Plan: | Achter de Arnhemse Poortwal II |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00055-0201 |
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1. aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd. De reacties van deze instanties zullen in dit plan worden verwerkt.
Op 19 april 2010 is de inspraak over het concept van het bestemmingsplan gestart. Het plan is toegestuurd aan de volgende instanties: Provincie Utrecht, VROM-inspectie, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Waterschap Vallei en Eem en Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort (SGLA). De reacties van deze instanties zijn in deze toelichting verwerkt.
Er zijn reacties cq. opmerkingen ontvangen van de VROM-inspectie, het Waterschap Vallei en Eem en het SGLA. Hieronder zijn de reacties samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.
VROM-inspectie
De inspectie heeft geen aanleiding gevonden tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen die staan in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid.
Waterschap Vallei en Eem
Het waterschap merkt op dat het plan geen invoed heeft op hun belangen. Om die reden hebben ze geen opmerkingen gemaakt.
SGLA
Het SGLA is blij dat er meer woningen en detailhandel komt. Dit heeft een gunstig effect op de sociale veiligheid.
Ze hebben moeite met de ingangen van de woningen op de steeg. Dit vergroot de sociale veiligheid op het plein niet. Het SGLA vindt dat via het bestemmingsplan er onvoldoende aandacht voor de sociale veiligheid is naar het plein toe.
Antwoord gemeente
In het bestemmingsplan worden de ingangen van woningen over het algemeen niet vastgelegd.
Het voorgenomen bouwplan gaat er van uit dat 15 van de 20 ingangen uitkomen op het plein, 3 op de steeg en 2 aan de Arnhemsestraat. Het sociaal toezicht zal op het plein aan de steeg en aan de Arnhemsestraat toenemen. Verder kan vanuit de meeste appartementen worden gekeken op het plein. De sociale veiligheid op het plein en de omgeving zal hierdoor aanzienlijk verbeteren.
De Wro zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Het presidium heeft gekozen voor de toepassing van modelkeuze 1. Dit impliceert dat inspraak of participatie achterwege blijft.
Begin 2010 heeft de initiatiefnemer een informatiebrief in de buurt verzonden aan omwonenden van de Achter de Arnhemse Poortwal, Utrechtsestraat, Arnhemsestraat en Varkensmarkt.
Er is 1 reactie uit de buurt ontvangen over het voornemen van de intiatiefnemer. Het betreft een bewoner(s) van de Arnhemsestraat die vreest voor aantasting van de privacy en afname van het zonlicht op het balkon.
Het gebruik van matglas in de nieuwbouw voorkomt de aantasting van de privacy.
De initiatiefnemer heeft ter controle zelf schaduwdiagrammen gemaakt voor de situatie met de beoogde nieuwbouw (bijlage 5 bij deze toelichting).
De stand van de zon verandert het hele jaar door. In de zomer staat de zon hoog aan
de hemel, de schaduwvorming van de bebouwing op de omgeving is dan minimaal. In de winter staat de zon laag en is de schaduwvorming maximaal.
Van de bestaande en de nieuwe situatie is een bezonningsstudie gemaakt (bijlage 5 van de toelichting). Met het onderzoek is op verschillende tijden van het jaar en verschillende tijdstippen op een dag de invloed van de bestaande bouw en de beoogde nieuwbouw op de schaduwwerking op de omgeving bestudeerd.
Uit het onderzoek blijkt dat de nieuwbouw voornamelijk in het voorjaar en de herfst
effect heeft op een aantal percelen in de directe omgeving. Er is in die gevallen
sprake van een kleine vermindering van de dag- en zonlichttoetreding in de woning of
op het perceel. In de zomer zal dit niet aan de orde zijn. In de winter is er
voornamelijk sprake van schaduwwerking.
De effecten in het voor- en najaar zijn echter van zodanige orde dat vanuit het aspect
bezonning geen belemmering ontstaat voor de geplande ontwikkeling.