Plan: | Berkelstraat 4 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.OV00099-0201 |
Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld in verband met een aanvraag omgevingsvergunning d.d. 20 juni 2022 inzake de bouw van een studio op de Berkelstraat 4 te Amersfoort. Omdat deze ontwikkeling niet mogelijk is op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Soesterkwartier' dient een planologische procedure te worden doorlopen, conform Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), op grond van artikel 2.12, lid 1, onder sub a. onder 3. De planologische procedure wordt doorlopen aan de hand van de omgevingsvergunning voor de activiteiten 'planologisch strijdig gebruik' en 'bouwen'. Onderdeel van deze omgevingsvergunning is de motivatie om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan, de zogenoemde Goede Ruimtelijke Onderbouwing (GRO). Voorliggende onderbouwing betreft de GRO, waarin het project aan de hand van zowel ruimtelijke als milieutechnische aspecten wordt gemotiveerd.
De planlocatie ligt aan de Berkelstraat 4 in het Soesterkwartier, ten noordoosten van de binnenstad en ten noorden van het centraal station Amersfoort. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Amersfoort, Sectie D, nummer 6896. De onderstaande afbeelding geeft de planlocatie weer.
Planlocatie t.o.v. binnenstad Amersfoort (Bron: Google Maps).
Planlocatie (Bron: Google Maps).
De planlocatie grenst ten zuiden aan de Noordewierweg. De Berkelstraat vormt een zijstraat van de Noordewierweg. De beoogde woonstudio wordt gesitueerd op de bestaande bebouwing. Zie het rode kruis op de hierboven weergegeven afbeelding.
Een uitgebreide buitenplanse afwijking (Wabo-Projectbesluit) ex artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist. Voorwaarde voor verlening van de omgevingsvergunning is dat het bouwplan voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. Uit de van deze omgevingsvergunning deel uitmakende ruimtelijke onderbouwing blijkt dat dit het geval is. Na het doorlopen van de procedure kan de omgevingsvergunning ter inzage worden gelegd. Indien hier geen beroep tegen in wordt gediend kan de initiatiefnemer het gewenste bouwplan uitvoeren.
Op de eerste afbeelding van deze paragraaf is een tekening van het zijaanzicht van de huidige bebouwing aan de Berkelstraat 4 weergegeven. Op het perceel is een gebouw met twee bouwlagen en een kap aanwezig. Het hoofdgebouw is aan de achterkant uitgegebouwd met een accent grave bouwlaag. In het gebouw is op de begane grond een tabakswinkel gevestigd. De eerste en tweede verdiepingen bestaan uit appartementen. Op de tweede afbeelding is het zijaanzicht van het hoofdgebouw zichtbaar. De beoogde woonstudio wordt bovenop de bestaande uitbouw gerealiseerd.
Het huidig bouwwerk op het perceel Berkelstraat 4 (Bron: ingediend door initiatiefnemer)
Foto van zijaanzicht van de enkellaagse bebouwing (Bron: Google Maps).
Op de derde afbeelding is de huidige planologische situatie weergegeven. Het plangebied ligt binnen de grenzen van het geldende bestemmingsplan 'Soesterkwartier', vastgesteld op 20 december 2011. Het perceel heeft de bestemming 'gemengd-1'. Ook geldt de gebiedsaanduiding 'geluid - spoor', waardoor in principe geen geluidgevoelige gebouwen in dit gebied mogen worden gebouwd. Het geldende bestemmingsplan geeft het college de mogelijkheid om hiervan af te wijken wanneer wordt voldaan aan de Wet geluidshinder. Het plangebied ligt ook binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Veegplan B'. Het plangebied heeft hier een dubbelbestemming 'waarde - archeologie 3'
Voor de planlocatie geldt ook het 'Voorbereidingsbesluit internetwinkels en darkstores met (flits)bezorging', vastgesteld op 29 maart 2022. Internetwinkels en darkstores kunnen zich binnen dit plangebied niet vestigen.
Huidige planologische situatie Berkelstraat 4. Bron: Ruimtelijkeplannen.nl
Met dit initiatief wordt een woonstudio van ca 40m2 bovenop de aanbouw van de tabakswinkel gerealiseerd. De enkellaagse bestaande bebouwing van de tabakswinkel blijft bestaan en blijft als zodanig in gebruik. Ten behoeve van het nieuwe appartement wordt een nieuwe ingang grealiseerd. Deze bevindt zich aan de Berkelstraat (zie tweede groene deur). Het dak van de woonstudio is plat afgedekt, waardoor in de toekomst eventueel ruimte is voor zonnepanelen. De ingangen van de twee bestaande appartementen op de eerste en tweede bouwlaag van het hoofdgebouw zijn op het dakterras. Deze zijn bereikbaar via de stalen trap aan de achterkant van het hoofdgebouw tussen en tussen de nieuwe woonstudio. De studio krijgt eveneens een tweede ingang via het dakterras.
Zijaanzicht toekomstige situatie Berkelstraat 4 (Bron: ingediend door initiatiefnemer)
Parkeren
Momenteel wordt er langs de zijkant van het perceel langs de Berkelstraat geparkeerd. Het betreft een trottoir waar, zonder specfieke aanwezigheid van parkeervakken, wordt geparkeerd. De parkeerplekken zijn bedoeld voor de tabakswinkel. Zie afbeelding hieronder.
