Plan: | Verdistraat 53 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00111-0301 |
Met het programma Amersfoort Vernieuwt, een gezamenlijk initiatief van de gemeente en de woningbouwcorporaties de Alliantie en Portaal, wordt ingezet op een duurzame verbetering van de kwaliteit van de wijken en van de stad. Amersfoort Vernieuwt kent zes thema's: samenleven, wonen, werken, onderwijs leefbaarheid en voorzieningen. Dit zijn de ingrediënten voor een vitale wijk, waar bewoners prettig leven. Een van de doelstellingen van Amersfoort Vernieuwt is dat de toegankelijkheid van de woningmarkt van Amersfoort verbetert. Hiertoe wordt ingezet op bouwen, gericht op doorstroming en diversiteit. De komende jaren worden er woningen gesloopt en komen daar huur- en koopwoningen voor terug. Zo krijgen de wijken een gevarieerder uiterlijk met bewoners die er graag willen (blijven) wonen.
Voorliggend plan voorziet in een planologisch-juridische regeling voor de locatie Verdistraat 53, die het realiseren van woningen mogelijk maakt op de plek van de voormalige Anne Annemaschool.
In 2013 is het pand van deze school (speciaal basisonderwijs) leeg komen te staan vanwege een verhuizing van de school naar Vathorst. Omdat het pand niet langer nodig is voor onderwijsdoeleinden heeft het college van burgemeester en wethouders op 13 januari 2015 ingestemd met de verkoop en herontwikkeling van de Verdistraat 53. Onderdeel van die besluitvorming was het verkavelingsplan. De gemeenteraad is hierover geïnformeerd met een raadsinformatiebrief (RIB 003, d.d. 17-01-2015).
Het pand met bijbehorende buitenruimte en bijgebouwen is verkocht aan de Alliantie. De Alliantie voegt de locatie toe aan het project Randenbroek Zuid en wil op deze plek 26 grondgebonden woningen bouwen, deels betaalbare koopwoningen en deels sociale huurwoningen.
Door alle nieuwe bestemmingsplannen volgens een uniforme systematiek op te stellen wordt uniformiteit in kaartbeeld en planregels bewerkstelligd, waardoor de rechtszekerheid en de praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen wordt vergroot.
Tevens wordt voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek sluit naadloos aan bij de huidige eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld.
Het plangebied ligt aan de zuidoost zijde van Amersfoort in de wijk Randenbroek. Het wordt aan de noordzijde begrensd door de Verdistraat, aan de oostzijde door het woonwagenkamp, aan de zuidzijde door de bebouwing van het nieuwe woongebied Randenbroek Zuid, en aan de westzijde door de Weberstraat.
Ligging plangebied
De Verdistraat 53 is onderdeel van het bestemmingsplan "Randenbroek Zuid" dat op 15 maart 2011 is vastgesteld door de gemeenteraad. In dit bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming "Maatschappelijk".
Verbeelding van de Verdistraat 53 in het bestemmingsplan Randenbroek Zuid
Op basis van die bestemming is het gebruik toegestaan ten behoeve van onderwijs- en opvangvoorzieningen, sociaal-culturele voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening. De bestemming maakt het bouwen van woningen niet mogelijk.
Omdat het wenselijk is dat de locatie een nieuwe invulling krijgt en woningbouw goed aansluit bij de nieuwbouw van woningen ten noorden en ten zuiden van de locatie, is voorliggend bestemmingsplan "Verdistraat 53" opgesteld.
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint met een beschrijving van de bestaande situatie in hoofdstuk 2 waarin de huidige functies worden beschreven. In hoofdstuk 3 staan de beleidskaders die van toepassing zijn op de ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met het voorliggende bestemmingsplan en in hoofdstuk 4 staat de planbeschrijving. De uitvoeringsaspecten, met name milieubeperkingen, worden in hoofdstuk 5 uiteengezet. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6. Tot slot behandelt hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van het plangebied, de functies, de kenmerken en de belangen die in het plangebied aanwezig zijn.
De beschrijving van omgevingsaspecten (zoals water, geluid maar ook archeologie) en de gevolgen van de gewenste ontwikkelingen voor deze aspecten, staan in hoofdstuk 5.
Maatschappelijk
Op dit moment is op de locatie nog een schoolgebouw aanwezig dat inmiddels leeg staat. Het gebouw wordt rond de zomer van 2015 gesloopt.
Het huidige schoolgebouw van de Anne Annemaschool gezien vanaf de zijde van de Weberstraat
Wonen
In het plangebied zelf komen op dit moment geen woningen voor. In het gebied rond de Verdistraat 53 is dat wel het geval en is een diversiteit aan woningtypes aanwezig; van grondgebonden woningen en appartementen tot woonwagens.
Ligging plangebied in de omgeving (plangebied is rood omlijnd)
Bedrijf
In het plangebied bevindt zich een nutsgebouwtje dat eigendom is van Stedin. Dit gebouwtje blijft bestaan en is opgenomen in het stedenbouwkundig ontwerp voor de locatie. Hoewel het gebouwtje niet een echt bedrijfsgebouw is, krijgt het toch de bestemming "Bedrijf". Deze bestemming wordt aan alle, wat grotere, nutsvoorzieningen gegeven. In de bestemming is opgenomen dat het gebouwtje bedoeld is als nutsvoorziening.
Het trafogebouwtje in de huidige situatie
Groenvoorzieningen
Rond het plangebied komt relatief veel groen voor. Het plangebied grenst namelijk aan het groengebied langs het Valleikanaal. Vanuit de gemeentelijke structuurvisie bestaat de wens deze landschappelijke zone meer beleefbaar te maken als een bijzonder stadspark die de omliggende wijken met elkaar verbindt.
Het huidige schoolgebouw wordt omgeven door groen. Het groen aan de westzijde (Weberstraat) heeft geen structuurbepalende waarde. In deze groenstrook staan enkele bomen en een transformatorhuisje.
Langs de noord-, oost- en zuidzijde van de locatie bevinden zich smalle groenstroken. Deze stroken hebben wel een structuurbepalende waarde en hebben in de planvorming een groene inrichting gekregen. Deze groenstroken zorgen voor een passende overgang van het woongebied naar het omliggende groen.
Water
Het plangebied ligt aan de westzijde van het Valleikanaal. Het Valleikanaal is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. In het plangebied zelf komt geen oppervlaktewater voor.
Parkeren en verkeersontsluiting
Het schoolgebouw, dat binnenkort wordt gesloopt, werd ontsloten via de Verdistraat. Deze ontsluiting was enkel voor voetgangers en fietsen. Parkeerplekken zijn gelegen langs de Weberstraat.
Speelvoorzieningen
Op het schoolplein van de Anne Annemaschool zijn enkele speelvoorzieningen aanwezig. De speelvoorzieningen worden door de gemeente beoordeeld op bruikbaarheid en worden na deze beoordeling mogelijk hergebruikt.
In de nieuwe situatie komen geen speelvoorzieningen terug. In de directe nabijheid van de locatie zijn voldoende speelgelegenheden aanwezig. Zo bevinden zich aan de overzijde van de locatie onder andere sportvelden, klimrekken en hinkelbanen.
Speelvoorzieningen aan de overzijde van de locatie
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan "Verdistraat 53" op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau (met dien verstande dat de relevante milieuwetgeving aan de orde komt in hoofdstuk 5 "relevante milieuwetgeving"). Dit beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
In de gemeente Amersfoort is de procedure voor bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie “Rol van de Raad in RO-procedures” (vastgesteld op 10 februari 2009). In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen: model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Voor bestemmingsplan Verdistraat 53 is de procedure behorende bij model 2 voorgesteld. Model 2 wordt toegepast bij bestemmingsplannen voor grotere gebieden die geactualiseerd worden of voor belangrijke ontwikkelingen die niet passen binnen het geldende planologische regime. Voor dit soort gebieden is het wenselijk dat de raad van te voren kaders vaststelt, in de vorm van een startnotitie. Daarna kan het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
De kenmerken behorende bij model 2 zijn van toepassing op het nieuwe bestemmingsplan Verdistraat 53. Het nieuwe bestemmingsplan wordt opgesteld om een belangrijke ontwikkeling mogelijk te maken die niet past binnen het geldende planologische regime. De ontwikkeling is belangrijk omdat een leegstaande schoollocatie met de herontwikkeling een nieuwe functie krijgt. Een woonfunctie die aansluit bij de lopende ontwikkeling Randenbroek Zuid en die daarmee een logische
en passende aanvulling is.
