direct naar inhoud van 5.6 Flora en Fauna / ecologie
Plan: Maatweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00018-0301

5.6 Flora en Fauna / ecologie

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij maken we onderscheid in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.

Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur, soortbescherming via de Flora en Faunawet. Europese regelgeving op dit gebied is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.

5.6.1 Europese regelgeving

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (EU-vogelrichtlijn, 1979) en de Habitatrichtlijn (EU-habitatrichtlijn, 1992). Europese richtlijnen geven een te bereiken doel aan, waarna lidstaten deze verplicht met hun eigen wetten moeten bereiken. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschemingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora en Faunawet (soortenbescherming).

Met de vogelrichtlijn heeft de Europese Unie vastgelegd hoe vogels in Europa beschermd moeten worden. Europa wil het verdwijnen van vogelsoorten tegengaan. Daarom moeten volgens de vogelrichtlijn alle Europese, in het wild levende vogelsoorten (inclusief nesten en leefgebieden) door de Europese landen worden beschermd. Daarnaast moeten de landen maatregelen nemen om voor deze vogels een 'voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen'.

Met de Habitatrichtlijn wil Europa voorkomen dat er wilde dieren- en plantensoorten, uitsterven. Ook eventuele kwetsbare leefgebieden dienen in dit kader te worden beschermd. Plannen die een negatieve invloed hebben op soorten of leefgebieden kunnen niet zonder meer worden uitgevoerd. Alleen projecten met een groot maatschappelijk belang waarbij compensatie van de natuur wordt geregeld kunnen gerealiseerd worden. Verder staat in de Habitatrichtlijn dat er een samenhangend Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones moet worden gevormd. Hiermee verplicht de richtlijn de lidstaten om speciale gebieden aan te wijzen, onder de naam Natura 2000.

In Nederland is de gebiedsbescherming geregeld via de vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten (Nationale parken). Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De gebieden die zijn beschermd op grond van de Habitatrichtlijn én de Vogelrichtlijn vallen onder Natura 2000. Binnen onze landgrenzen zijn nu 166 Natura-2000 gebieden aangewezen.

In het plangebied van dit bestemmingsplan komen geen natuurgebieden voor die op grond van Europese regelgeving beschermd zijn. Dit geldt ook voor de nabijheid van het plangebied.

5.6.2 Nederlandse regelgeving

Nationale landschappen

Een deel van het plangebied is onderdeel van het nationaal landschap "Arkelheen-Eemland". Het gaat hier om het gebied direct ten westen van het Meander Medisch Centrum, zoals ook op de onderstaande afbeelding te zien is:

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00018-0301_0084.jpg"

Nationale Landschappen zijn gebieden met een unieke combinatie van natuur, cultuur en geschiedenis. Bij Nationale Landschappen is er een samenhang tussen het behoud en de ontwikkeling van natuur (planten, dieren), reliëf (zoals beekdalen en terpen), grondgebruik (agrarisch, recreatief) en bebouwing (zoals dorpsgezichten en forten).

In Nederland zijn 20 gebieden aangewezen als Nationaal Landschap. Deze gebieden krijgen extra aandacht vanuit het rijk vanwege kun belang voor cultuurhistorie en natuur, maar zijn niet direct wettelijk beschermd.

Het deel van dit bestemmingsplan dat onderdeel vormt van het nationaal landschap kent tot op heden een agrarisch gebruik. Het is een open landschap, waar in het verleden de Eem liep. Dit bestemmingsplan legt de huidige agrarische functie vast, maar biedt ook een bevoegdheid aan het college om de bestemming te wijzigen zodat ter plekke een landgoed kan ontstaan of de bestemming naar 'natuur' kan worden omgezet. In beide gevallen dient rekening gehouden te worden met de oude Eemloop, waar mogelijk wordt deze in het landschap hersteld.

Flora en Faunawet:

Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en Faunawet. Bij soortenbescherming gaat het om de bescherming van individuele soorten flora en fauna, zowel binnen als buiten beschermde gebieden. Hierbij moet gedacht worden aan alle in Nederland in het wild voorkomende zoorgdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en een honderdtal vaatplanten. Naast de in de wet genoemde soorten onderscheiden we ook nog de soorten die worden genoemd op de zogenaamde 'Rode lijsten'. In de rode lijsten staan de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten, inclusief beschermingsmaatregelen om deze soorten weer in aantal te laten toenemen. Er is bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna uitgestorven is of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort op de rode lijst is niet automatisch beschermd onder de Flora- en Faunawet, maar doordat overheden en terreinbeherende organisaties rekening houden met de genoemde soorten in de lijst, kan de bedreigde status in de toekomst, in een gunstig scenario, vervallen.

In Utrecht wordt naast een rode lijst een oranje lijst gehanteerd. Dit is de lijst van bedreigde soorten binne de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Hiervoor is sinds 1975 onderzocht welke dier- en plantensoorten "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar", of "gevoelig" zijn. Oranje lijsten zijn opgesteld voor de volgende diergroepen: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels. In de Oranje lijsten staan ook plantgroepen, te weten: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de Flora- en Faunawet. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemmings(wijziging) mogelijk wordt gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van dat bestemmingsplan duidelijkheid te bestaan over de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.

Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Met de wijziging is het beschermingsregime feitelijk versoepeld, voor het uitvoeren van werkzaamheden is niet altijd meer een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Met de inwerkingtreding van het besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus voor soorten:

  • Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten;
  • Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten;
  • Niveau 3: streng beschermde soorten.


Nieuwe ontwikkelingen worden beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.

Natuurbeschermingswet:

Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet én de ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere leefomgevingen en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde als een plangebied in of nabij een Natura 2000 gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is de gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of nabij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een speciale beschermingszone van een Natura 2000 gebied ligt. Als een plan of project in of bij een speciale natuurbeschermingszone ligt, wordt van de gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura 2000 gebied wordt onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dringende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Voor aanvang van het plan of project moeten dan passende maatregelen worden genomen om natuurwaarden te conpenseren.

In de jaren '90 van de vorige eeuw is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) bedacht; verschillende natuurgebieden zijn met elkaar verbonden door groene zones waarlangs planten en dieren zich kunnen verplaatsen. De ecologische hoofdstructuur is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen.

Het plangebied van dit bestemmingsplan is binnenstedelijk en ligt op ruime afstand van Euopees of nationaal (wettelijk) beschemde natuurgebieden.

Wel is het Maatweggebied aangewezen als ecologische verbindingszone binnen de ecologische hoofdstructuur. Plant- en diersoorten kunnen via het Maatweggebied in contact blijven met stadspark Schothorst en met Eem, Valleikanaal en (uiteindelijk) Gelderse Vallei. De inrichting van de oevers van het Valleikanaal is al afgestemd op de Flora- en Fauna, in het Maatweggebied vinden nog toekomstige ingrepen plaats.
De inrichting van een deel van het gebied wordt gebaseerd op een aantal doelsoorten die van de verbinding gebruik moeten gaan maken. In het kielzog van deze doelsoorten profiteren veel andere soorten mee.
De volgende soorten komen voor in en om het Valleikanaal en stadspark Schothorst:

Insecten: oranjetipje, Kleine vuurvlinder, Argusvlinder, Hooibeestje (vlinders) en weidebeekjuffer (libel)
Vissen: riviergrondel, bermpje, kleine modderkruiper, grote modderkruiper, bittervoorn, winde, alver en snoek
Amfibien: bruine kikker, gewone pad en groene kikker
Reptielen: ringslang
Vogels: fuut, waterhoen, meerkoet, kleine karekiet, bosrietzanger en rietgors
Zoogdieren: bosspitsmuis, vleermuizen (watervleermuis en meervleermuis), waterspitsmuis, dwergmuis, woelrat en wezel.

Om het die soorten naar de zin te maken zijn langs het Valleikanaal riet(land), poelen, natte graslanden, moeras, plasdraszones, bloemrijke graslanden en bosjes aangelegd, alsmede faunapassages onder bruggen door. De herinrichting van het Valleikanaal als ecologische verbindingszone is afgerond met uitzondering van delen bij de Hogeweg en de Kop van Schothorst. Het beheer is afgestemd op de soorten die er voorkomen.

Om natuurwaarden te beschermen en eventuele leefgebieden van soorten in stand te houden, krijgt de toekomstige ecologische verbingszone in het Maatwweggebied naast onderliggende groenbestemmingen en Verkeersbestemmingen een aanduiding "waarde-ecologie". Ontwikkelingen die een bedreiging kunnen vormen voor de ecologische waarden zijn op deze locaties niet direct toegestaan. Bij herinrichtingen van het gebied vindt altijd een toets plaats op de gevolgen voor Flora en Fauna.

In het kader van de dijkverbetering is onderzoek uitgevoerd door Ecogroen advies. Het onderzoeksrapport is als bijlage 23 bij deze toelichting opgenomen. Bij het onderzoek is de streng beschermde grote modderkruiper aangetroffen in de bermsloot van de dijk bij de Schans. Voor deze soort is door het Waterschap een ontheffing aangevraagd in verband met het dempen van de bermsloten.  

5.6.3 Gemeentelijke regelingen

Naast alle wet- en regelgeving op europees en landelijk niveau is op gemeentelijk niveau beleid ontwikkeld om Flora en Fauna in en rond Amersfoort te beschermen. Het betreft deels een uitwerking van het Europees en landelijk beleid, maar ook aanvullend, specifiek Amersfoorts beleid komt voor. Het beleid in Amersfoort is er op gericht natuur en biodiversiteit zoveel mogelijk in stand te houden.

Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011

In het milieubeleidsplan van de gemeente Amersfoort staat centraal wat de gemeente in 2011 op het terrein van milieu wil hebben bereikt. Hiertoe geeft het milieubeleidsplan resultaatgerichte ambitites voor 2030 en haalbare doelen voor 2011.

De milieubalans (nulmeting) dient daarbij als referentie en jaarlijks maken we een concreet milieu actie programma. Hierin evalueren we de eerder ingezette acties, toetsen we het milieurendement, signaleren we nieuwe ontwikkelingen, stellen we wenselijk geachte beleidswijzigingen voor en beschrijven we acties voor het komende jaar. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Enkele speerpunten in het milieubeleidsplan: duurzaam bouwen moet worden verbreed naar duurzaam wonen. Diffuse verontreiniging van afstromend regenwater moet fors worden verminderd en de kansen voor schoon water moeten worden benut bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij 'Klimaat en Energie' wordt ingezet op CO2-neutrale gemeente in 2030. Bij 'Natuur en Milieu' wordt de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Beleidsvisie Groen-Blauwe structuur

De uitgangspunten uit de beleidsvisie Groen-Blauwe structuur zijn beschreven in paragraaf 3.1.7 van deze toelichting.