direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zevenhuizerstraat 113
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.OV00064-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 maart 2020 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een vrijstaande woning tussen Zevenhuizerstraat 111 en 115. Er ontbreekt echter een bouwvlak. Het bouwplan is dan ook strijdig met het bepaalde in het bestemmingsplan. Voor het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning is een Wabo-Projectbesluit vereist. In deze ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond dat de aanvraag voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Projectgebied

Het perceel maakt onderdeel uit van de Zevenhuizerstraat, onderdeel van Hoogland. De Zevenhuizerstraat met in het verlengde daarvan de Hamseweg, vormt de belangrijkste ontsluitingsweg van Hoogland. De weg kenmerkt zich door overwegend dorpse en licht stedelijke bebouwing, passend bij het karakter van Hoogland. Door het splitsen van twee zij-erven van nummer 111 en 115, ontstaat ruimte voor het realiseren van een nieuwe, kleinschalige woning die aansluit bij de bebouwing in de omgeving. Deze woning zal huisnummer 113 krijgen.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00064-0301_0001.png" Luchtfoto: Locatie plangebied in het westen van Amersfoort

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00064-0301_0002.png"

Luchtfoto: met markering nieuw perceel Zevenhuizerstraat 113

1.3 Geldend bestemmingsplan

Op het perceel Zevenhuizerstraat 113 is het bestemmingsplan 'Hoogland' van toepassing. Dit bestemingsplan is op 8 juli 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. Op 29 augustus 2014 is het onherroepelijk geworden. De bestemmingen van het perceel zijn 'Wonen-2' en 'Wonen-3'. Binnen de bestemming 'Wonen-2' zijn op grond van artikel 19 van de planregels half vrijstaande eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken en tuinen toegestaan. Binnen de bestemming 'Wonen-3' zijn op grond van artikel 20 van de planregels vrijstaande eengezinswoningen met bijbehorende bouwwerken en tuinen toegestaan.


Tevens geldt op grond van artikel 25 de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie categorie 3'. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. In dit geval is archeologisch onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter en de oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt. Hoewel er een kelder wordt gerealiseerd, is deze kleiner dan 500m2 en daarmee geen archeologisch onderzoek vereist.

Het bouwplan voorziet in het bouwen van een vrijstaande eengezinswoning van 93,6 m2 met een goothoogte van 3 meter en een nokhoogte van 8,46 meter en bijbehorende bouwwerken met een oppervlakte van 57,2 m2. Op grond van artikel 19.2.1.a en 20.2.1.a van de planregels dienen woningen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd. Op het perceel Zevenhuizerstraat 113 is geen bouwvlak aanwezig. Het bouwplan is dan ook in strijd met het bepaalde in het bestemmingsplan.

1.4 Doelstelling

Een uitgebreide buitenplanse afwijking (Wabo-Projectbesluit) ex artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist. Voorwaarde voor verlening van de omgevingsvergunning is dat het bouwplan voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. Uit de van deze omgevingsvergunning deel uitmakende ruimtelijke onderbouwing blijkt dat dit het geval is.

Na het doorlopen van de procedure kan de omgevingsvergunning worden verleend en kan de initiatiefnemer het gewenste bouwplan uitvoeren.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bebouwing

Het plan voorziet in het realiseren van een nieuwe vrijstaande woning. De twee zij-percelen van nummer 111 en nummer 115 worden gedeeltelijk gesplitst om dit mogelijk te maken.

Het betreft een vrijstaande woning met een kelder, één bouwlaag en een kap. Met een goothoogte van 3 meter en een nokhoogte van 8,5 meter, past dit bouwplan bij het kleinschalige dorpse karakter van Hoogland. De relatie van het bouwplan tot de omgeving is nader omschreven in hoofdstuk 3.1.2 Structuurvisie Hamseweg / Zevenhuizerstraat. Gelet op de relatief ruime kavels en woningdichtheid in de direct omgeving is de splitsing en realisatie van een nieuwe vrijstaande woning stedenbouwkundig aanvaardbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00064-0301_0003.png"

Een luchtfoto van het perceel, in rood gearceerd. Gemaakt op 6 januari 2020

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00064-0301_0004.png"

Een foto vanaf straatniveau. Gemaakt op 25 april 2019, nog vóór de realisatie van de nieuwe woning op nummer 111 (linkerzijde)

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00064-0301_0005.png"

In bovenstaande situatietekening is de kavelsplitsing verduidelijkt.