Daarnaast kan de ontwikkeling urgent worden genoemd omdat de Alliantie de ontwikkeling toevoegt aan het project Randenbroek Zuid en daarmee aansluit bij de huidige bouwstroom. Hiermee ondervindt de omgeving minder lang overlast van de bouw.
De gemeenteraad heeft op 28 april 2015 de startnotitie voor het bestemmingsplan Verdistraat 53 vastgesteld. Deze startnotitie geeft een beeld van de begrenzing en opzet van het nieuwe bestemmingsplan, de planning van de bestemmingsplanprocedure en de met het bestemmingsplan samenhangende financiën en overlegstructuur. In de notitie is het voorstel gedaan om voor dit bestemmingsplan de procedure te volgen behorende bij model 2.
Op 9 juli 2013 is door de raad de "Structuurvisie Amersfoort 2030" vastgesteld. De centrale ambitie volgens de Koers Structuurvisie Amersfoort 2030 is dat Amersfoort zich verder ontwikkelt tot een vitale en duurzame stad als onderdeel van de Noordvleugel van de Randstad met een centrumfunctie voor de regio Amersfoort. De ruimtelijke doelstellingen uit de Koers zijn:
Wat betreft de locatie Verdistraat 53 wordt in de structuurvisie aandacht besteed aan het Valleikanaal, een belangrijke groen/blauwe structuur die de stad doorsnijdt. In de structuurvisie is aangegeven dat het van groot belang is dat het Valleikanaal beter beleefbaar wordt en meer gebruikswaarde krijgt.
De zone rondom het Valleikanaal scheidt op dit moment de oudere van de nieuwere wijken aan de noordkant van Amersfoort. Deze landschappelijke zone kan meer beleefbaar worden gemaakt als een bijzonder stadspark die de omliggende wijken met elkaar verbindt. Met een aantrekkelijke continue fiets- en wandelroute langs het Valleikanaal (van Randenbroek tot Koppel) ontstaat er een snoer met groenblauwe parels.
De Verdistraat 53 in relatie tot de Structuurvisie Amersfoort 2030
Het plan voor de Verdistraat 53 draagt bij aan het realiseren van woningen voor verschillende doelgroepen omdat er zowel koopwoningen worden gebouwd als sociale huurwoningen.
Doordat de locatie met de nieuwe woningen aan de Verdistraat 53 wordt omgeven door groenstroken, wordt een passende overgang gecreëerd met het omliggende gebied en met de groenzone langs het Valleikanaal.
Het Project Amersfoort Vernieuwt is opgestart met als doelstelling dat het in Amersfoort in elke wijk prettig wonen en werken moet zijn. Om dat doel te bereiken, wordt de situatie in enkele wijken aangepakt, middels 'Amersfoort Vernieuwt” projecten. Amersfoort Vernieuwt gaat uit van een totaalaanpak om de kwaliteit in de wijk te verhogen. Er is aandacht voor de omgeving, dus bijvoorbeeld voor verbetering van woningen, winkels, sportvoorzieningen, milieu en groen, maar ook onderwerpen die te maken hebben met samenleven komen aan bod. Met Amersfoort Vernieuwt wordt verder de realisatie van een verschuiving van 10 tot 15% van goedkope sociale woningbouw naar het middensegment beoogd.
Het programma Amersfoort Vernieuwt is een gezamenlijk initiatief van de gemeente en de woningbouwcorporaties Alliantie en Portaal. Uitgangspunt is dat de planvorming altijd in nauw overleg met de bewoners en andere partijen uit de wijk plaatsvindt.
De Verdistraat 53 in relatie tot Amersfoort Vernieuwt
Met de herontwikkeling van schoollocatie naar woonlocatie wordt de Verdistraat 53 opgenomen in de ontwikkeling van Randenbroek Zuid. Randenbroek Zuid is een project in het kader van Amersfoort Vernieuwt. In Randenbroek Zuid is, en wordt, flink geïnvesteerd in leefbaarheid door onder meer herstructurering en nieuwbouw.
In de woonvisie Amersfoort 2011 – 2020 (vastgesteld 27 september 2011) staat beschreven met welk woonbeleid de gemeente aan de slag gaat. Het is een van de bouwstenen voor de structuurvisie waar vooral de ruimtelijke invulling een plek moet krijgen. In de Koers voor de Structuurvisie Amersfoort 2030 is als ambitie vastgesteld dat Amersfoort zich verder ontwikkelt tot een duurzame, vitale stad met een centrumfunctie voor de regio. De kracht van Amersfoort zit in de goede mix van stedelijkheid en groene leefbare wijken, met een waardevol historisch centrum in een groene omgeving.
Programma voor de stad
De vraag naar wonen in Amersfoort is en blijft groot. Voldoende nieuwbouw is belangrijk om de doorstroming op gang te houden zodat er in alle segmenten van de markt woningen beschikbaar komen. Er moet gezorgd worden voor voldoende planologische ruimte voor de realisatie van gemiddeld 900 woningen per jaar.
Uitgangspunt voor het woningbouwprogramma vormen de uitbreiding van het centrumstedelijk woonmilieu, het versterken van de naoorlogse wijken en de verdere uitbouw van het groenstedelijk wonen in Vathorst. Alleen voor de grotere nieuwbouwlocaties omschrijven we de gewenste woonmilieus en geven richting aan de wijze waarop deze locaties worden ingevuld (woonmilieuprofiel). Hierin worden de randvoorwaarden voor de planontwikkeling meegegeven over de woningdichtheid, functiemenging, parkeren, financiële doelgroepen en de openbare ruimte. Naast de uitbreiding van het groenstedelijk woningaanbod in Vathorst (sterk gericht op gezinnen) en met de vernieuwingsopgave van Amersfoort Vernieuwt, ligt er een opgave in de uitbreiding van het aanbod centrumstedelijk wonen in Amersfoort. Hiermee versterken wij de positie als stedelijk hart van de regio.
Nieuwbouw in bestaande wijken
Voor andere delen van de stad en bij ontwikkelingen op kleinere locaties zal de nieuwbouw moeten passen binnen het daar aanwezige woonmilieu en ligt voor ons de focus op een zorgvuldig proces van de programmakeuze. Vanuit ons woonbeleid geven wij geen randvoorwaarden mee over het programma op kleine locaties (tot circa30 woningen). Bij grotere nieuwbouwlocaties in bestaande wijken vragen wij aan de ontwikkelende partijen om op basis van een analyse van de woningbehoefte in de wijk of buurt tot planontwikkeling te komen. Dit moet passen bij de sfeer en schaal van de buurt. Ontwikkelaars en corporaties geven daar zelf invulling aan en wij geven daarvoor alleen een procesvereiste mee.
Beschikbaarheid van woningen
De woonvisie blijft aandacht houden naar het aanbod van woonruimte voor woonconsumenten die zijn aangewezen op het sociale woningsegment. Daarbinnen is maatwerk nodig voor bijzondere doelgroepen die extra zorg en begeleiding nodig hebben. De gemeente maakt afspraken met de corporaties voor een nieuwe benadering waarbij de focus wordt gelegd op het aantal woningzoekenden dat aan een passende woning wordt geholpen. Het doel hiervan is de zoektijd van actief woningzoekenden te verlagen. Daarvoor krijgen de corporaties de ruimte om woningen te verkopen of te verhuren op een manier die aansluit op de behoefte van de groepen die zijn aangewezen op het sociale woningsegment. Dit maatwerk resulteert in een efficiënte inzet van de sociale voorraad.
Nieuwbouw in de sociale sector
De verwachting is dat de behoefte van het aantal huishoudens dat is aangewezen op het sociale segment de komende jaren op peil zal blijven. Om ook het gemiddelde jaarlijkse aanbod van woningen in het sociale segment op peil te houden zou de sociale woningvoorraad in omvang ook gelijk moeten blijven. Dat betekent dat in principe een gesloopte sociale huurwoning, de vrije verkoop van sociale huurwoningen of een huurverhoging naar de vrije sector gecompenseerd moet worden door nieuwbouw in de sociale sector. Corporaties geven aan dat er momenteel financieel beperkt ruimte is voor groei van de sociale huurvoorraad. De financiering van nieuwe sociale woningen zal betaald moeten worden uit de verkoop van huurwoningen en uit de herontwikkeling van locaties waar sociale huurwoningen zijn gesloopt. Buiten een mogelijke korting op de grondkosten (die in de grondexploitatie wordt gefinancierd uit de opbrengsten van de vrijesectorwoningen) zijn er geen gemeentelijke- of rijkssubsidies voor sociale woningbouw.