Foto huidige parkeersituatie Berkelstraat 4 (Bron: Google Maps).
Het planvoornemen zorgt naar verwachting niet voor een toename aan een hogere parkeerdruk, aangezien het planvoornemen slechts één woonstudio en één parkeerplek betreft. Om verrommeling van het straatbeeld tegen te gaan wordt met dit initiatief de parkeervlakken ingetekend. Er worden vijf parkeervlakken ingetekend, waarvan één voor de nieuwe woonstudio is bedoeld. De andere vier parkeerplekken zijn bedoeld voor de tabakswinkel en de daarboven gesitueerde appartementen. Bij het intekenen van de parkeervlakken is gelet op de aanwezigheid van de bomen en de lantaarnpaal. In de onderstaande afbeelding wordt de nieuwe parkeersituatie weergegeven.
Toekomstige parkeersituatie (Bron: ingediend door initiatiefnemer).
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. De NOVI vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
In de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.
De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen Nederland staat, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke prioriteiten de Rijksoverheid stelt bij de inrichting van Nederland en hoe het Rijk keuzes maakt in de uitvoering daarvan. Keuzes die samenhangen met toekomstbeelden over de fysieke leefomgeving, maatschappelijke opgaven en bijbehorende economische perspectieven. Steeds duidelijker wordt dat de opgaven alleen goed aangepakt kunnen worden als dat in samenhang gebeurt, het ontwikkelpotentieel van heel Nederland optimaal wordt benut en gezorgd wordt voor een duurzame verbinding van alle delen van Nederland en met de landen om ons heen.
Het beleid in de leefomgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. De NOVI geeft aan waar het Rijk zich op nationale schaal aan bindt, waar het regie voert richting medeoverheden of waar het juist aan de medeoverheden is om keuzes te maken. Provincies en (samenwerkende) gemeenten zullen in hun omgevingsvisies uiting geven aan hun eigen verantwoordelijkheid en keuzes in de fysieke leefomgeving.
Met de NOVI wordt in beeld gebracht waar kansen liggen. Kansen om de kwaliteit van onze leefomgeving te verbeteren. Kansen om sociale samenhang, gezondheid en economisch herstel te bevorderen en kansen om schone, veilige en duurzame technieken, die bijdragen aan de beoogde transitie naar een circulaire samenleving – stevig te verankeren in onze manier van leven en werken. Daartoe zijn 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
3. Sterke en gezonde steden en regio's
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond. Ten behoeve van die afweging gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Relatie met voorliggend plan
Zowel vanuit de prioriteit dat er een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel is als vanuit die van sterke en gezonde steden en regio's is het van belang dat er op lokaal niveau sprake is van een goed voorzieningenniveau. Vanuit de vier prioriteiten is de bouw van een woonstudio binnen het bestaand stedelijk gebied voor het overige niet van belang. De planontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten van de NOVI.
De Omgevingsvisie provincie Utrecht is op 1 april 2021 in werking getreden. In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie wil dat de provincie Utrecht er in 2050 uitziet. Bijvoorbeeld: hoe wordt omgegaan met de behoefte aan extra woningen, waar kan duurzame energie worden opgewekt en hoe wordt onze natuur beschermd? Belangrijke vragen die elkaar beïnvloeden en die in samenhang moeten worden bekeken.
In de Omgevingsvisie zijn zeven thema’s uitgewerkt, zie afbeelding. Per thema zijn in de visie belangrijke keuzes gemaakt.
De 7 thema's van de Omgevingsvisie provincie Utrecht
Omdat de ruimte in de provincie beperkt is, móeten er keuzes worden gemaakt. Daarom is het uitgangspunt in de Omgevingsvisie om waar mogelijk te kiezen voor slim combineren en concentreren.
Met slim combineren wordt bedoeld dat de beschikbare ruimte op meerdere manieren gebruikt kan worden. Zo worden bijvoorbeeld het versterken van de rivierdijken met de ontwikkeling van nieuwe fiets- en wandelroutes gecombineerd en nieuwe recreatie- en natuurgebieden.
Concentreren betekent bijvoorbeeld dat nieuwe woningen voornamelijk gebouwd worden dichtbij stations en in steden en dorpskernen. Veel van wat je nodig hebt, is dan in de buurt en goed bereikbaar.
Relatie met voorliggend plan
Het perceel van het plangebied wordt nu gebruikt door de winkel. Op hetzelfde perceel wordt, zonder dat daar extra ruimte voor nodig is, een woonstudio gerealiseerd. Daarmee wordt de schaarse ruimte intensiever benut. Ook worden de aanwezigen parkeerplekken ingetekend en is er geen extra verharding.
In deze omgevingsvisie bundelt de gemeente de hoofdlijnen van al het beleid voor het fysieke domein en de voorgenomen ontwikkelingen tot 2030. Omdat veel ontwikkelingen langer zullen duren en veranderingen langer doorwerken kijken we ook naar de mogelijke situatie in 2040 en grote consequenties op langere termijn, twee generaties vooruit.