Nummer 113 krijgt een perceel van 584 m2 . Op grond van artikel 19.2.2 onder e van de planregels van bestemmingsplan Hoogland, kan op dit perceel maximaal 77,1 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd. Het plan voorziet in 57,2 m2 en voldoet daarmee aan de regeling. Nummer 111 heeft in de nieuwe situatie een kavel van 818 m2 . Op dit perceel is 82,95 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan en 78,25 m2 gerealiseerd. Daarmee wordt voldaan aan de regeling van het bestemmingsplan. Nummer 115 heeft door de kavelsplitsing een perceel van 854 m2 . Hier mag maximaal 83,85 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. De bestaande hoeveelheid bijbehorende bouwwerken is 127 m2. Om te beoordelen of een groter oppervlak aanvaardbaar is, wordt gekeken naar de nieuwe regeling voor bijbehorende bouwwerken, die in recente bestemmingsplannen wordt toegepast. Volgens deze regeling wordt aansluiting gezocht bij het Besluit omgevingsrecht oftewel het Bor. Gelet op die regeling wordt niet gekeken naar perceelgrootte maar naar het bebouwingsgebied. Dat is in dit geval 638,7 m2 . In geval een bebouwingsgebied groter is dan 300 m2, mag 90 m2 worden bebouwd, vermeerderd met 10% van het deel dat groter is dan 300 m2 met een maximum van 150 m2 . Het meerdere is in dit geval 338,7 * 10% = 33,87 m2 + 90 maakt afgerond 124 m2 aan toegestane bijbehorende bouwwerken voor nummer 115.

Gezien het relatief grote perceel, de ruime voortuin en de 10 a 15 meter onbebouwde afstand tot achterliggende bebouwing is de verwachting dat de bestaande bijbehorende bouwwerken van nummer 115 geen afbreuk zullen doen aan de beoogde ruimtelijke kwaliteit. De verhouding tussen enerzijds bebouwing en anderzijds licht, lucht en ruimte blijft voldoende in balans voor een gezond leefklimaat. Gezien de geringe overschrijding hoeft geen 3 m2 aan bestaande bebouwing gesloopt te worden om de nieuwe woning mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00064-0301_0006.png"

Ontwerp van de nieuwe voorgevel

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Ruimtelijk beleid

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor de herontwikkeling van de locatie (behalve de relevante milieuwetgeving, die komt in Hoofdstuk 4 aan de orde). Het beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen.

Vanwege de beperkte omvang van het project wordt in dit hoofdstuk enkel aandacht besteed aan het gemeentelijke beleid. De herontwikkeling is niet in strijd met provinciaal en rijksbeleid.

3.1.1 Structuurvisie Amersfoort 2030

De gemeenteraad van Amersfoort heeft de Structuurvisie Amersfoort 2030 op 9 juli 2013 vastgesteld. In de structuurvisie geeft Amersfoort onder meer aan, haar vitaliteit te willen vergroten door de kenniseconomie te versterken en het woonklimaat nog aantrekkelijker te maken.

Aangename woonwijken blijven onverminderd aantrekkelijk voor jong en oud, gezin en alleenstaand. Wijken worden aantrekkelijker door werken en voorzieningen waar dat kan meer te mengen. Wijken bieden uiteraard ook rustig en veilig woongenot waar dat hoort. De openbare ruimte biedt mensen de mogelijkheden om elkaar te ontmoeten.