Speciale aandacht blijft uitgaan naar de huishoudens die door een lager inkomen zijn aangewezen op het sociale segment. Verschillende partijen en maatschappelijke instellingen richten zich op de huisvesting en zorg voor deze groepen. Wij laten aan deze partijen de ruimte om met hun kennis en ervaring tot de best passende oplossing te komen voor deze doelgroepen.
Functiemenging van wonen en werken
Wij willen ruimte geven voor functiemenging omdat dat past binnen de stedelijke dynamiek en de veranderende woonwensen. De vervlechting van wonen en werken zien we in alle stedelijke woonmilieus, maar met verschillende accenten. Dit is ook de lijn in Visie Werklocaties waar bij werkfuncties een verschuiving zichtbaar is van grootschaligheid naar kleinschaligheid en van formele locaties (kantoor- en bedrijfsterreinen) naar informele locaties (gemengde zones en woonwijken). Functiemenging kan op verschillende schaalniveaus gestalte krijgen: binnen de woning, in de straat, in de buurt, in delen van de stad. De mate van stedelijkheid speelt een rol bij de kansen voor combinaties van wonen en werken. Functiemenging draagt bij aan de sociale veiligheid, levendigheid en afwisseling in de woonomgeving.
Kwaliteitseisen
De centrumstedelijke compacte invulling van locaties rondom de binnenstad sluit aan bij de duurzaamheidsambitie die uitgaat van intensief ruimtegebruik. Voor een duurzame stad is het daarnaast nodig dat nieuwbouwwoningen voldoende kwaliteit en toekomstwaarde hebben. Vooruitlopend op de komende vergrijzing is levensloopgeschikt bouwen het uitgangspunt. Ook in de bestaande voorraad zijn investeringen nodig om de kwaliteit, aanpasbaarheid, energiezuinigheid en mogelijkheden voor duurzame energieopwekking te verbeteren. Vanuit woonbeleid zijn energiebesparende maatregelen en energiezuinige nieuwbouw belangrijk omdat energielasten een steeds groter onderdeel vormen van de woonlasten. Mensen met lage inkomens wonen veelal in slecht geïsoleerde woningen en worden daardoor extra getroffen door de stijgende energieprijzen. In de bestaande woningbouw is veel energie te besparen door na-isolatie van de woningen. Bij nieuwbouw moet zoveel mogelijk gestreefd worden naar energieneutraal bouwen.
De Verdistraat 53 in relatie tot de Woonvisie Amersfoort 2011-2020
Met de herontwikkeling van schoollocatie naar woonlocatie wordt de Verdistraat 53 opgenomen in de ontwikkeling van Randenbroek Zuid. Randenbroek Zuid is een project in het kader van Amersfoort Vernieuwt. De herontwikkeling past zowel in de bestaande wijk als bij de nieuw te bouwen woningen in het project Randenbroek Zuid. Ook is er aandacht voor woonconsumenten die zijn aangewezen op het sociale woningsegment omdat een deel van de woningen sociale huurwoningen wordt. Functiemenging is op kleine schaal mogelijk doordat het binnen de woning mogelijk is een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen.
Algemeen doel van de gemeente is het behoud van de landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de Groen Blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig. De verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terug komen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie. Versterking en het benutten van de differentiatie is dan ook het belangrijkste uitgangspunt voor de Groen Blauwe Structuur.
Het bestemmingsplangebied Verdistraat 53 ligt midden in Randenbroek Zuid. Randenbroek Zuid is in de Groen Blauwe Structuur gedeeltelijk aangewezen als ‘park’ met ‘indicatieve recreatieve verbinding’. In de beleidsvisie Groen Blauwe Structuur worden de volgende gebieden beschreven die een relatie hebben met het gebied Randenbroek Zuid:
De Verdistraat 53 in relatie tot de Beleidsvisie Groen-Blauwe structuur 2004
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van 26 woningen op de locatie Verdistraat 53. De woningen worden omgeven door groenstroken. Deze groenstroken zorgen voor een passende overgang van het woongebied naar het omliggende groen.
In de nota parkeernormen Amersfoort 2009 en de actualisatie daarvan uit 2014, zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid' is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is tevens aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.
De Verdistraat 53 in relatie tot de Nota parkeernormen
Voor de 26 woningen die mogelijk worden gemaakt met voorliggend bestemmingsplan, moeten 39 parkeerplaatsen worden aangelegd volgens de geldende Nota parkeernormen.
De woonblokken worden gesitueerd rond een binnenterrein. Op dit binnenterrein worden 28 parkeerplaatsen aangelegd. Het binnenterrein wordt ontsloten via de Verdistraat.
Daarnaast worden langs de Weberstraat parkeerplaatsen aangelegd waarvan er 11 zijn toe te rekenen aan de woningen op de locatie Verdistraat 53. Hiermee wordt, voor de 26 woningen die mogelijk worden gemaakt met voorliggend bestemmingsplan, voorzien in voldoende parkeerplaatsen.
Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren maar daarnaast de stad haar eigen karakter laten behouden en zo mogelijk te versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een goede balans tussen individueel belang en algemeen belang.
De Verdistraat 53 in relatie tot de Welstandsnota
Het gebied Randenbroek Zuid heeft een supervisor die de nieuwbouwplannen in dit gebied beoordeelt. De supervisor kan zich goed vinden in het stedenbouwkundig ontwerp dat door de Alliantie is opgesteld, en is van oordeel dat deze nieuwbouw de compositie van nieuwe bouwblokken langs de Weberstraat compleet maakt. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit conformeert zich aan het advies van de supervisor en oordeelt dat het plan voldoet aan de criteria uit de door de Raad vastgestelde Welstandsnota.
Door het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten bij het reguleren van prostitutie een grotere rol gekregen. Teneinde ongewenste situaties en ontwikkelingen te kunnen voorkomen of te kunnen tegengaan is het noodzakelijk dat gemeentelijk beleid wordt vastgelegd en dat de regelgeving wordt aangepast. De aanpassing van regelgeving bestaat uit het wijzigen van de APV door invoering van een vergunningstelsel voor seksinrichtingen en een regeling van seksinrichtingen in de bestemmingsplannen.
Het prostitutiebeleid van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de Nota prostitutiebeleid gemeente Amersfoort (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 september 2000). In deze nota is bepaald, dat er maximaal zeven seksinrichtingen in Amersfoort kunnen worden gevestigd. In verband met het stedelijke karakter, de groei van de gemeente en de centrumfunctie die Amersfoort voor de regio heeft, wordt een verruiming van het huidige aantal seksinrichtingen van vijf naar zeven verantwoord geacht.
In het facetbestemmingsplan 'Gebruiksbepalingen en seksinrichtingen' van de gemeente Amersfoort is voor alle geldende bestemmingsplannen een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting. Dit gebeurt met uitzondering van vijf locaties waar de bestaande seksinrichtingen worden gelegaliseerd. De gemeente heeft zich bij de afweging om de inrichtingen te legaliseren laten leiden door onderstaande ruimtelijke aspecten. De overige twee seksinrichtingen zullen op een later tijdstip middels een bestemmingsplanherziening op een geschikte locatie worden ingepast. Op 1 september 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan aangaande het bovengenoemde facetbestemmingsplan en heeft de regeling zoals Amersfoort deze hanteert, geaccepteerd (200308704/1).
Overige aspecten
Naast het bovenstaande zijn de volgende aspecten bij de afweging van een locatie voor de vestiging van een seksinrichting in ieder geval ruimtelijk relevant geacht:
De Verdistraat 53 in relatie tot het prostitutiebeleid
Ook in de regels van het voorliggende bestemmingsplan is een verbod opgenomen (art. 12) voor het vestigen van een seksinrichting. Deze keuze is gebaseerd op het bovengenoemde beleid. Seksinrichtingen hebben vanwege hun uitstraling en openingstijden immers een ruimtelijke impact op de omgeving die zich onderscheid van overige bedrijven. Daarnaast betreft het hier een bestemmingsplan voor een woongebied.
De Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De PRS gaat daarom vergezeld van de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de PRV. Deze is wel bindend voor de gemeenten. De PRV beperkt zich tot onderwerpen die in de PRS zijn aangemerkt als provinciaal belang.
Het provinciaal ruimtelijk beleid in de PRS bestaat uit drie pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden in het provinciale beleid tot twee belangrijke beleidsopgaven. Opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats.
Accent op de binnenstedelijke opgave en Behoud en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied.