De omgevingsvisie geeft richting aan alle keuzes over het gebruik en de inrichting van de ruimte in de stad die we de komende periode te maken hebben. Zo vormt de omgevingsvisie de basis voor beleid en regels die meer gericht zijn op de uitvoering: de omgevingsprogramma’s, -plannen en –vergunningen. En zo is de omgevingsvisie het afwegingskader als een ruimtelijk initiatief niet in een bestemmingsplan of het
omgevingsplan past.
De omgevingsvisie heeft zes ontwikkelopgaven vastgesteld.
1. Een groene stad in een groene omgeving die water omarmt
Gezond samenleven betekent een stad met voldoende ruimte voor water en groen en een robuust en goed functionerend natuurlijk systeem. Een groene stad in een groene omgeving biedt ruimte voor ontspanning, recreëren, ontmoeten en gezond bewegen. Een gezonde leefomgeving levert een positieve bijdrage aan een gezonde leefstijl,
aan sociale cohesie in wijken en een gezonde leefomgeving met ruimte voor rust, stilte en schone lucht. In deze omgeving is er ook ruimte voor de intrinsieke waarde van natuur. We versterken de biodiversiteit met voldoende en goed verbonden water en groen voor mensen en dieren. Om te komen tot een duurzame, gezonde en aantrekkelijke leefomgeving zijn water en bodem zoveel mogelijk leidend bij de inrichting van de (openbare) ruimte.
De omgevingsvisie beschrijft een aantal deelopgaven om het bovenstaande te bewerkstelligen:
2. Een duurzame CO2-neutrale stad
Er wordt gekozen voor hernieuwbare energie en materialen. Gezond samenleven betekent minder broeikasgassen uitstoten en werken aan schone lucht. Dit draagt bij aan de gezondheid en het welzijn van mensen en dieren. Als we de opwarming van de aarde willen beperken, zullen we moeten veranderen. Dit vraagt een transitie in hoe we naar zaken kijken, hoe we gewend zijn beslissingen te nemen en hoe we ons gedragen. In de toekomst willen we een circulaire stad zijn die niet meer bijdraagt aan de CO2-uitstoot. We hebben als doel om in 2030 minimaal 55% CO2 te reduceren en in 2050 100 % CO2-neutraal te zijn. Om deze doelstelling te realiseren, zal er voldoende hernieuwbare elektriciteit en duurzame warmte gerealiseerd en gebruikt moeten worden. Daarnaast is een betrouwbare, robuuste infrastructuur van groot belang om de stijgende en veranderde vraag naar energie te kunnen faciliteren. Er vindt in de komende jaren een steeds grotere verschuiving van centraal gestuurde energieoplossingen naar decentrale en lokale initiatieven plaats. Ook is het nodig om grondstoffen in kringloop te houden en afval zo hoogwaardig in de kringloop terug te brengen. Hiervoor is het goed scheiden en inzamelen van stoffen cruciaal. We zorgen voor een inclusieve en zo snel mogelijke transitie van ons energiesysteem en onze omgang met grondstoffen. Hiervoor kijken we per opgave en per situatie naar de beste rol voor de gemeente om zo effectief mogelijk te zijn. Dit gaat van mogelijk maken in regelgeving tot stimuleren tot aan regie nemen en exploiteren.
Om het bovenstaande te realiseren zijn een aantal deelopgaven opgesteld.
3. Een stad met een duurzame mobiliteit
Kies voor actieve en duurzame mobiliteit met meer ruimte voor fietsers en voetgangers.
Amersfoort is in de toekomst een bereikbare en leefbare stad die actieve mobiliteit (lopen en fietsen) en openbaar vervoer omarmt. Nabijheid is het sleutelwoord. Door verschillende functies compact en gemengd te bouwen langs levensaders en op centraal gelegen, goed toegankelijke ontmoetingsplekken, in de directe nabijheid van voorzieningen en openbaar vervoersknooppunten, stimuleren we actieve mobiliteit en het gebruik van openbaar vervoer en beperken we de noodzaak van verplaatsingen met
de auto. Om de stad bereikbaar en leefbaar te houden, zetten we ook op systeemniveau in op lopen en fietsen, vervolgens het openbaar vervoer, daarna MaaS en deelmobiliteit en als laatste het gebruik van de privéauto. Om deze omslag te bereiken, zetten we ook parkeerregulering in. Dit leidt samen tot een beter leefklimaat en een lagere parkeerbehoefte, waardoor meer ruimte ontstaat voor groen en klimaatadaptatie en meer ruimte om te verblijven en gezond te bewegen. Door de fietsers meer ruimte te bieden en het doorgaande autoverkeer door het centrum en door de wijken zoveel mogelijk te beperken, wordt ingezet op de verandering in de keuze van vervoerswijze. Het verstedelijkingsconcept van levensaders en ontmoetingsplekken draagt hieraan bij. Een aantal deelopgaven zijn opgesteld:
4. Een inclusieve en aantrekkelijke stad om in te wonen
