direct naar inhoud van Regels
Plan: Euterpeplein
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00079-0201

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Euterpeplein 1 e.o.met indentificatienummer NL.IMRO.0307.BP00079-0201 van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel:

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.7 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.8 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 bebouwing

één of meer bouwwerken;

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.11 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, danwel omgevingsvergunning;

1.12 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder enruimten in de kap;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwmarkt:

detailhandel met een verkoopvloeroppervlak, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout;

1.26 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;

1.27 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, motoren, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.28 distributieplanologisch onderzoek (dpo):

een onderzoek dat uitsluitsel kan geven over de uitbreidings- en groeimogelijkheden voor de detailhandel in een bepaald winkelgebied, waarbij het distributieplanologisch verzorgingsniveau voor de consument centraal staat. Afzetgebied en omgevingsfactoren als parkeren, bereikbaarheid en uitstraling worden daarbij betrokken;

1.29 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidsbelasting vanwege wegverkeer:

de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.32 geluidsgevoelig gebouw:

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.33 geluidsgevoelig object:

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.34 geluidsgevoelige ruimte:

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.35 geluidsreducerende maatregelen:

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.36 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.37 grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting:

detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²;

1.38 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.39 kap:

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;

1.40 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, danwel van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.

1.41 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.42 nevenactiviteit:

een activiteit die maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.43 nevenassortiment:

een assortiment dat qua omvang ondergeschikt is aan het assortiment van de hoofdactiviteit en daar vanwege de aard niet mee in overeenstemming is en maximaal 10% van de oppervlakte van het hoofdgebouw beslaat;

1.44 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.45 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.46 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte) van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1, 75 meter beneden peil;

1.47 overkapping:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.48 overkapping:

een ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

1.49 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.50 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.51 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  • d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  • f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.52 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.53 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.54 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt, een erotische massagesalon mede begrepen;

1.55 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.56 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.57 speeltoestel:

ander bouwwerk ten behoeve van het spelen, zoals wipkippen en schommels;

1.58 supermarkt:

Een vorm van detailhandel met een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten;

1.59 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.60 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.61 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.62 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.63 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.64 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerkenworden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. algemene detailhandelsdoeleinden, waaronder een supermarkt, met een brutovloeroppervlakte van maximaal 1170m2 - met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen, grove bouwmaterialen en tuininrichtingsartikelen en grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting;
  • b. aan detailhandel verwante bedrijfsactiviteiten zoals bij de bestemming behorende kantoorruimte, ondergeschikte horeca, magazijnen, personeelsruimten, laad- en losvoorzieningen, technische ruimten, bergingen en andere nevenruimten en publieksgerichte dienstverlening;
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen en parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen;

    met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.
3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

3.2.1 Gebouwen algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het bouwvlak mag 100% worden bebouwd.
3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op en in de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken , zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens en terreinafscheidingen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   10 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   12 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
andere overkappingen   3 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   4 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, watergangen en -partijen inclusief de daarbij behorende onderhoudspaden en/of -stroken, met inachtneming van de keur van het waterschap;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen algemeen

Op en in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, schakelkasten, pergola's, straat- en pleinmeubilair, glascontainers, (beeldende) kunstwerken, kleine speeltoestellen, perceelsafscheidingen en kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding en de voet- en fietspaden;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   10 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   12 m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
andere overkappingen   3 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   4 m  
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonerven, woonstraten, pleinen en speelvoorzieningen;
  • b. ontsluitingswegen, bestaande uit ten hoogste 2 rijstroken (zie artikel 3.3.1. Bro);
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. in-/uitritten;
  • f. bermen en groenvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals nutsgebouwtjes en fietsenstallingen, niet zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen, met een maximale bruto-inhoud van ten hoogste 50 m3 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, wegwijzers, verkeerstekens en regelinstallaties, bovengeleidingsportalen, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   10 m  
verlichtingsmasten en antenne-installaties   12m  
luifels en ander straatmeubilair   4 m  
andere overkappingen   3 m  
verkeerstekens en -regelinstallaties, (beeldende) kunstwerken en geluidwerende voorzieningen   10 m  
erf- en perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
  • c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
7.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

7.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het straat- en bebouwingsbeeld, bij een omgevingsvergunning afwijken voor het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  • a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  • b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    • 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  • b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
9.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 9.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  • a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  • c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Euterpeplein 1 e.o.”.