Bij het accent op de binnenstedelijke opgave wil de provincie tenminste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de herontwikkeling mogelijk van een niet meer in gebruik zijnde schoollocatie naar een woonlocatie. Deze herontwikkeling sluit aan bij de beleidsopgave van de provincie om woningbouw binnenstedelijk te realiseren.
Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is gelegen binnen de rode contour en maakt onderdeel uit van het stedelijk gebied zoals op onderstaande afbeelding is te zien.
In de Nota Ruimte (april 2004) zijn deel 3 van de Vijfde Nota en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte geïntegreerd. Algemene uitgangspunten van de nota Ruimte zijn: ontwikkelingsplanologie, decentralisatie, deregulering en uitvoeringsgerichtheid. Het nationale ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. In het beleid en de uitvoering daarvan is het van belang dat er een goede koppeling en bundeling plaatsvindt tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, milieu en veiligheid.
Leefbaarheid
De achteruitgaande leefbaarheid en de tweedeling tussen arm en rijk hebben de afgelopen jaren geleid tot steeds grotere sociaal-economische en sociaal-culturele problemen in de grote steden. Om een eenzijdige sociaaleconomische samenstelling van de bevolking te voorkomen stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Met name in de stad zijn meer hoogwaardige woonmilieus nodig. Dit vraagt enerzijds om verdichting tot hoogstedelijke milieus en anderzijds om verdunning tot groene milieus. Dit voorkomt de trek van midden en hoge inkomens uit de stad. Stedelijke vernieuwing en herstructurering blijven dringend nodig om de leefbaarheid te vergroten.
Recreatie
De kwaliteit en kwantiteit van het groen in en om de stad zijn de afgelopen decennia aanzienlijk verminderd. De beschikbaarheid van bereikbare en toegankelijke sport- en recreatievoorzieningen in en rondom de steden houdt geen gelijke trend met de vergaande verstedelijking van de laatste jaren. Er dreigt een groot tekort aan vaar-, fiets-, wandel- en andere groene recreatiemogelijkheden. Aanbod van voldoende rode en groene ontspanningsmogelijkheden is echter belangrijk voor de leefbaarheid, het welzijn en de gezondheid van de bewoners en zelfs voor de economie. In de ruimtelijke plannen van provincies en gemeentes moet daarom de balans tussen bebouwingen groen integraal worden meegenomen. Het is belangrijk dat voldoende ruimte gereserveerd wordt voor op loop- en fietsafstand liggende en daarmee goed vanuit de stad bereikbare perken, groenvoorzieningen, sportvoorzieningen en recreatiemogelijkheden.
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) dient de toelichting op een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling – zijnde een ruimtelijke ontwikkeling van bijvoorbeeld kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, sub i, Bro) – mogelijk maakt, te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Hiermee wordt een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies beoogd. Dit vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimteaanvraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
De Verdistraat 53 in relatie tot het Bro artikel 3.1.6., tweede lid
Voorliggend bestemmingsplan maakt de herontwikkeling mogelijk van een schoollocatie naar een woonlocatie met 26 woningen, deels koopwoningen en deels sociale huurwoningen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met zowel het gemeentelijk-, provinciaal-, als het rijksbeleid.
In dit hoofdstuk wordt de gebiedsvisie op het gebied Randbroek Zuid en tevens een beschrijving van het voorliggende plan gegeven.
Met het bestemmingsplan dat in 2011 is vastgesteld voor de vernieuwing van Randenbroek Zuid is ingezet op de verbetering van woonkwaliteit van de gehele wijk. Door een nieuwe woonbuurt toe te voegen aan de rand van de wijk wordt het woningaanbod gevarieerd en wordt een nieuw groen hart van de wijk gecreëerd.
Het nieuwe buurtje wordt gecreëerd in de geest van de bestaande wijk die is opgebouwd uit verschillende woonbuurtjes die van elkaar gescheiden zijn door groenstroken. De woonbuurtjes hebben ieder een eigen karakter, maar maken onmiskenbaar deel uit van dezelfde wijk.
De bestaande groenstroken tussen de woonbuurten zijn in Randenbroek echte ontmoetingsplekken. Ze bieden plaats aan bijvoorbeeld speelvoorzieningen.
Naast de relatie met woonbuurten in de directe omgeving, wordt de relatie met het Valleikanaalpark sterk verbeterd.
De Weberstraat wordt een sterke drager die de wijk voor het langzaam verkeer verbindt met het Euterpeplein en de binnenstad. Het profiel van de straat wordt verbreed waardoor er meer ruimte komt voor bomen. De Weberstraat wordt afwisselend begeleid door laagbouwwoningen aan de straat en middelhoge appartementencomplexen in het park. Op deze wijze ontstaat er een afwisselende en transparante straatwand waarbij het Valleikanaal al voelbaar is vanaf de straat.
In dit beeld komt ook de voorliggende ontwikkeling van de Verdistraat 53 goed tot zijn recht. Op deze voormalige schoollocatie worden laagbouwwoningen gebouwd (deels sociale huur en deels koopwoningen) die goed passen in de afwisselende straatwand langs de Weberstraat.
Met de vernieuwing van Randenbroek Zuid krijgt de gehele wijk een nieuwe impuls. De diversiteit aan woningen neemt sterk toe waardoor het makkelijk wordt binnen de wijk te verhuizen. Door tevens in te zetten op een aantrekkelijke inrichting van de openbare ruimte en de verbetering van de relatie met de omliggende groengebieden verbetert de woonkwaliteit voor alle inwoners.
Schets van de woningen op de locatie Verdistraat 53
Bij de herontwikkeling van Randenbroek Zuid, die enkele jaren geleden is gestart, is ingezet op een gevarieerd aanbod aan woningen binnen de wijk. Binnen Amersfoort Vernieuwt is er vooral veel behoefte aan grondgebonden laagbouwwoningen. Het accent van de woningbouw in Randenbroek Zuid ligt dan ook op deze categorie. Ongeveer driekwart van de woningen valt hieronder. Door de sloop van het éénzijdige woningaanbod van kleine sociale huurwoningen is het mogelijk het nieuwe aanbod gevarieerder te maken. Zo zullen er in iedere categorie nieuwe woningen worden gerealiseerd. Toch is het van belang om ook voldoende nieuwe sociale huurwoningen te realiseren om bijvoorbeeld bestaande bewoners de kans te geven om te kunnen blijven wonen in hun wijk. Op basis van het voorliggende bestemmingsplan Verdistraat 53 wordt de bouw van zowel sociale huur als van koopwoningen mogelijk gemaakt.
Langs de Weberstraat staan drie blokken met grondgebonden woningen, met aan de noordzijde van elk blok zogenaamde beneden/bovenwoningen van in totaal vier lagen en aan de zuidzijde een kleinschalig appartementencomplex. Deze opzet geeft een ritme aan de bebouwing langs de Weberstraat. Bij het Klokhuis sluit de nieuwbouw aan bij het bestaande gebouw van wijkcentrum het Klokhuis en de achterliggende speelplaats. Bij de Verdistraat staat de nieuwbouw tussen de bestaande wijk en de nieuwe Sport, Spel en Ontmoetingsplek. Ter plaatse van de Anne Annemaschool wordt op basis van voorliggend bestemmingsplan weer een blok met laagbouwwoningen mogelijk gemaakt en ten zuiden hiervan, wordt het complex voor de derde keer herhaald.
Groenvoorzieningen
Rond het plangebied komt relatief veel groen voor. Het plangebied grenst namelijk aan het groengebied langs het Valleikanaal.
Het huidige schoolgebouw wordt omgeven door groen. Het groen aan de westzijde (Weberstraat) heeft geen structuurbepalende waarde. Aan deze zijde wordt bij de ontwikkeling een nieuwe groenstrook aangelegd. Deze strook krijgt een groenbestemming. Gekeken wordt in hoeverre het mogelijk is om bestaande bomen binnen deze groenstrook op te nemen in de planvorming. Het bestaande transformatorhuisje blijft behouden en wordt ingepast in de groenstrook.
Langs de noord-, oost- en zuidzijde van de locatie bevinden zich smalle groenstroken die op dit moment de bestemming “Groen” hebben. Deze stroken hebben voor het nieuwbouwplan een structuurbepalende waarde en zullen in de planvorming voor het overgrote deel een groenbestemming en inrichting krijgen. Deze groenstroken zorgen voor een passende overgang van het woongebied naar het omliggende groen.
De woonblokken worden gesitueerd rond een binnenterrein. Op dit binnenterrein worden 28 parkeerplaatsen aangelegd voor de bewoners. Het binnenterrein wordt ontsloten via de Verdistraat.