Vanuit de wijken zijn optimale verbindingen met het groen in de stad en het landschap buiten de stad van groot belang. Werklocaties zijn voor Amersfoort vitaal en multifunctioneel. De bereikbaarheid daarvan verbeteren we door optimalisering van de infrastructuur. Zo ontstaat een nieuw en duurzaam evenwicht tussen economische dynamiek, de kwaliteit van de leefomgeving en de bereikbaarheid.

Er zijn negen Amersfoortse principes die voor bepaalde plekken in meer of mindere mate van toepassing zijn. Die principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. Het gaat dan bijvoorbeeld om levendigheid, een goed netwerk van winkels, scholen en ontmoetingsplekken, een gevarieerd woonaanbod, ruimte voor de fiets, keuzevrijheid en mogelijkheden voor vervoermiddelen en functiemenging van wonen en werken.

Relatie met voorliggend plan

De aanvraag betreft het bouwen van één vrijstaande woning in het bestaande stedelijke gebied. Dit vormt een toevoeging aan de woningvoorraad. Nieuwbouw in Amersfoort betreft momenteel voornamelijk appartementen en rijtjeswoningen. Het realiseren van een vrijstaande woning vormt een kleine toevoeging aan de gevarieerde woningvoorraad. Het betreft een binnenstedelijke ontwikkeling, oftewel binnen de rode contour. Het buitengebied wordt niet aangetast. De ontwikkeling is dusdanig klein dat dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de leefbaarheid of een merkbaar verschil in de verkeersafwikkeling van de wijk. Parkeren wordt voorzien op eigen terrein.

3.1.2 Structuurvisie Hamseweg / Zevenhuizerstraat

De gemeenteraad van Amersfoort heeft de structuurvisie Hamseweg / Zevenhuizerstraat vastgesteld op 21 februari 2001. In deze structuurvisie wordt aangegeven dat de Hamseweg en de Zevenhuizerstraat de historische ruggengraat van Hoogland vormen. Als gevolg van de uitbreiding van Hoogland en de nieuwbouwwijken Kattenbroek en Nieuwland zijn deze oude hoofdwegen van een perifere positie in een stedelijke omgeving terechtgekomen.

De Zevenhuizerstraat vormde eind 19e eeuw een veldweg door een spaarzaam bewoond en open gebied van de Eemvallei. De Zevenhuizerstraat is van oorsprong een ondergeschikte weg geweest. Door de tijd heen ontwikkelde zich bebouwing langs deze beide wegen, die zich hier en daar verdichtte tot aparte kernen. De Zevenhuizerstraat kenmerkt zich door vrij grote bouwkavels en een verscheidenheid in bouwstijlen. In september 1973 wordt Hoogland onderdeel van de gemeente Amersfoort. Het dorp wordt meegenomen in de ontwikkelingen naar Groot Amersfoort, een groeistad.

De ontwikkeling van de bebouwing door de jaren heen is over het algemeen duidelijk afleesbaar aan de hand van de grote diversiteit aan gebouwtypen, de schaal en architectuur. De boerderijen en kleine complexen landarbeidswoningen vormen restanten van de van oorsprong aanwezige agrarische bebouwing; vrijstaande en halfvrijstaande woningen en bedrijfsbebouwing van verschillende omgang kenmerken de periode tot medio jaren zeventig. Vanaf die periode verschijnen ook eengezinsrijtjeswoningen en appartementen en meer compacte centrumbebouwing aan de Zevenhuizerstraat en Hamseweg.

Hoogland is door de ontwikkelingen van de afgelopen decennia opgenomen in de bebouwde kom van Amersfoort, maar heeft zijn dorpse karakter behouden. Dit dorpse karakter dient dan ook als uitgangspunt voor de structuurvisie. De twee belangrijkste kenmerken vormen:

  • De kleinschaligheid van bebouwing. Gekenmerkt door laagbouw en een lage goothoogte, overwegend vrijstaande en halfvrijstaande lintbebouwing. In de regel betekent dat niet meer dan twee woonlagen met een kap.
  • Functiemenging en levendigheid. Ruimte voor economische groei, gezonde middenstand en behoud van bedrijvigheid.