Amersfoort biedt een thuis voor iedereeen en we kiezen gezond groeien met voldoende diversiteit. Gezond samenleven betekent dat alle mensen een thuis hebben en zich thuis voelen. Dat geldt voor bestaande inwoners en het grote aantal woningzoekenden. De stad groeit zodat iedereen een thuis kan hebben. Prettig wonen – je thuis voelen – gaat naast het hebben van een betaalbare en passende woning ook over een gezonde leefomgeving en hoe mensen samenleven. Veel verschillende mensen kunnen hier naast en met elkaar leven, waarbij iedereen zichzelf kan zijn en zich verbonden
kan voelen. De deelopgaven zijn als volgt opgesteld:
5. Een stad met een veelzijdige en veerkrachtige economie
Het aantal arbeidsplaatsen dient mee te groeien met het aantal inwoners en de economie dient een bijdrage te leveren aan een duurzame, circulaire, inclusieve, gezonde en leefbare stad.Amersfoort is in de toekomst een stad met een veelzijdige economie met werkgelegenheid die goed aansluit bij de kwaliteiten en behoefte van onze eigen inwoners. Met economische activiteiten die bijdragen aan de levendigheid en aantrekkelijkheid van de stad, een hoog voorzieningenniveau én ondernemers die met innovatieve oplossingen bijdragen aan het eerlijk, duurzaam en toekomstbestendig maken van de stad. De uitdaging is om in de verdichtende stad de groeiende ruimtebehoefte voor bedrijven en voorzieningen te faciliteren. De ruimtebehoefte van bedrijven dient zoveel mogelijk in de bestaande stad te worden opgevangen. Dit vraagt om zorgvuldig ruimtegebruik. Daarom dienen duidelijke kaders helderheid te scheppen voor wat het economisch perspectief is voor bedrijvigheid in de stad. Bedrijventerreinen en kantorenlocaties spelen een belangrijke rol bij het huisvesten van Amersfoortse bedrijven. Maar ook het ‘werken in de wijk’, de binnenstad en de verschillende winkel/recreatiegebieden zijn belangrijk voor bedrijvigheid en werkgelegenheid.
Er zijn deelopgaven opgesteld die het bovenstaande kunnen versterken.
6. Een stad waarin voorzieningen meegroeien
De voorzieningen dienen mee te groeien met de groei van het aantal inwoners. Maatschappelijke voorzieningen hebben een belangrijke rol als ontmoetingsplekken in de stad. In een stad met een groeiend aantal inwoners, groeit ook de vraag naar voorzieningen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in stedelijke voorzieningen en voorzieningen op buurt- of wijkniveau. De groeiende groep senioren en inwoners met een beperking zorgt voor een extra vraag naar cultuur, recreatie, dienstverlening en zorg. Door de groeiende groep kinderen en jongeren stijgt de behoefte aan onderwijs, opvang en ruimte voor sport en spel. De veranderende vraag naar voorzieningen zal niet overal in de stad gelijk zijn. De deelopgaven zijn als volgt geformuleerd:
Relatie met voorliggend plan
De voorgenomen ontwikkeling past bij de vierde ontwikkeloppageve van de ontwerp omgevingsvisie Amersfoort. Er wordt gebruik gemaakt van een bestaande bebouwde locatie, waar ruimte ligt voor een extra wooneenheid. Bovendien zorgt de woonstudio voor een variate van woonmogelijkheden in de Berkelstraat.
De gemeenteraad van Amersfoort heeft de Structuurvisie Amersfoort 2030 op 9 juli 2013 vastgesteld. In de Structuurvisie geeft Amersfoort onder meer aan haar vitaliteit te willen vergroten door de kenniseconomie te versterken en het woonklimaat nog aantrekkelijker te maken.
Aangename woonwijken blijven onverminderd aantrekkelijk voor jong en oud, gezin en alleenstaand. Wijken worden aantrekkelijker door werken en voorzieningen waar dat kan meer te mengen. Wijken bieden uiteraard ook rustig en veilig woongenot waar dat hoort.
De openbare ruimte biedt voor mensen mogelijkheden om elkaar te ontmoeten. Vanuit de wijken willen we optimale verbindingen met het groen in de stad en het landschap buiten de stad. Werklocaties zijn voor Amersfoort vitaal en multifunctioneel. De bereikbaarheid daarvan verbeteren we door optimalisering van de infrastructuur. Zo ontstaat een nieuw en duurzaam evenwicht tussen economische dynamiek, de kwaliteit van de leefomgeving en de bereikbaarheid.
Uitgangspunten
Een uitnodigingsplanologie vraagt om uitgangspunten. Die worden in de structuurvisie dan ook meegegeven. Bijvoorbeeld dat plannen een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid, aan de fysieke, sociale of economische kwaliteit van de stad, moeten bijdragen aan de diversiteit van de stad of voortbouwen op bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.
Amersfoortse principes
Naast de uitgangspunten zijn er negen Amersfoortse principes die voor bepaalde plekken in meer of mindere mate van toepassing zijn. Die principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. Het gaat dan bijvoorbeeld om levendigheid, een goed netwerk van winkels, scholen en ontmoetingsplekken, een gevarieerd woningaanbod, ruimte voor de fiets, keuzevrijheid en mogelijkheden voor vervoermiddelen en functiemenging van wonen en werken.
Uitsnede visiekaart Amersfoort 2030.