Daarnaast worden langs de Weberstraat parkeerplaatsen aangelegd waarvan er 11 zijn toe te rekenen aan de 26 woningen die mogelijk worden gemaakt met voorliggend bestemmingsplan.
Zowel de verkeersontsluiting, de voetpaden als de parkeervakken krijgen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.
De enige voorziening in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is een transformatorhuisje. Vanwege alle ondergrondse leidingen is het zeer kostbaar om dit transformatorhuisje te verplaatsen. Daarom blijft het, zoals eerder al aangegeven, behouden en wordt ingepast in de groenstrook.
Schets transformatorhuisje in nieuwe situatie
Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in het plangebied van dit bestemmingsplan aanwezig zijn.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de zogenaamde watertoets uitgevoerd worden. Hierbij moeten de initiatiefnemer en de waterbeheerder overleg voeren over de wateraspecten die verband houden met de voorgenomen ontwikkeling. Naast de watertoets spelen de volgende beleidslijnen een belangrijke rol:
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Het Nationale Waterplan (NWP) is de opvolger van de vierde nota waterhuishouding en geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het NWP is het rijksplan voor het waterbeleid. het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor de toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede het kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
De afgelopen planperiode van het gemeentelijk rioleringsplan 2007-2011 werden de 'Wet gemeentelijke watertaken' en de Waterwet van kracht. Met deze wetten zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:
De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken wordt vastgelegd in het wettelijke verplichte gemeentelijke rioleringsplan (Wet milieubeheer, artikel 4.22), daarom ook wel het 'verbreed gemeentelijke rioleringsplan' genoemd.
Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Eem (tegenwoordig Waterschap Vallei en Veluwe) en Hydron Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater.
Op basis van het waterplan wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.
Water in dit bestemmingsplan
In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is geen oppervlaktewater aanwezig.
Hemelwater
Het is van belang dat het grondwater wordt beschermd tegen vervuiling, ook in stedelijk gebied. Om hieraan bij te dragen mogen bij ruimtelijke ontwikkelingen geen uitloogbare materialen worden gebruikt zoals koper, lood, zink en geïmpregneerd hout op plekken waar die met regenwater in aanraking kunnen komen.
Het regenwater in het plangebied moet zoveel mogelijk worden verwerkt op eigen terrein, bijvoorbeeld door infiltratie in de bodem. Alleen als dit niet mogelijk is, moet het gescheiden worden aangeboden op het gemeentelijke riool.
Grondwater
De grondwaterstand in de omgeving van de Verdistraat 53 varieert tussen de +- 0,6 en 1,5 meter beneden maaiveld. Onderzoek naar klimaatgevolgen heeft uitgewezen dat de grondwaterstand ten gevolge van klimaatontwikkelingen op verschillende locaties in Amersfoort nog zo'n 20 tot 30 cm gaat stijgen. In omderstaande figuur is het worst case scenario te zien voor Amersfoort.
Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat deze zo moeten worden geordend en ingericht dat dit past bij de bestaande grondwaterstanden. Om problemen door grondwateroverlast in de toekomst te voorkomen moeten eventuele kelders en parkeergarages tot aan maaiveld waterdicht zijn. Voor het woningbouwproject Verdistraat 53 adviseren wij om kruipruimteloos te bouwen, dit i.v.m. de hoge grondwaterstand.
Riolering
In de Verdistraat is sinds enkele jaren een gescheiden rioolsysteem aanwezig. Het water dat aangevoerd wordt vanaf de nieuw te ontwikkelen locatie moet gescheiden aangeboden worden op het gemeentelijk rioleringsysteem.
Compensatie
In de huidige situatie is een er verhard oppervlak van ruim 5000m2. De nieuwe ontwikkeling geeft een verhard oppervlak van ongeveer 4500m2 ervan uitgaande dat alle bewoners hun tuin geheel verharden. Er is dus sprake van een afname van verhard oppervlak. Om deze reden is er geen watercompensatie nodig.
Met het Waterschap Vallei en Veluwe is de afspraak gemaakt dat voor plannen waarvan het verhard oppervlak met niet meer dan 1000 m2 toeneemt, een watertoets niet nodig is. Op basis van voorliggend plan neemt het verhard oppervlak af. Daarom is in dit geval een watertoets niet nodig.
De 'Wet luchtkwaliteit' is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de Wet volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Ad. 3 De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen, is er sprake van een NIBM project.
De relevante stoffen ten gevolge van wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De bijbehorende grenswaarden zijn weergegeven in tabel X. Doorslaggevend voor de beoordeling van NO2 is de jaargemiddelde concentratie. Voor PM10 is de 24-uurgemiddelde concentratie het meest kritisch.
Binnen het plangebied worden maximaal 26 woningen mogelijk gemaakt. Dit aantal ligt ruim onder de NIBM grens. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan in het kader van dit bestemmingsplan daarom achterwege blijven.
Bij het NSL hoort een jaarlijkse monitoring van de concentraties NO2 en PM10. Overheden, waaronder de gemeente Amersfoort, leveren hiervoor gegevens aan. De door de gemeente opgegeven gegevens worden verwerkt samen met landelijke luchtkwaliteitsinformatie en gegevens over emissies van voertuigen. De berekende concentraties worden voor de stedelijke wegen bepaald op een afstand van 10 meter uit de wegrand. Bij rijkswegen kan deze afstand groter zijn. De resultaten van de monitoring zijn te vinden op www.nsl-monitoring.nl.
Hieronder zijn voor het plangebied de concentraties PM10 en NO2 uit de monitoringstool 2014 weergegeven.
Het maximum aantal van 35 overschrijdingsdagen voor PM10 wordt rondom het plangebied niet overschreden.
Voor NO2 geldt dat al vanaf 2013 rondom het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde van 40 g/m3. Vanaf 2015, wanneer aan de grenswaarde voldaan moet worden, ligt de concentratie NO2 volgens de prognoses van de monitoringstool overal lager dan 35 g/m3.
In het plangebied wordt volgens de monitoringstool overal op tijd voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Omdat er slechts een beperkt aantal woningen mogelijk gemaakt worden, hoeft de luchtkwaliteit niet verder te worden onderzocht.
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.
Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist.
In het plangebied komen geen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.
In het plangebied komt slecht één gebouw met een bedrijfsbestemming voor. Dit is het transformatorhuisje. Deze vormt geen belemmering voor de woningen in de omgeving.
In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van bedrijvigheid die in hun bedrijfsuitvoering belemmerd kunnen worden als gevolg van voorliggend bestemmingsplan, of die belemmerend kunnen zijn voor de woningen die mogelijk worden gemaakt met voorliggend bestemmingsplan.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verboden risico’s moeten aanvaardbaar blijven.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Zowel in het besluit als in de circulaire zijn de centrale begrippen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. In deze circulaire staat het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt verder dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken.
Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in werking getreden. Hierin zijn de zogenaamde risicoruimten uit de genoemde circulaire overgenomen.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water.
De conclusie is dat in voorliggend plangebied geen sprake is van mogelijke risico's ten aanzien van externe veiligheid.
Plaatsgebonden risico
Rekening moet worden gehouden met een risicocontour voor het plaatsgebonden risico van 14 meter. De locatie Verdistraat ligt ruim buiten deze contour zodat er geen belemmering vanwege het plaatsgebonden risico van de A28 bestaat. Tevens moet rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied. Dit gebied ligt tot 30 meter ten weerszijden van de buitenste belijning van de A28. De locatie ligt ook buiten dit gebied zodat er geen aanvullende voorwaarden vanwege de mogelijkheid van een plasbrand gelden.
Groepsrisico
Het groepsrisico neemt in totaliteit af ten opzichte van de bestaande situatie. Dit wordt verklaard doordat er in de dagperiode in de huidige situatie is uitgegaan van een grotere populatie. Weliswaar neemt de populatie in de nachtperiode toe, maar dit resulteert niet in een toename van het groepsrisico. Volgens artikel 8, tweede lid, onder b van het Bevt blijft de verantwoording als bedoeld in artikel 8, eerste lid, buiten toepassing.
Wel is conform artikel 7 van het Bevt een beperkte verantwoording van het groepsrisico vereist. Hiertoe is een advies van de Veiligheidsregio Utrecht noodzakelijk.
Bevt, artikel 7
In de toelichting bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning wordt, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:
Ad a.