Relatie met voorliggend plan

In de structuurvisie staat bij de gewenste ruimtelijke ontwikkeling de kleinschaligheid van bebouwing voorop. Deze kleinschaligheid wordt door met name de Hooglandse bevolking, als één van de belangrijkste kenmerken van het gewenste dorpse karakter gezien. De bouwmogelijkheden worden primair bepaald door bestaande situatie, schaal en omvang van omliggende karakteristieke bebouwing. Vanuit dat oogpunt bezien, past het bouwplan geheel in lijn met de bestaande kleinschalige en dorpse bebouwing in de omgeving. Het splitsen van de twee relatief ruime kavels van nummer 111 en 115 draagt weliswaar bij aan de verdichting waar Hoogland al decennia mee te maken heeft, maar wordt op een passende "dorpse" wijze uitgevoerd. Het betreft een relatief kleinschalige vrijstaande woning van één bouwlaag met kap, waarbij de rooilijn aansluit bij de bebouwing in de omgeving. In de structuurvisie wordt een rooilijn tussen de 6 en 8 meter aangehouden. De rooilijn van de nieuwe woning bevindt zich op zo'n 10 meter vanaf de openbare weg. Dit is ruimer dan de minimale maat, waardoor voldoende open (groene) ruimte ontstaat. De woning verschilt qua vorm dan wel architectuur van de woning van nummer 111 en nummer 115, evenals de woningen aan de overzijde van de straat, waardoor het bouwplan past bij de kenmerkende differentiatie van de Zevenhuizerstraat.

3.1.3 Wonen

De vraag naar wonen in Amersfoort is en blijft groot. Voldoende nieuwbouw is belangrijk om de doorstroming op gang te houden zodat er in alle segmenten van de markt woningen beschikbaar komen. Deze ontwikkeling past daarbinnen. Ook voldoet het plan aan het Deltaplan wonen.

3.1.4 Nota parkeernormen

In de nota parkeernormen Amersfoort zijn parkeernormen opgenomen per type voorziening. In de Beleidsregel Toepassing Parkeernormen staat aangegeven hoe we met parkeernormen omgaan, zoals bijvoorbeeld dat bij het opstellen van de parkeereis er rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.

Relatie met voorliggend plan

Voor het realiseren van de nieuwe woning zijn in totaal 2 parkeerplaatsen nodig. Deze worden op eigen terrein gerealiseerd. De berging voorziet in voldoende ruimte voor fiets opstelplaatsen.

3.2 Conclusie

Het realiseren van de nieuwe woning op het nieuwe perceel Zevenhuizerstraat 113 past binnen de relevante beleidskaders.

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten bekeken of de ontwikkeling op deze locatie mogelijk en wenselijk is.

4.2 Bodem

Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het projectgebied.

4.2.1 Wet bodembescherming

De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden. De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.

De interventiewaarde is de waarde, waarboven er mogelijke risico's zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging. Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater. De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.

Relatie met voorliggend plan

Op de locatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform de geldende richtlijn. Deze is toegevoegd als Bijlage 1 Bodemonderzoek. Er zijn slechts lichte verhogingen aangetoond. De resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Er zijn geen beperkingen voor het verlenen van de vergunning.'

4.2.2 Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het besluit bodemkwaliteit is het handhaven van de balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw. In het besluit zijn regels opgenomen over kwaliteitsborging, bouwstoffen, grond en baggerspecie. Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit. In 2013 is de bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente opnieuw vastgesteld. Op de kaart ligt het bestemmingsplangebied "Zevenhuizerstraat 113" in de zone Amersfoort Noordoost. Deze zone is schoon. Zowel de boven- als de ondergrond in deze zone zijn gekwalificeerd als kwaliteit "landbouw/natuur".

