direct naar inhoud van 3.2 Water
Plan: Corderius College
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00054-0201

3.2 Water

3.2.1 Waterplan provincie Utrecht

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.

3.2.2 Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem

In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Eem voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.

3.2.3 Waterplan Amersfoort 2005-2015

Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader van integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Eem en Hydron Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater.

Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij vooral om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem. Het streefbeeld voor dit plangebied is Water van de wijk.

Binnen dit streefbeeld zijn vooral doelstellingen geformuleerd voor oppervlaktewater. In onderhavig plangebied speelt vooral het ondiepe grondwater een rol. Aandachtsgebieden hierbij zijn onder meer de infiltratie, kwel, verdroging en grondwateroverlast.

Deze ontwikkeling wordt aan de hand van de doelstellingen van deze streefbeelden en de daarbij behorende omschrijving, getoetst. Dit gebeurt in 3.2.5 Water in het plangebied.

3.2.4 Watertoets

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.

3.2.5 Water in het plangebied

Grondwater

Volgens een naast de school aanwezige peilbuis (nr. 216) schommelt de grondwaterstand vanaf 2002 tussen de 2,20 en 3,20 m beneden het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00054-0201_0011.jpg"

Afbeelding 11 Locatie peilbuis

Het verdient aanbeveling om souterrains tot aan maaiveld waterdicht aan te leggen. Niet alleen grondwaterstand, maar ook storende grondlaagjes of langs de gevels intrekkend regenwater kan anders zorgen voor lekkage.

Het Bouwbesluit eist bij nieuwbouw dat gebouwen (dus ook kelders en souterrains) water- en vochtwerend worden uitgevoerd. Bij de vergunningaanvraag wordt dit onderdeel gecontroleerd.

In geval van ondergronds bouwen beneden de grondwaterstand, moet bekeken worden in hoeverre dit wateroverlast kan veroorzaken aan naastgelegen panden ten gevolge van stuwing. De bestaande school is volledig onderkelderd. De nieuwbouw komt stroomafwaarts en steekt nergens buiten de bestaande contouren. De nieuwbouw heeft geen gevolgen hebben voor omliggende kelders. Onderstaande afbeelding laat dit zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00054-0201_0012.jpg"

Afbeelding 12 Doorsnede bebouwing (Van Hoogevest Architecten)


Oppervlaktewater

Het streefbeeld voor het gebied (Waterplan Amersfoort 2005-2015) is Water voor de Wijk. In het gebied is echter geen oppervlaktewater aanwezig.


Compensatie berging

Uit berekeningen blijkt dat er sprake is van een toename van verhard oppervlak van 2.150 m2. Dit wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een sedumdak (1.140 m2) en halfverharding (550 m2). Het gebied leent zich uitstekend voor infiltratie van regenwater, gezien de hoogte van de grondwaterstand en de doorlatendheid van de grond. De mogelijkheid moet bekeken worden in hoeverre al het regenwater in de bodem kan worden geïnfiltreerd.


Riolering/regenwater

Het regenwater wordt geïnfiltreerd op het eigen terrein (afbeelding 11). Om te voorkomen dat het regenwater de nieuwbouw in kan stromen is een noodoverlaat voorzien in de hoek van het gebouw (afbeelding 11, pijlaanduiding). Deze loost het regenwater in uitzonderlijke gevallen op het gescheiden systeem van de Ringweg-Dorrestein.


afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00054-0201_0013.jpg"

Afbeelding 13 Infiltratiezone regenwater (gele arcering)


Waterkwaliteit
Er mogen geen uitlogende bouwstoffen als koper, lood, zink en geïmpregneerd hout worden toegepast op plaatsen waar die in aanraking kunnen komen met regenwater.

Conclusie
Als rekening wordt gehouden met bovenstaande punten is de waterhuishouding geen belemmering voor de ontwikkeling.

3.2.6 Reactie Waterschap Vallei en Eem

In het vooroverleg is het Waterschap om een reactie gevraagd. Het Waterschap is akkoord met het plan waarbij het Waterschap de voorkeur heeft voor berging van de hemelwaterafvoer op eigen terrein, boven het gescheiden aanbieden op het rioleringsstelsel. In 5.3.2 wordt hier verder op ingegaan.