzakelijk. Dit houdt verband met het feit dat deze laatstgenoemde bouwactiviteiten zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en daarom moet er een formele vergunningprocedure bestaan om de aanvaardbaarheid van bouw- of verbouwplannen in relatie tot de omgeving te kunnen toetsen. Zonder vergunningprocedure kan een eventuele conclusie dat een bouwplan niet past bij het monumentale en beschermde karakter, geen basis zijn om planaanpassingen te verlangen (of in het uiterste geval de toestemming te weigeren). Onderhoudswerkzaamheden zijn en blijven overigens vergunningvrij.

Binnen de procedure voor een vergunning heeft de Monumentencommissie een zwaarwegende adviesrol bij de goedkeuring van voorstellen voor nieuwbouw, herontwikkeling en verbouw. Deze commissie toetst of een plan niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van de monumentale kwaliteiten van het beschermde gebied.

In aanvulling op het bestemmingsplan kan voor vormgeving, materiaal- en kleurgebruik het welstandsbeleid worden benut. Dit geldt eveneens voor elementen zoals zonnepanelen en dakramen. Hiervoor zijn geen regels opgenomen in het bestemmingsplan maar aanvragen voor dit soort elementen worden getoetst aan het welstandsbeleid en aan de waarden van het beschermd stadsgezicht.

Slopen in een beschermd stadsgezicht

In een beschermd stadsgezicht is een vergunning nodig voor het slopen van een bouwwerk (artikel 2.1 lid 1 onder h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht-Wabo). De vergunning kan worden geweigerd als er niet aannemelijk wordt gemaakt dat er een ander bouwwerk voor in de plaats komt. Ook kan de vergunning worden aangehouden als er voor het vervangende bouwwerk nog geen omgevingsvergunning is verleend. Zo kunnen braakliggende terreinen worden voorkomen.