4.2.3 Bodem in relatie tot het plangebied

De locatie "Zevenhuizerstraat 113" heeft op basis van de historie een lage verwachting voor wat betreft bodemverontreinging. Voor de nieuwbouw van de vrijstaande woning is een regulier verkennend bodemonderzoek voldoende. Op de locatie zijn geen bedrijfsmatige activiteiten uitgevoerd.

4.2.4 Bodemenergie

Met de invoering van de AMvB Bodemenergie op 1 juli 2013 zijn de regels voor open bodemenergiesystemen geharmoniseerd en de proceduretijd verkort. Daarnaast voert de AMvB regels in voor gesloten bodemenergiesystemen, die tot 1 juli 2013 nog geen wettelijk kader kenden. Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden 'Warmte Koude Opslagsystemen' (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'Bodemwarmtewisselaars' genoemd. De open systemen hebben een vergunningplicht, de gesloten systemen hebben een meldingsplicht. In het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen. Nieuwe systemen en grondwateronttrekkingen kunnen worden gerealiseerd indien er geen negatieve beïnvloeding is van bestaande systemen. Voor een optimale ordening van de systemen wordt gebruik gemaakt van het "Masterplan Bodemenergie Gemeente Amersfoort, If technology, rapportnummer 27.284/58428/SB, 27 april 2011. Hierin zijn ordeningsregels opgenomen voor ondergrondse energiesystemen in het plangebied.

Bodem in relatie tot het projectgebied

Voorliggende locatie is weinig tot geen bodemverontreiniging te verwachten. Op de locatie is voor de nieuwbouw van de twee geschakelde woningen een regulier verkennend bodem onderzoek nodig. Op de locatie zijn bedrijfsmatige activiteiten uitgevoerd. De inschatting is dat deze niet tot noemenswaardige bodemverontreiniging hebben geleid. Door PJ Milieu BV is op 27 januari 2020 een Verkennend Bodemonderzoek uitgevoerd voor de Zevenhuizerstraat 113. De conclusie van het onderzoek is dat de onderzoekslocatie onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. De hypothese 'onverdachte locatie' houdt geen stand. Enkele parameters zijn aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht. De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de verlening van een omgevingsvergunning. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodemonderzoek te adviseren. Bij afvoer van grond of verhardingsmaatregelen van de locatie kan een aanvullend onderzoek worden verlangd. Genoemd onderzoek is als Bijlage 1 Bodemonderzoek toegevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing.

4.3 Flora en fauna

Voor het vaststellen van een ruimtelijke ontwikkeling moet duidelijk zijn of natuurwetgeving en natuurbeleid, de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan. Natuur wordt in Nederland beschermd op het niveau van soorten en gebieden.

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (kortweg: Wnb) in werking. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Met de inwerkingtreding van de Wnb zijn de provincies het bevoegde gezag voor de ontheffing- en vergunningverlening voor plannen en projecten en voor het vaststellen van vrijstellingsregelingen. Bij provincie-overschrijdende projecten is dit de minister van EZ.

Voor het realiseren van de nieuwe woning heeft Habitus een Quickscan Wet natuurbescherming opgesteld die is opgenomen in Bijlage 2 Quickscan wet natuurbescherming.

De aanwezigheid van beschermde soorten, gebieden en houtopstanden, beschermd middels de Wet natuurbescherming en via planologische bescherming van natuurgebieden en landschap is in onderstaande paragrafen weergegeven.

4.3.1 De Wet natuurbescherming: soortenbescherming

De Wnb is gericht op het beschermen en ontwikkelen van de natuur en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit. In Artikel 1.11 van de wet wordt als algemene bepaling voorgeschreven dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Deze zorg houdt in dat handelingen die leiden tot negatieve effecten zoveel mogelijk achterwege worden gelaten. Daarnaast zijn in de wet verbodsbepalingen opgenomen ten aanzien van beschermde soorten. Hierbij worden drie beschermingsregimes onderscheiden:

  • § 3.1 Wnb Beschermingsregime soorten vogelrichtlijn (Artikel 3.1 t/m 3.4)

Het is onder meer verboden in het wild levende vogels opzettelijk te doden of te vangen, nesten, rustplaatsen en eieren te beschadigen, eieren te rapen en vogels opzettelijk te storen.