Relatie met voorliggend plan
Met het ontwikkelen van extra woonruimte wordt ingespeeld op de vraag naar woonruimte. Dit past binnen de uitgangspunten en principes die voor Amersfoort gelden.
Het Deltaplan Woonopgave Amersfoort dat in april 2019 is vastgesteld beschrijft het woonbeleid van de gemeente Amersfoort, de te nemen maatregelen, de woningbouwprojecten en hoe de gemeente Amersfoort uitvoering geeft aan het deltaplan. Het doel van het deltaplan is dat er voor iedereen een passende en betaalbare woning beschikbaar is. Door de grote vraag is er schaarste aan woningen. Om de schaarste aan te pakken wil de gemeente Amersfoort groeien met ongeveer 1.000 woningen per jaar tot 2030. De woningen die worden gebouwd moeten passen bij de behoefte en financiële mogelijkheden van woningzoekenden. Ook moet gebouwd worden met respect voor de bestaande omgeving. Er wordt prioriteit gegeven aan de inzet voor betaalbaarheid van woningen voor lage en middeninkomens, passendheid van vrije sectorwoningen en spreiding van de groei. In het kader van de beschikbaarheid van voldoende woningen voor lage en middeninkomens, is één van de speerpunten de toename van het aanbod sociale huurwoningen. De ambitie met betrekking tot het aanbod sociale huurwoningen is:
1. Tot 2025 streven we naar minimaal 350 extra sociale huurwoningen per jaar. Daarna
is de verwachting dat de jaarlijkse groeibehoefte iets minder wordt.
2. Tot 2030 streven we naar minimaal 4.000 extra sociale huurwoningen (35% van de
totale opgave tot 2030).
Bij projecten vanaf 12 woningen geldt de verplichting dat minimaal 35% als sociale huurwoningen wordt gerealiseerd. Naast de behoefte aan sociale huurwoningen zijn ook meer woningen nodig in hetmiddensegment voor middeninkomens. Daarom is het bij projecten vanaf 12 woningen verplicht om minimaal 20% woningen in het middensegment te realiseren. Voor wat betreft overige nieuw te bouwen vrije sector woningen geldt
Het planvoornemen is het realiseren van een wooneenheid. Het is gewenst dat de wooneenheid als sociale huurwoning wordt aangeboden, of als starterswoning met een koopsom van maximaal €200.000,-. Het plan draagt daarmee in kleine mate bij aan het tegengaan van de woning schaarste.
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt per 1 juli 2017 als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Als er aantoonbaar sprake is van een behoefte aan de betreffende voorziening, kan die in een bestemmingsplan worden gefaciliteerd. In het andere geval kan dat niet en moet die herontwikkeling worden uitgesteld tot het moment waarop de behoefte daaraan wel kan worden aangetoond.
Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro).
Ligt een plangebied in bestaand stedelijk gebied én voorziet de stedelijke ontwikkeling in een aantoonbare actuele marktbehoefte dan wordt voldaan aan de Ladder van Duurzame Verstedelijking.
Relatie met voorliggend plan
De bouw van één wooneenheid voorziet in een actuele behoefte. Tot 2040 moeten er ongeveer 1.000 woningen per jaar worden gebouwd om in de vraag van mensen naar woonruimte te voorzien. Diverse behoefteberekeningen laten zien dat dat de bestaande voorraad onvoldoende in de vraag kan voorzien. Nieuwbouw vult de tekorten in de bestaande woningvoorraad aan. Daarom zijn alle daarvoor in aanmerking komende locaties, waaronder de voorliggende locatie op de Berkelstraat 4, nodig. Het toevoegen van een wooneenheid binnen dit plangebied betreft een binnenstedelijke ontwikkeling die inspeelt op een actuele behoefte. Dit project past daarom binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.
In de gemeentelijke Nota Parkeernormen Amersfoort zijn parkeernormen opgenomen. Parkeernormen worden gebruikt om te berekenen hoeveel parkeerruimte nodig is. De normen zijn alleen van toepassing op (nieuwe) ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning vereist is. Het gebruik van juiste parkeernormen draagt bij aan een goed leef- en woonklimaat. Voldoende parkeerplaatsen voorkomen parkeeroverlast. Op basis van de bovengenoemde Nota bedraagt de parkeerbehoefte voor de te nieuw te bouwen woonruimte minder dan 1 parkeerplaats. Parkeerplaatsen worden in beginsel aangelegd op eigen terrein. In het voorliggende plan zijn al voldoende parkeermogelijkheden aanwezig. De parkeersituatie wordt opgelost zoals in hoofdstuk 2.2 beschreven. Hiermee wordt aan de benodigde parkeerbehoefte voldaan.
De eisen voor welstand zijn vastgelegd in de Welstandsnota en worden daaraan getoetst. In de welstandsnota staan gebiedsgerichte en algemene voorwaarden, maar ook criteria voor kleinere bouwwerken, zoals dakkapellen, aanbouwen, bijgebouwen, gevelwijzigingen en erfscheidingen. Het voorliggend plan is voorgelegd aan de Stadsbouwmeester en heeft deze als positief beoordeeld. Het voorliggend plan voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
Voorliggend plan maakt de realisatie van een woonstudio bovenop een bestaande uitbouw aan de Berkelstrsaat 4 mogelijk. Het bouwen van een woonstudio past binnen de beschreven beleidskaders. Vanuit deze kaders zijn er geen belemmeringen voor de haalbaarheid van het voorgenomen plan.
