direct naar inhoud van Artikel 21 Maatschappelijk - 6
Plan: Berg-Utrechtseweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00049-0201

Artikel 21 Maatschappelijk - 6

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. militaire doeleinden in de vorm:
    • 1. huisvesten van militairen;
    • 2. oefenterreinen voor militairen;
    • 3. onderbrengen van manschappen;
    • 4. opslaan van materialen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege' (ma): een manege;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'museum' (mu): een museum;
  • d. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer- en groenvoorzieningen;

    met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag .
21.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

21.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend vrijstaand worden gerealiseerd.
21.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen en masten   10 m  
reclametekens   3 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn   12 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
andere overkappingen   3 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   4 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  
21.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • c. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

21.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 21.1, ten behoeve van het toelaten van andere maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.4 onder a kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke parkeernota zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag;
    • 4. geen onevenredig nadelige gevolgen voor de woonomgeving optreden in de vorm van geluids-, verkeers- of parkeeroverlast.
21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 21.5 onder a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
  • c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 21.5 onder a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.6.1 Omgevingsvergunning voor cultuurhistorische waarden

Behoudens het bepaalde in sublid 21.6.2, is het ter waarborging van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw), verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van gevels die gericht zijn naar openbaar gebied;
  • b. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de dakconstructie;
  • c. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder 21.6.1 onder a en b, indien geen aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden zoals beschreven in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als bijlage 1 is toegevoegd aan deze regels en daar deel van uitmaken;
  • d. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder 21.6.1, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
21.6.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 21.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden aan percelen/panden die reeds op basis van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd.
21.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.