  • § 3.2 Wnb Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (Artikel 3.5 t/m 3.9)

Het is onder meer verboden in het wild levende dieren opzettelijk te doden of te vangen, te verstoren, eieren opzettelijk te vernielen of te rapen, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te vernielen en planten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

  • § 3.3 Wnb Beschermingsregime andere soorten (Artikel 3.10 en 3.11)

Het is verboden in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage bij de Wet, onderdeel A, natuurbescherming opzettelijk te doden of te vangen, de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen en vaatplanten genoemd in de bijlage, onderdeel B, bij de Wet natuurbescherming, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

Gedeputeerde staten en de Minister kunnen een ontheffing verlenen van verboden of bij verordening vrijstelling verlenen. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • er bestaat geen andere bevredigende oplossing,
  • er is voldaan aan een in Art 3.3 dan wel Art 3.8 genoemd belang,
  • er is geen sprake van een verslechtering van de (gunstige) staat van instandhouding van de desbetreffende soort.


Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden gesteld om schade te beperken of te compenseren zodat er geen afbreuk wordt gedaan aan de staat van instandhouding.

Conclusie in relatie tot het voorliggende plan

In de buurt van het plangebied is een kolonie huismussen bekend. Mogelijk maken zij gebruik van de ligusterhaag die momenteel als erfafscheiding functioneert. Op de locatie van de huidige haag wordt een deel van de nieuwe woning gerealiseerd en zal dus verdwijnen. In overleg met de gemeente heeft de initiatiefnemer aangegeven dat de ligusterhaag zal worden uitgegraven en verplaatst. Op die manier kan de haag als erfafscheiding en als schuilplaats blijven functioneren voor de huismussen kolonie.

4.3.2 De Wet natuurbescherming: Natura 2000

De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie is van externe werking op omliggende Natura 2000-gebieden geen sprake. Een Voortoets en/of ‘nee, tenzij’-toets is niet noodzakelijk.

4.3.3 De Wet natuurbescherming: bossen en houtopstanden

Op de planlocatie zijn geen houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet natuurbescherming.

4.3.4 Planologische bescherming natuurgebieden en landschap

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort en maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Negatieve effecten ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland zijn niet aan de orde.

4.3.5 Bescherming van het landschap

De provincie Utrecht hecht veel waarde aan de bescherming van het landschap. Daarom hebben zij het behouden van de kwaliteit ervan als provinciaal belang opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS). Dit beleid is vertaald naar regels in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Dit betekent dat bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in het landelijk gebied rekening moet worden gehouden met het landschap. Daarnaast zijn in de Verordening natuur en landschap (VNL) regels opgenomen die het landschap ruimtelijk beschermen. Het gaat hierbij enerzijds om het voorkomen van slootdempingen en het beschermen van kleine landschapselementen. Anderzijds wordt voorkomen dat het Utrechtse landschap er rommelig uitziet.

Conclusie in relatie tot het voorliggende plan

Binnen het plangebied komen geen beschermde kleine landschapselementen voor.

4.4 Geluid

4.4.1 Wet geluidhinder

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-)wegen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen. De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidsgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidsoort.

4.4.2 Verkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg. In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.

De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.

4.4.3 Geluidnota gemeente Amersfoort

De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort, november 2008). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.

4.4.4 Geluid in relatie tot het projectgebied

In opdracht van de eigenaar van het perceel is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Zevenhuizerstraat 113 in Hoogland. Akoestisch onderzoek wegverkeer. BuroDB, kenmerk RPT20211203-11, d.d. 20 juli 2020, zie Bijlage 3 Akoestisch onderzoek. De woning ligt in de zone van de Zevenhuizerstraat. Uit het onderzoek volgt dat de gecorrigeerde gevelbelasting vanwege de Zevenhuizerstraat 56 dB bedraagt op de voorgevel. Deze waarde is hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar voldoet wel aan de maximale ontheffingswaarde. Maatregelen om de geluidbelasting tot beneden de voorkeursgrenswaarde te krijgen zijn niet reëel om financiële, verkeerskundige en stedenbouwkundige redenen. Daarom wordt in het kader van de Wet geluidhinder een ontheffing afgegeven voor een hogere grenswaarde. De woning heeft een geluidluwe gevel.