In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten besproken die van belang zijn voor het aantonen van een goede ruimtelijke ordening. Vanwege de beperkte ontwikkeling ten opzichte van de geldende planologische mogelijkheden is ook de omvang van dit hoofdstuk beperkt. Aangezien geen bodem gerelateerde activiteiten plaatsvindt is deze paragraaf geschrapt. Ook de aspecten archeologie, conventionele explosieven en water worden daarom niet behandeld.
Bij werkzaamheden aan een gebouw, of sloop van een gebouw of opstal moet rekening worden gehouden met de Wet Natuurbescherming. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Dit betekent in de praktijk dat het gaat om de effecten van de activiteiten op beschermde soorten. Om deze effecten te bepalen is het noodzakelijk dat onderzoek plaatsvindt naar de aanwezigheid van beschermde soorten. Dit kan in eerste instantie met een quickscan. Als blijkt dat er mogelijk beschermde dieren aanwezig zijn is een vervolgonderzoek nodig. Dit neemt vaak geruime tijd in beslag (april tot oktober) waarbij het gebied meermaals onderzocht dient te worden op verschillende soort(groep)en. Als uit het onderzoek blijkt dat er geen beschermde soorten aanwezig zijn, kan de ontwikkeling plaatsvinden zonder verdere voorwaarden t.a.v. beschermde soorten. Wanneer echter beschermde soorten worden aangetroffen en deze negatieve effecten ondervinden van de voorgenomen ontwikkeling is een ontheffing noodzakelijk en dienen maatregelen genomen worden, zoals werken buiten de kwetsbare periode en het integreren van nieuwe nest- en verblijfsplaatsen in de plannen. De doorlooptijd van een ontheffing en maatregelen is vaak minimaal 3 maanden. Gemeentelijke vergunningen kunnen pas worden verleend als de provincie een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming heeft afgegeven.
In de stedelijke stenige omgeving zijn een aantal soorten te verwachten die bij bouw en/of verbouw in het geding kunnen zijn. Het gaat daarbij om:
Naast wat er moet vanuit de wet zijn er aan en in gebouwen allerlei mogelijkheden om wat voor natuur te doen. Op de website www.checklistgroenbouwen.nl zijn voorbeelden te vinden van bv inbouwen van vleermuisverblijven, het inmetselen van gierzwaluwstenen en/of het vergroenen van de omgeving van een gebouw.
Verbouw of renovatie in het Soesterkwartier
Bij een bestemmingsplanwijziging dient normaliter onderzoek te worden gedaan naar beschermde flora en fauna in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek is ook een ontheffing nodig om het bestemmingsplan uit te mogen voeren, bijvoorbeeld bij sloop en nieuwbouw.
Gemeente Amersfoort heeft een Soortmanagement Plan (SMP) op laten stellen voor het Soesterkwartier ten behoeve van renovaties van woningen door woningcorporaties in dit stadsdeel. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende initiatieven individueel plannen maken, ontheffingsprocedures doorlopen en compenserende maatregelen nemen. Doel van het SMP is de gunstige Staat van Instandhouding (SvI) van beschermde gebouwbewonende soorten in het Soesterkwartier te borgen. De werking van een SMP berust op drie pijlers:
1. Door voorzieningen voor soorten aan te brengen bij nieuwbouw, renovatie en na-isolatie verbetert het aanbod van nest- en verblijfplaatsen.
2. Door nest- en verblijfplaatsen in beeld te brengen en te werken buiten kwetsbare periode van dieren wordt
voorkomen dat dieren worden verwond of gedood.
3. In de functionele leefomgeving worden de randvoorwaarden voor de soorten geoptimaliseerd en knelpunten en bedreigingen zoveel mogelijk weggenomen.
In het kader van het SMP zijn in 2017 gerichte onderzoeken naar beschermde gebouwbewonende soorten in het Soesterkwartier verricht. Op grond van het SMP en de resultaten van de gerichte onderzoeken is door provincie Utrecht een ontheffing van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend voor werkzaamheden aan gebouwen. Initiatiefnemers kunnen gebruik maken van deze ontheffing indien ze aan een aantal voorwaarden voldoen:
Omdat in het kader van het SMP een ontheffing is afgegeven waarvan onder voorwaarden gebruik kan worden gemaakt, is nader ecologisch onderzoek en een mogelijke ontheffing Wnb niet noodzakelijk. De eerste voorwaarde is dat gewerkt wordt volgens een plan dat schade aan beschermde soorten uitsluit. De tweede voorwaarde betreft het realiseren van voldoende en ecologisch zinvolle voorzieningen om een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van het SMP.
Natuurbeschermingswet
Er zijn geen Natura2000 gebieden in de omgeving en het plan ligt buiten de begrenzing van het Natuur Netwerk Nederland. Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen is de conclusie dat realisatie van het plan geen negatieve invloed heeft op wezenlijke waarden en kenmerken van beschermde gebieden of doelsoorten.