De Verdistraat 53 ligt hemelsbreed op circa 2,6 kilometer van de brandweerpost aan de Kleine Koppel te Amersfoort. Hemelsbreed op 3,6 kilometer bevindt zich ziekenhuis Meander. Op hemelsbreed 1,8 kilometer bevindt zich de ambulancepost aan de Zonnehof te Amersfoort
Ad b.
Aangezien de nieuwbouw eengezinswoningen betreft bestaat de mogelijkheid dat er verminderd of niet zelfredzame personen in de woningen aanwezig zijn. Indien dit kleine kinderen betreft mag verondersteld worden dat ouders in eerste instantie voor begeleiding kunnen zorgen. Er zijn voldoende vluchtmogelijkheden in tegenovergestelde richting van de A28.
Conclusie
De Verdistraat 53 te Amersfoort ligt binnen 200 meter van de rijksweg A28. Uit de berekeningen voor het groepsrisico blijkt dat deze afneemt ten opzichte van de huidige situatie. Conform artikel 7 van het Bevt is een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Hiertoe is een eerste aanzet gegeven in paragraaf 4.3.1 van de rapportage (zie bijlage 4 Rapport externe veiligheid Verdistraat 53).
Conform artikel 9 van het Bevt dient het bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld te adviseren over de onderwerpen als genoemd in artikel 7 van het Bevt.
Voor het overige zijn er vanuit externe veiligheid geen belemmeringen voor de gewenste ontwikkeling.
Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.
Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
In 2002 is een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente opgesteld. Op deze kaart ligt het bestemmingsplangebied “Randenbroek Schuilenburg” in de zone “licht verontreinigd” voor het deel Randenbroek. Het deel Schuilenburg bevindt zich in een zone die is aangewezen als “schoon”. Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit.
Op 19 maart 2013 zijn de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan voor de hele gemeente opnieuw vastgesteld in de Nota Bodembeheer.
In het kader van de beoogde ontwikkeling heeft bodemonderzoek plaatsgevonden (Rapportage verkennend bodemonderzoek Verdistraat 53 te Amersfoort- AMF157-13/15-008.004, zie bijlage 2). Op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek zijn in de rapportage de volgende conclusies getrokken:
Grond
In de boven- en ondergrond zijn plaatselijk gehalten aan PAK, minerale olie, PCB, kobalt en/of kwik gemeten die de achtergrondwaarde overschrijden. Uitzondering hierop vormt een gehalte aan PAK in de bovengrond dat de interventiewaarde overschrijdt.
De omvang van de verontreiniging met PAK is zowel horizontaal als verticaal in voldoende mate vastgesteld. Op basis van de resultaten is geen sprake van een geval van ernstige verontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming.
Grondwater
In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan nikkel, zink en barium gemeten. Gelet op het ontbreken van aanwijzingen dat ter plaatse de grond verontreinigd is, betreffen het vermoedelijk natuurlijk verhoogde achtergrondwaarden.
Toetsing hypothese en onderzoeksstrategie
Ter plaatse van de onderzoekslocatie is conform de NEN 5740 het bodemonderzoek uitgevoerd volgens de onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie (ONV). Gezien het gemeten sterk verhoogde gehalte aan PAK in boring 02 is de hypothese ‘onverdacht’ onjuist gebleken. Tevens is de gehanteerde onderzoeksstrategie niet doelmatig gebleken voor het vaststellen of op de locatie bodemverontreiniging aanwezig is.
Uit de resultaten van het aanvullend onderzoek (fase II) blijkt dat de verontreiniging in de grond met PAK beperkt van omvang is, zich concentreert rondom boring 02/20 en er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Aangezien de omvang van de verontreiniging (horizontaal en verticaal) in voldoende mate is vastgesteld is het uitvoeren van aanvullend/nader bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik, (her) ontwikkeling ten behoeve van woningen.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
Per 1 juli 2012 is Swung 1 in werking getreden. Het gaat om een wijziging van de Wet milieubeheer die onder andere heeft geresulteerd in de invoering van geluidsproductieplafonds voor rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen). Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidsproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs rijkswegen en spoorwegen. De ligging van de referentiepunten, de grenswaarden en de bijbehorende gegevens zijn opgenomen in een openbaar, elektronisch toegankelijk geluidsregister. De wegbeheerders (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dat jaarlijks aantonen.
De nieuwe regels zijn, wat de rijksinfrastructuur betreft, in plaats gekomen van de regels in de Wet geluidhinder omtrent de aanleg en reconstructie van een weg en de aanleg of wijziging van een spoorweg. Bij bouwen langs rijkswegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder gelden, maar moet bij de berekening van de geluidsbelasting gebruik gemaakt worden van de brongegevens uit het register. Ook op decentraal beheerde wegen en spoorwegen blijft de Wet geluidhinder van toepassing.
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel X).
Tabel X: zones langs wegen
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 |
3 of meer | 350 | |
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 |
3 of 4 | 400 | |
5 of meer | 600 |
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota gemeente Amersfoort, vastgesteld op 11 november 2006). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.
De nieuwe woningen liggen in de geluidzone van de rijksweg A28. Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd om de geluidbelasting van deze weg op de gevels van de woningen te berekenen (notitie akoestisch onderzoek project Randenbroek Zuid, referentie AMF157-13/15-003.627, zie bijlage 1). Hierin is in het kader van goede ruimtelijke ordening ook de Verdiweg meegenomen. Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van de A28 niet wordt overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting ten gevolge van de A28 is 45 dB.
De maximale gecumuleerde geluidsbelasting ten gevolge van de A28 en de Verdiweg samen bedraagt 51 dB exclusief aftrek art. 110g Wgh. Het binnenniveau (het geluidniveau in de woning) mag niet meer bedragen dan 33 dB. Om te kunnen voldoen aan een binnenniveau van 33 dB zal de gevelwering minimaal 18 dB moeten bedragen. Echter, het Bouwbesluit vereist een gevelwering van minimaal 20 dB bij nieuwe woningbouw. Een gevelwering van 18 dB zal daarom altijd worden gehaald indien gebouwd wordt volgens het Bouwbesluit. Er zijn daarom geen specifieke voorzieningen noodzakelijk. Het aspect geluid vormt daarom geen belemmering voor het realiseren van deze woningen.
Duurzaamheid is de samenhang vinden op sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. Daarbij moeten lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen in het zicht blijven. Duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw.
Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. Bij duurzaam bouwen gaat het om maatregelen boven het wettelijke minimum. De ambities van het Rijk zijn vastgelegd in het werkprogramma 'Schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor klimaat'. Via convenanten met o.a. het bedrijfsleven en gemeentes wordt hier invulling aan gegeven. In het convenant 'Lente-akkoord'is afgesproken dat wordt gestreefd naar een stapsgewijse aanscherping van de energie-eisen tot energieneutrale nieuwbouw in 2020.
De gemeente stimuleert duurzaam bouwen. Duurzaamheid is een kernwaarde in het coalitieakkoord. Dit is vertaald in duurzaamheidsambities. Zo is Amersfoort in 2030 een stad zonder CO2 uitstoot. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het duurzaamheidsprogramma van Amersfoort moet in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces rekening worden gehouden met duurzaam en milieubewust bouwen.
Beleid hierover is verankerd in het Milieubeleidsplan gemeente Amersfoort 2008-2011 (geldigheid met twee jaar verlengd). In onderstaande paragrafen staat het gemeentelijk beleid verder toegelicht ten opzichte van duurzaam bouwen.
Voor uitlogende bouwmetalen (koper, lood en zink) voor zover deze worden toegepast op plaatsen die zijn blootgesteld aan weersinvloeden, geldt een toepassingsverbod.
Daarnaast dient uitsluitend FSC gecertificeerde hout of gemodificeerd hout zoals verhit vuren, o.a. Plato, of geacetyleerd hout Accoya toegepast te worden.
Een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen moet voldoen aan de minimum eisen ten aanzien van duurzaamheid vanuit het Bouwbesluit.
Naast het voldoen aan het Bouwbesluit heeft de Alliantie aangegeven duurzaam om te gaan met slooppuin. Het slooppuin wordt hergebruikt, enerzijds voor bouwwegen maar ook voor de opvulling van schanskorven in het openbaar gebied.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.
De toets in het kader van gebiedsbescherming vindt zijn oorsprong in de Natuurbeschermingswet 1998 en draagt zorg voor de bescherming van natuurwaarden. De wet kent drie typen gebieden:
Plannen dan wel projecten in deze gebieden, maar ook daar buiten in verband met de zogenaamde externe werking, kunnen vergunningplichtig zijn.