Voor de nieuw te realiseren woning moet worden voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 ten aanzien van de karakteristieke geluidwering van de gevels. Er is aanvullend onderzoek verricht naar eventueel benodigde bouwkundige maatregelen zodat het maximaal toelaatbaar binnengeluidniveau in de woning is gewaarborgd. Hierbij wordt uitgegaan van de cumulatieve geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Wettelijk kader

De 'Wet luchtkwaliteit' is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de Wet volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;

2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;

3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;

4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Ad. 1 De relevante stoffen ten gevolge van wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De bijbehorende grenswaarden zijn weergegeven in de navolgende tabel. Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie het meest kritisch.

Tabel: Grenswaarden luchtkwaliteit voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00064-0301_0007.png"

Ad. 3 Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieen van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Een van die categorieen is bijvoorbeeld woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van een ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project.

Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.

In het Besluit NIBM is een anticumulatiebepaling opgenomen, die het 'opknippen' van projecten moet tegengaan. Projecten moeten als een locatie worden beschouwd als ze a) gebruikmaken van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur en b) binnen 1000 meter van elkaar liggen. Projecten waarvan de toename van de concentraties ter plaatse niet meer bedraagt dan 0,1 ƒÊg/m3 kunnen buiten beschouwing blijven.

4.5.2 Luchtkwaliteit in relatie tot het projectgebied

De realisatie van één woning draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit. Verder onderzoek is daarom niet nodig. Overigens wordt in Amersfoort overal voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit (zie www.nsl-monitoring.nl).

4.5.3 Stikstof

De gemeente Amersfoort heeft Royal Haskoning DHV gevraagd om de mogelijke effecten in beeld te brengen van het realiseren van woningen op de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 4 Onderzoek stikstofdepositie Amersfoort en is gericht op het realiseren van woningen in Amersfoort. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn Veluwe en Oostelijke Vechtplassen, beide op ongeveer 13 kilometer afstand van Amersfoort (zie onderstaande figuur). Met AERIUS Calculator zijn berekeningen uitgevoerd voor realisatie van verschillende aantallen grondgebonden woningen en appartementen: 20, 50, 100 en 200, alszijnde stedelijke inbreidingsprojecten. Voor deze aantallen is de stikstofdepositie berekend, zowel voor de tijdelijke bouwfase als voor de permanente gebruiksfase. De gekozen locatie is fictief, de geraamde inzet van bouwwerktuigen en wegverkeer is op basis van ervaringscijfers en expert-inschatting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00064-0301_0008.png"

Stikstofgevoelige habitattype en/of leefgebieden in de omgeving van gemeente Amersfoort.


Gezien de berekende 0,00 mol N/ha/jaar bij realisatie tot 45 woningen of 65 appartementen in Amersfoort in de tijdelijke aanlegfase. IN de permanente gebruiksfase is het gebruik van circa 170 woningen mogelijk zonder meetbare toename aan stikstofdepositie. Tot die omvang wat betreft stikstofdepositie geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig. Stikstofdepositie vormt dan geen belemmering voor doorgang van het project.

Bij realisatie vanaf 45 woningen of 65 appartementen is in de permanente gebruiksfase een stikstofdepositie berekend van 0,00 mol N/ha/jaar en tijdens de tijdelijke aanlegfase een toename van 0,01 mol N/ha/jaar. Het gaat om een tijdelijke toename gedurende 1 jaar, na dat jaar is er geen toename berekend.