Conclusie
Aan de hand van het in 2017 uitgevoerde gerichte onderzoek in het kader van het SMP blijkt dat er geen beschermde diersoorten aan de Berkelstraat 4 worden verwacht. Wel blijkt uit het onderzoek dat op ca. 50 meter de huismus is aangetroffen. Met inbegrip van de bovenstaande voorwaarden vormt flora en fauna geen belemmering voor de haalbaarheid van het voorliggend plan. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten. Bij vaststelling van een bestemmingsplan of een afwijking daarvan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg. In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
De verkeerswegen rondom het plangebied betreffen 30 km/uur wegen (langzaam verkeer). Dergelijke verkeerswegen zijn niet gezoneerd ingevolge de Wet geluidhinder waardoor toetsing aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder van 48 dB niet verplicht is. In het kader van goede ruimtelijke ordening is zowel de geluidbelasting van de omliggende 30 km/uur-wegen als de geluidbelasting van het gecumuleerde geluid (geluidbelasting van omliggende wegen samen) inzichtelijk gemaakt. Uit het akoestisch onderzoek (zie bijlage 1 van deze ruimtelijke onderbouwing) blijkt dat gecumuleerde geluidbelasting maximaal 57 dB bedraagt voor wat betreft wegverkeerslawaai. De gecumuleerde geluidbelasting voldoet daarmee aan de geluidnota van de gemeente Amersfoort. In het betreffende geluidbeleid is aangegeven dat er sprake is van een aanvaardbare geluidbelasting als de cumulatieve geluidbelasting de grenswaarde van 70 dB niet overschrijdt.
Tabel: Gemeten akoestische waarden (Bron: akoestisch onderzoek).
Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt, veroorzaakt het wegverkeer op de Noordewierweg en de Berkelstraat tezamen een zodanige geluidsbelasting op de gevels, dat in het kader van het realiseren van een goed woon- en leefklimaat, onderzocht dient te worden of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Gebleken is dat deze maatregelen zowel op de Berkelstraat en de Noordewierweg op korte termijn niet te verwachten zijn. Daarom dient onderzoek te worden gedaan naar het binnenniveau in de verblijfsruimtes en verblijfsgebieden binnen de woonunit. De achtergevel van de nieuwe woonstdio kan als geluidsluw beschouwd worden, omdat deze geheel wordt afgeschermd door de omliggende bebouwing. Met betrekking tot het onderdeel bouwen dient als voorwaarde de gevelconstructie van de te realiseren woonstudio over een voldoende geluidswering te beschikken om een maximaal binnenniveau van 33 dB in de verblijfsgebieden te kunnen realiseren. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat hieraan kan worden voldaan.
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van het spoor en emplacement, op een afstand van 450 meter. Het betreft het toevoegen van één woonstudio in een bestaande woonwijk. Het kleine aantal extra personen dat door deze ontwikkeling in het invloedsgebied aanwezig zal zijn valt in het niet bij het aantal personen dat er nu al is. Geconcludeerd kan worden dat deze toename niet relevant is en de haalbaarheid van dit initiatief niet in de weg staat.
Om tot een ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Als basis wordt hiervoor de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering gehanteerd met daarnaast de individueel van toepassing zijnde milieu wet- en regelgeving.
De Berkelstraat 4 heeft een gemengde bestemming. Binnen deze gemengde bestemming is op de begane grond detailhandel, dienstverlening, bedrijven categorie 1 en op de verdieping wonen toegestaan. Hierbij geldt dat de functie op de begane grond niet mag worden belemmerd door de realisatie van de beoogde woonstudio. In het kader van het Activiteitenbesluit is een onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat de functie op de begande grond niet wordt belemmerd door de realisatie van de beoogde woonstudio.
Het voorgenomen project ligt ruim beneden de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. Er is dan ook geen sprake van de wettelijke plicht een uitgebreide mer-procedure te doorlopen. Hoewel geen sprake is van een wettelijke verplichting voor het doorlopen van een uitgebreide mer-procedure en een mer-beoordeling zou op grond van de Wet milieubeheer een vormvrije mer-beoordelingsplicht van toepassing kunnen zijn. In het Besluit m.e.r. is geen ondergrens opgenomen, maar er moet wel sprake zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject. Dat is afhankelijk van de ruimtelijke impact die het plan heeft ten opzichte van de omgeving.
In het voorliggende geval is die met de bouw van één woonstudio dusdanig beperkt, dat kan worden gesteld, dat er geen sprake van een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Weliswaar is sprake van een toename van de bebouwingsmogelijkheden en verandert gedeeltelijk het gebruik van het perceel, maar het ruimtebeslag is relatief klein. Hieruit volgt dat het project niet kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject en behoeft er geen reguliere of vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd. De paragrafen van hoofdstuk 4 over de milieutechnische uitvoerbaarheid geven voldoende inzicht over de potentiële gevolgen voor het milieu.
Duurzaam bouwen is een term die staat voor milieuvriendelijk, gezond en toekomstbestendig bouwen. Energiebesparing en duurzame energie is een van de belangrijke onderdelen van het duurzaam bouwen.
Vanuit het landelijke bouwbesluit zijn enkele aspecten van het duurzaam bouwen al verplicht, bijvoorbeeld het goed isoleren van woningen. De isolatiewaarde is uitgedrukt in zgn Rc waarde. Nu is Rc waarde voor daken min. 6,0 m²K/W voor gevels 4,5 m²K/W en voor begane grondvloer min 3,5 m²K/W. Energie coëfficiënt voor de nieuwbouw woningen bedraagt nu EPC=0,4.
In 2018 wordt EPC opnieuw verlaagd tot 0,2. Vanaf 2020 (over 4,5 jaar) moeten alle woningen energieneutraal gebouwd worden en EPC van de woning gaat naar 0,0. De technieken om dat te bereiken zijn nu al bekend en toepasbaar. "Energieneutraal bouwen" betekent een huis zonder energierekening en geen CO2 uitstoot.
Het is raadzaam om naast de bouwoplossingen op het bouwbesluitniveau, ook de energieneutrale varianten in beeld te brengen. De architecten en installatieadviseurs met de 2020 ambities hebben al duurzame, energieneutrale oplossingen die kosten effectief zijn "op de plank" liggen.
Groene vergunning
Voor zeer energiezuinige woningen biedt de gemeente Amersfoort de zgn. "groene vergunning" procedure aan. De vergunningsprocedure voor woningen met een Energieprestatie Coëfficiënt die 25% lager is dan wettelijk vereist (EPC <0,3) is aanzienlijk verkort, tot maximaal drie weken. Meer informatie kunt u vinden op www.amersfoort/vergunningen .
De energieprestatie is vanaf januari 2015 aangescherpt tot EPC= 0,4. De bouwers moeten meer dan voorheen het gehele energieconcept in ogenschouw nemen om aan de eisen te voldoen.
Specifieke eisen in Amersfoort
In Amersfoort gelden enkele specifieke eisen: - Lood, zink en koper worden niet toegepast indien deze materialen in direct contact komen met regen-oppervlaktewater (tenzij dubbelgecoat).
Tropisch hardhout wordt uitsluitend toegepast met FSC-certificaat of PEFC-keurmerk.
Amersfoort klimaatbestendig
Het klimaat verandert en het belang van een groene woonomgeving, met robuuste beplanting en zo min mogelijk bestrating wordt daardoor steeds groter. Het robuuste groen op de woonlocatie zorgt voor minder overlast bij de hevige regensbuien en minder "hitte" in de zomer.
De hoge struiken en hagen bieden ook een goede schuilplaats voor vogels. Daarnaast zijn groene daken en gevels goed voor de natuur en zorgen ze voor een extra isolatie en betere luchtkwaliteit.
Opvang van regenwater in een (ondergrondse) tank (t.b.v. toilet, wasmachine of tuin besproeiing) zorgt voor drinkwaterbesparing en voor minder overlast tijdens hevige regenbuien.
Afval
Amersfoort streeft er naar om een afvalloze stad te zijn in 2030. Een goede afvalscheiding aan de "bron" reduceert de afvalstroom. Wanneer de afvalscheiding opstelplek (restafval, papier, gft en kunststof) op de woonlocatie wordt meeontworpen en geïntegreerd in de architectuur, kan dit een bijdrage leveren aan dit streven.
De productie van bouwmaterialen is wereldwijd verantwoordelijk voor ca 40% CO2uitstoot. Hergebruik van sloop- en bouwmaterialen, onder andere het toepassen van betongranulaat en metselwerkgranulaat van oude betonconstructies, reduceert aanzienlijk de CO2 uitstoot. Ook het toepassen van biobased en natuurlijke bouwmaterialen reduceert de CO2 uitstoot, verhoogt het comfort en draagt bij aan een gezonde woonomgeving.
In het Bouwbesluit worden de eisen ten aanzien van duurzaamheid steeds verder aangescherpt. In het kader van de omgevingsvergunning wordt aan deze eisen voldaan. Ook is er ruimte op het dak gereserveerd voor zonnepanelen.
Met de initiatiefnemer is een planschaderisico-overeenkomst gesloten. Mogelijke uit te keren tegemoetkoming in planschade kan door de gemeente bij de initiatiefnemer worden verhaald. De door de gemeente gemaakte en te maken plan- en apparaatskosten worden via de leges verhaald. Het plan is vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.
Op grond van de artikelen 6.18 Bor en 3.1.1. Bro wordt over een project overleg gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.Bij voorliggend plan zijn geen belangen van andere gemeenten, waterschappen, provincie of Rijk in het geding. Het overleg met hen is hierom achterwege gelaten.
De initiatiefnemer heeft de directe omwonenden, de huurders van de appartementen, de tabakswinkel en een nabijgelegen eetcafé geïnformeerd over de beoogde realisatie van de woonstudio. De initiatiefnemer heeft laten weten dat er vanuit de omwonenden geen bezwaren kenbaar zijn gemaakt.
Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning Berkelstraat 4 heeft met alle bijbehorende stukken voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn XXX zienswijzen naar voren gebracht. De zienswijzen geven wel/geen aanleiding tot het aanbrengen van wijzigingen.
PM