Naast de gebiedsbescherming die voortkomt uit de Natuurbeschermingswet 1998 kennen we de gebiedsbescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen. Waarbij de meest recente versie nu het Natuurbeheerplan 2011 is. In de structuurvisie heeft de EHS een zogenaamde Groene Contour gekregen, de grenzen van de EHS zijn daarbij bijna volledig overgenomen uit het natuurbeheerplan.
Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van gebieden die binnen de groene contour vallen en die per saldo significant negatieve gevolgen hebben voor de te behouden waarden en kenmerken, zijn niet toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het “nee, tenzij” principe). Op basis van een afweging tussen het te beschermen belang en het met het plan of project gemoeide belang wordt al dan niet toestemming verleend door de provincie. Wordt een plan of project na afweging van belangen toch toegestaan, dan moet een besluit worden genomen over mitigerende (mitigeren is verzachten of verlichten) en compenserende maatregelen (het zogenaamde compensatiebeginsel). Als de mitigerende maatregelen onvoldoende zijn, moeten compenserende maatregelen worden getroffen: maatregelen waarmee nieuwe waarden worden gecreëerd die vergelijkbaar zijn (in kwantiteit of kwaliteit) met de verloren gegane waarden.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt niet binnen de EHS en ook niet binnen de groene contour die door de provincie zijn vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (zie onderstaande afbeelding). Er vinden geen werkzaamheden plaats in of met negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, beschermde Natuurmonumenten, Ecologische Hoofdstructuur of natuur buiten de EHS. Het nemen van vervolgstappen is in deze situatie dan ook niet nodig in het kader van gebiedsgerichte natuurbescherming.
Uitsnede uit de kaart van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie met aangegeven de EHS en groene contour
De toets in het kader van soortenbescherming is met de wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet (1 juli 2002) wettelijk vastgelegd. Bij elk plan dat ingrijpt op standplaatsen van planten of verblijfplaatsen van dieren, dient getoetst te worden wat het effect is op beschermde soorten, die met name genoemd zijn in de Flora- en faunawet.
De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora en faunawet behorende besluiten.
Dat houdt in dat bij planvorming uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met de gevolgen die ruimtelijke ingrepen hebben voor de instandhouding van de beschermde soort.
Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe AmvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Deze AMvB, betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit zal sprake zijn van een drietal categorieën beschermingsniveaus:
Tegen deze wettelijke achtergrond worden de nieuwe ontwikkelingen beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving.
Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.
In de quickscan Natuurtoets (Witteveen en Bos, 27 januari 2015, zie bijlage 3) zijn géén (streng) beschermde soorten aangetroffen.
In verband met de sloop van bebouwing en het kappen van een boom op het schoolplein, waarin verblijfplaatsen van vleermuizen niet kunnen worden uitgesloten, is het nodig om aanvullend nachtelijk onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek is inmiddels gestart en zal afgerond zijn voordat de huidige bebouwing op de locatie wordt gesloopt en de boom wordt gekapt.
Voor de projecten in het kader van de binnenstedelijke vernieuwing Amersfoort Vernieuwt is door de Raad bepaald, dat een "groene saldoregeling" gehanteerd zal worden. "Het wijk- en buurtgroen mag namelijk niet het kind van de rekening worden bij de binnenstedelijke vernieuwing".
Amersfoort Vernieuwt biedt de kans om de kwaliteit van het openbare groen in de stad integraal op te pakken en te verbeteren. Het versterken van de groene kwaliteit wordt het uitgangspunt voor elke wijk. De groene saldo regeling is de methode om dit te realiseren.
Onder openbaar groen verstaan wij het groene deel van het publieke domein, wat voor iedereen vrij toegankelijk is en waar iedereen gebruik van kan maken. In het kader van de groene saldoregeling wordt in de plannen een verantwoording gegeven welke groene waarden verloren gaan in een plan, en welke nieuwe waarden er worden gerealiseerd. De regeling is bedoeld om minimaal een "neutraal" saldo tussen verlies en winst te hebben, maar uiteraard zo mogelijk een positief saldo: meer en beter groen.
Een verantwoording van het groene saldo maakt het proces van gefundeerd afwegen van verschillende belangen inzichtelijk en draagt bij in de communicatie.
De "waarden" van het groen ( van bestaand groen en/of van nieuw te maken groen) worden daarbij beschreven per schaal niveau ( niveau van de stad, de wijk , de buurt, en het blok ) en per aspect ( recreatieve betekenis, cultuurhistorische betekenis, ecologische betekenis, ruimtelijke betekenis en actuele staat van het beheer).
De herontwikkeling van de Verdistraat 53 is onderdeel van de herontwikkelingslocatie Randenbroek Zuid en is daarmee aan te merken als een Amersfoort Vernieuwt project.
De bestaande groene situatie heeft geringe betekenis, aangezien het schoolterrein als omheind en dus niet openbaar toegankelijk terrein dat niet tot het openbaar gebied gerekend kan worden. Het terrein oogt wel erg groen door de erop voorkomende begroeiing van struiken en bomen. In ruimtelijk opzicht verandert de situatie dus aanzienlijk: de lage enigszins verscholen bebouwing en het groen op het introverte schoolterrein wordt vervangen door een bebouwingsvolume dat hoger is en meer extravert. In dat opzicht zal de locatie er aanzienlijk "steniger" uit gaan zien. Doordat het nieuwe bouwblok aan drie zijden omringd wordt door openbaar toegankelijk groen, neemt het groen in kwantitatieve zin wel toe, en zal het ook ( zij het in beperkte mate) op de schaal van het blok, betekenis hebben als kijk-, wandel- en verblijfsgroen.
In termen van groen-saldo kan dus gesproken worden van een duidelijke "plus". Het plangebied is echter klein en de functies van het groen zijn gering, zodat dit in absolute zin op de schaal van stad en wijk niet tot een grote meerwaarde leidt.
Het plangebied sluit aan bij het plan Randenbroek zuid, en kan gezien worden als een onderdeel daarvan. Binnen dat plan wordt wel aanzienlijke groene meerwaarde gecreëerd in de vorm van de ecologische zone met wandelpaden en vlonders langs de Vosheuvelbeek. De wandelpaden in het plan (toegangspaden naar de woningen) sluiten aan op de paden in deze groene zone, en dragen zo bij aan de bereikbaarheid en beleefbaarheid van deze recreatieve rondwandeling "in de natuur".
Huidige bestemmingen Nieuwe bestemmingen
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen.
Archeologische beleidskaart
In lijn met de nieuwe archeologiewetgeving is de Amersfoortse ABP-kaart omgezet in een archeologische beleidskaart waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten (28 september 2010 vastgesteld door de gemeenteraad).
De nieuwe beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Zo zijn er gebieden met hoge archeologische waarden en gebieden met een hoge, een middelmatige of een lage archeologische verwachting.
Bescherming per gebied
Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.
Regeling in bestemmingsplan
Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.
De nummering van de gebieden in de regels van het bestemmingsplan komt niet overeen met de nummering op de archeologische beleidskaart. Hieronder volgt een opsomming van de gebieden met de benaming die ze hebben op de archeologische beleidskaart en in het bestemmingsplan.
Benaming op Archeologische beleidskaart | Benaming in bestemmingsplan |
Archeologisch waardevol gebied 1 | Wordt beschermt via Monumentenwet, wordt niet opgenomen op de verbeelding en ook niet in de regels van het bestemmingsplan. |
Archeologisch waardevol gebied 2 | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 1" |
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 3 | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 2" |
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 4 | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 3" |
Archeologisch waardevol verwachtingsgebied 5 | Dubbelbestemming "Waarde archeologie - 4" |
Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is.
De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Archeologisch waardevolle gebieden
Binnen het plangebied bevinden zich
geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.
Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden
Het plangebied ligt in een gebied met een middelhoge / lage archeologische verwachting (Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied). In geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m² / 10.000 m², dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Uitsnede uit de archeologische beleidskaart van Amersfoort
Op bovenstaande beleidskaart zijn ter plaatse van de locatie Verdistraat 53, 2
kleuren te onderscheiden:
In geval van ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m² (bij een middelhoge archeologische verwachting) en bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 10.000 m² (bij een lage archeologische verwachting), dient voorafgaand aan de ingreep een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. In de regels bij de dubbelbestemming ‘Waarde – archeologie’ is opgenomen dat ten behoeve van de
andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts mag worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
|
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemming geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Het is belangrijk om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zo veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient, met andere woorden, flexibel en doelmatig te zijn, en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover, dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Een bestemmingsplan bestaat uit:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat hoe een plan tot stand is gekomen, een beschrijving van het gebied en wat de bedoelingen van de gemeente zijn in het plangebied.
In het voorliggende plan heeft een en ander geleid tot de volgende principe-opzet:
Aan de gebruiker van gronden en opstallen worden zo veel mogelijk vrijheden gegeven om zijn eigen beleid te voeren, zonder dat de overheid daarin regels stelt. Deze vrijheden worden zonder beperking als recht in het plan geformuleerd.
Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht iets beperktere mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan in dat geval wel verruimde mogelijkheden; het is in dit soort situaties niet goed mogelijk om vooraf te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situaties deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegekend. Daarom zijn ze voorwaardelijk in het plan opgenomen, in de vorm van een “afwijkingsbevoegdheid”. Het kan in uitzonderlijke gevallen wenselijk zijn nadere eisen te stellen om bepaalde, met name genoemde, waarden te beschermen. De procedure is gelijk aan die voor een afwijking.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat in afdeling 3.4 bepalingen over de openbare voorbereidingsprocedure van een groot aantal uiteenlopende besluiten van bestuursorganen. De procedure is van toepassing als dat bij wettelijke regel is bepaald, of als het bestuursorgaan (in casu het gemeentebestuur) dit zelf heeft bepaald.
Uit praktische overwegingen is het zinvol zoveel mogelijk die uniforme openbare voorbereidingsprocedure te volgen in de gevallen dat een procedure, met o.a. publicatie van het ontwerp-besluit en bezwaarmogelijkheden, nodig wordt geacht.
Het voorliggende bestemmingsplan bevat enige afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die qua “zwaarte” en reikwijdte directe gevolgen kunnen hebben voor andere belanghebbenden dan de aanvrager van de afwijking.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt nog een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Hieronder volgt een uitleg van een aantal bestemmingen die het bestemmingsplan kent. Sommige bestemmingen spreken voor zich en worden daarom niet nader toegelicht.
Naast de bestemmingen kent het bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en de bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen. Gebiedsaaanduidingen hebben een eigen artikel omdat deze aanduidingen zich meestal over meerdere bestemmingen uitstrekken.
In het plangebied komt 1 bedrijfsbestemming voor. Deze is opgenomen voor een transformatorhuisje. Grotere nutsvoorzieningen die niet voldoen aan de standaard bouwregels die daarvoor in andere bestemmingen zijn opgenomen - maximale bruto-inhoud van 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m - krijgen in bestemmingsplannen een bedrijfsbestemming. In het geval van het transformatorhuisje aan de Weberstraat is in de bestemming een bouwvlak opgenomen waarbinnen de nutsvoorziening is toegestaan. De maximale bouwhoogte is 1 bouwlaag met kap.
In het plangebied komt een aantal groenstroken voor die de bestemming ' Groen' hebben gekregen omdat ze in de nieuwe situatie voor het woongebied een structuurbepalende waarde hebben. Daarnaast vormen ze een overgang naar het groengebied langs het Valleikanaal.
De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, parken en plantsoenen, voet- en fietspaden en speelvoorzieningen. Er wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Er mogen enkel nutsvoorzieningen worden gerealiseerd en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen.
Aan de voorzijde van de rijen woningen ligt een smalle strook grond die kleine voortuinen vormen bij de woningen. Deze gronden hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende woonbestemming zoals, erfafscheidingen, plantenbakken en tuinbanken. Daarnaast is een verboden gebruik opgenomen voor parkeren.
De bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' is gegeven aan de ontsluiting van de nieuwe woonbuurt, aan het binnenterrein en aan de strook met parkeerplaatsen langs de Weberstraat.
Binnen deze bestemmingen mogen enkel nutsvoorzieningen en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen worden gerealiseerd .
In het plangebied komt 1 woonbestemming voor, 'Wonen - 1'. Deze bestemming is gegeven aan de woningen, in dit geval aaneen gebouwde woningen. Op de verbeelding ligt het bouwvlak bij deze bestemming steeds om een rij woningen. Daar binnen zijn de woningen toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan een aantal regels. Daar buiten, maar binnen de bestemmingsgrens, mogen de bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd, waarbij ook weer voldaan moet worden aan een aantal regels.
Ook is een regeling opgenomen voor beroepen en bedrijven aan huis. Deze regeling biedt de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen.
Het voorliggende plangebied is een gebied met een lage en middelhoge archeologische verwachtingen binnen de bebouwde kom. In de regels en op de verbeelding is hiervoor de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' en 'Waarde - archeologie 4' opgenomen.
Er mag slechts worden gebouwd indien aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn vastgesteld. Er zijn uitzonderingen op het overleggen van een onderzoeksrapport en er kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
Daarnaast is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een in de regels bepaalde oppervlakte. Ook hierop zijn uitzonderingen mogelijk en kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
Het bestemmingsplan 'Verdistraat 53' betreft de herontwikkeling van een schoollocatie naar een woonlocatie.
Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij de kosten anderszins verzekerd zijn.
Gemeenten zijn op grond van de Wet ruimtelijke ordening verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. Ingeval de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. Ingeval de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst. Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.
Met de ontwikkelaar is een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst kan worden aangemerkt als een anterieure overeenkomst. Op grond van deze overeenkomst komt de ontwikkeling en realisatie van het project in beginsel voor rekening en risico van de ontwikkelaar. De door de gemeente gemaakte en te maken plan- en apparaatskosten evenals de mogelijk uit te keren tegemoetkomingen in schade (planschade) worden door de ontwikkelaar aan de gemeente vergoed.
Het bestemmingsplan is vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
De procedure van model 2 kan gevolgd worden voor bestemmingsplannen voor grotere gebieden, die geactualiseerd worden of voor urgente en belangrijke ontwikkelingen die niet passen binnen het geldende planologische regime.
De herontwikkeling van de Verdistraat 53 voldoet aan de laatste voorwaarde. Het gaat om een belangrijke ontwikkeling die niet past binnen het geldende planologische regime. De ontwikkeling is belangrijk omdat een leegstaande schoollocatie met de herontwikkeling een nieuwe functie krijgt. Een woonfunctie die aansluit bij de lopende ontwikkeling Randenbroek Zuid en die daarmee een logische en passende aanvulling is. Daarnaast kan de ontwikkeling urgent worden genoemd omdat de Alliantie de ontwikkeling toevoegt aan het project Randenbroek Zuid en daarmee aansluit bij de huidige bouwstroom. Hiermee ondervindt de omgeving minder lang overlast.
Wanneer de procedure behorende bij model 2 wordt gevolgd, betekent dit dat er (na het vooroverleg met instanties, zie paragraaf 7.3.3) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Omdat er geen inspraak is gehouden over het conceptontwerpbestemmingsplan, is er wel een inloopavond georganiseerd waarvoor naar adressen rondom het plangebied een uitnodiging is gestuurd. Deze inloopavond is gehouden op 12 maart 2015. Tijdens deze avond bestond de gelegenheid om het ontwerp voor de nieuwe woonbuurt te bekijken en vragen te stellen aan de ontwikkelaar. De gemeente was ook aanwezig voor eventuele procedurele vragen. Er zijn geen omwonenden naar deze avond gekomen.
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met voorliggend bestemmingsplan raakt geen provinciaal of rijksbelang. Daarom is het conceptontwerp niet om advies naar de provincie of het rijk gestuurd.
Op 9 juli 2015 hebben de volgende instanties het conceptontwerpbestemmingsplan ontvangen met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1 Wro te reageren op het plan:
Van de SGLA is geen reactie ontvangen.
De Veiligheidsregio Utrecht heeft op 23 juli 2015 een vooroverlegreactie gestuurd. Deze wordt onderstaand samengevat en beantwoord.
Reactie gemeente:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Reactie gemeente:
Het voetpad naar de woningen aan de zuidzijde van het plangebied wordt verbreed tot 3,5 meter en voorzien van verharding die geschikt is voor brandweervoertuigen. Hiermee zijn alle woningen in het plangebied bereikbaar voor hulpdiensten.
Reactie gemeente:
Zoals de VRU in haar reactie ook al aangeeft wordt deze capaciteit bereikt met de aanleg van de waterleiding ten behoeve van de woningen.
Van 24 september tot en met 4 november 2015 heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen, waarbij een ieder de gelegenheid is geboden een zienswijze over het plan naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt; er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.
Het bestemmingsplan is daarom ongewijzigd ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 8 december 2015 heeft de gemeenteraad bij besluitnummer 5110629 het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de Inspectie Leefomgeving en Transport (voorheen VROM-Inspectie) en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.