Conclusie in relatie tot het voorliggende plan
Gelet op het feit dat het plangebied binnen het stedelijk gebied ligt van Amersfoort en het initiatief minder dan 45 woningen betreft, is geen meetbaar effect van stikstofdepositie voor kwetsbare gebieden te verwachten. Nader onderzoek is niet benodigd.

4.6 Water

Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld. De uitbreidingen hebben een totale oppervlakte van ongeveer 830 m². Een wateradvies is vereist wanneer er sprake is van een toename van verharding van 1000 m² of meer. Een formeel advies van de waterbeheerder is daarom niet nodig. Het element water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het projectgebied.

Enkele aandachtspunten bij de ontwikkeling zijn:

  • Er mogen geen uitlogende stoffen worden gebruikt bij het bouwen, zoals: koper, lood, zink en geïmpregneerd hout.
  • Indien mogelijk regenwater verwerken op eigen terrein d.m.v. infiltratie.
  • De grondwaterstand bevindt zich gemiddeld 70 cm onder het maaiveld. Dit varieert echter wel gedurende het jaar.


De initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk om op www.dewatertoets.nl de watertoets in te vullen.

4.7 Archeologie

De archeologische waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten en landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door het college van burgemeester en wethouders op 12 maart 2019 vastgesteld. Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Naast Rijksmonumenten en gemeentelijke ondergrondse monumenten zijn er gebieden met een hoge archeologische waarde aangewezen. Ook is er een verdeling gemaakt tussen gebieden met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00064-0301_0009.png"

Verbeelding: Archeologische beleidskaart met rode cirkel Zevenhuizerstraat 113

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.OV00064-0301_0010.png"

Legenda Archeologische beleidskaart

Archeologie in relatie tot het projectgebied

Er geldt in onderhavig gebied een middelhoge archeologische verwachting. Dit betekent dat bij plangebieden > 500 m² waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden > 30 cm – Mv voorafgaand archeologisch noodzakelijk is. Gebleken is dat voorafgaand aan de nieuwbouw op voorliggend perceel geen archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden. Hoewel dieper wordt gegraven dan 30 centimeter, gaat het om aanzienlijk minder dan 500m2.

4.8 Duurzaamheid

De woning wordt voorzien van een warmtepomp en er wordt gedeeltelijk gewerkt met betongranulaat (recycled beton). Vanwege de rieten kap blijven PV panelen achterwege. De EPC van de woning is 0,4 en voldoet daarmee aan de duurzaamheidsnormen. In overleg met de gemeente is gestuurd om de bestaande ligusterhaag op het perceel, welke van belang is voor het aanwezige huismussenbolwerk, uit te graven en te verplaatsen zodat deze als nieuwe erfafscheiding kan functioneren. Op die manier wordt er natuur inclusief gebouwd.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst kan worden aangemerkt als een anterieure overeenkomst. Op grond van deze overeenkomst komt de ontwikkeling en realisatie van het project voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De door de gemeente gemaakte en te maken plan- en apparaatskosten evenals de mogelijk uit te keren tegemoetkomingen in schade (planschade) worden door de initiatiefnemer aan de gemeente vergoed. Het plan is vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg

Op grond van de artikelen 6.18 Bor en 3.1.1. Bro wordt over een project overleg gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Bij voorliggend plan zijn geen belangen van andere gemeenten, waterschappen, provincie of Rijk in het geding. Het overleg met hen is hierom achterwege gelaten.

5.2.2 Betrokkenheid omwonenden

Met alle betrokken omwonenden heeft de initiatiefnemer overleg gehad over de plannen. Omwonenden hebben met handtekeningen ingestemd met de voorgenomen ontwikkeling. Deze is in verband met privacy, geanonimiseerd toegevoegd als Bijlage 5 Instemming omwonenden.

Uit het verslag van de initiatiefnemer blijkt dat beide omwonenden positief staan tegenover het plan.

5.2.3 Terinzagelegging

Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning Zevenhuizerstraat 113 heeft met alle bijbehorende stukken voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen.