direct naar inhoud van 5.7 Flora en Fauna / ecologie
Plan: Amersfoort oost
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00047-0201

5.7 Flora en Fauna / ecologie

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de plannen ten koste gaan van de (aanwezige) flora en fauna. Hierbij maken we onderscheid in de 'toets in het kader van gebiedsbescherming' en de 'toets in het kader van soortenbescherming'.

Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur, soortbescherming via de Flora en Faunawet. Europese regelgeving op dit gebied is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.

5.7.1 Europese regelgeving

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (EU-vogelrichtlijn, 1979) en de Habitatrichtlijn (EU-habitatrichtlijn, 1992). Europese richtlijnen geven een te bereiken doel aan, waarna lidstaten deze verplicht met hun eigen wetten moeten bereiken. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschemingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora en Faunawet (soortenbescherming).

Met de vogelrichtlijn heeft de Europese Unie vastgelegd hoe vogels in Europa beschermd moeten worden. Europa wil het verdwijnen van vogelsoorten tegengaan. Daarom moeten volgens de vogelrichtlijn alle Europese, in het wild levende vogelsoorten (inclusief nesten en leefgebieden) door de Europese landen worden beschermd. Daarnaast moeten de landen maatregelen nemen om voor deze vogels een 'voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen'.

Met de Habitatrichtlijn wil Europa voorkomen dat er wilde dieren- en plantensoorten, uitsterven. Ook eventuele kwetsbare leefgebieden dienen in dit kader te worden beschermd. Plannen die een negatieve invloed hebben op soorten of leefgebieden kunnen niet zonder meer worden uitgevoerd. Alleen projecten met een groot maatschappelijk belang waarbij compensatie van de natuur wordt geregeld kunnen gerealiseerd worden. Verder staat in de Habitatrichtlijn dat er een samenhangend Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones moet worden gevormd. Hiermee verplicht de richtlijn de lidstaten om speciale gebieden aan te wijzen, onder de naam Natura 2000.

In Nederland is de gebiedsbescherming geregeld via de vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten (Nationale parken). Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De gebieden die zijn beschermd op grond van de Habitatrichtlijn én de Vogelrichtlijn vallen onder Natura 2000. Binnen onze landgrenzen zijn nu 166 Natura-2000 gebieden aangewezen.

In het plangebied van dit bestemmingsplan komen geen natuurgebieden voor die op grond van Europese regelgeving beschermd zijn. Dit geldt ook voor de nabijheid van het plangebied. Het waterwingebied tussen Liendert en Rustenburg is géén beschermd natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0201_0120.jpg"

Beschermde gebieden binnen een straal van ongeveer 3 kilometer vanaf het plangebied.

In het uiterste noordwesten is een deel van het (beschermde) nationaal landschap Arkelheem-Eemland te zien. bron: synbiosys.alterra.nl

5.7.2 Nederlandse regelgeving

Flora en Faunawet:

Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en Faunawet. Bij soortenbescherming gaat het om de bescherming van individuele soorten flora en fauna, zowel binnen als buiten beschermde gebieden. Hierbij moet gedacht worden aan alle in Nederland in het wild voorkomende zoorgdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en een honderdtal vaatplanten. Naast de in de wet genoemde soorten onderscheiden we ook nog de soorten die worden genoemd op de zogenaamde 'Rode lijsten'. In de rode lijsten staan de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten, inclusief beschermingsmaatregelen om deze soorten weer in aantal te laten toenemen. Er is bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna uitgestorven is of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort op de rode lijst is niet automatisch beschermd onder de Flora- en Faunawet, maar doordat overheden en terreinbeherende organisaties rekening houden met de genoemde soorten in de lijst, kan de bedreigde status in de toekomst, in een gunstig scenario, vervallen.

In Utrecht wordt naast een rode lijst een oranje lijst gehanteerd. Dit is de lijst van bedreigde soorten binne de provincie Utrecht welke op basis van vergelijkbare criteria als die voor de landelijke rode lijst tot stand is gekomen. Hiervoor is sinds 1975 onderzocht welke dier- en plantensoorten "ernstig bedreigd", "bedreigd", "kwetsbaar", of "gevoelig" zijn. Oranje lijsten zijn opgesteld voor de volgende diergroepen: zoogdieren, broedvogels, pleisterende vogels, reptielen, amfibieën, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen en krekels. In de Oranje lijsten staan ook plantgroepen, te weten: mossen van het essenhakhout, kleibospaddestoelen, vaatplanten en kranswieren.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de Flora- en Faunawet. Als het waarschijnlijk is dat voor de realisering van een project (dat door een bestemmings(wijziging) mogelijk wordt gemaakt) een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk is, dient bij de vaststelling van dat bestemmingsplan duidelijkheid te bestaan over de verleenbaarheid van een dergelijke ontheffing.

Dit bestemmingsplan laat geen ontwikkelingen toe waarvoor ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet nodig is.  

Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Met de wijziging is het beschermingsregime feitelijk versoepeld, voor het uitvoeren van werkzaamheden is niet altijd meer een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Met de inwerkingtreding van het besluit is sprake van een drietal categorieën beschermingsniveaus voor soorten:

  • Niveau 1: een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten;
  • Niveau 2: een algemene vrijstelling met gedragscode voor een aantal beschermde soorten;
  • Niveau 3: streng beschermde soorten.

Nieuwe ontwikkelingen worden beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. Het bevoegd gezag hierin is het Ministerie van LNV. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.

Niet het hele bestemmingsplangebied is uitgebreid onderzocht op de aanwezigheid van beschermde planten en dieren. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan zijn er slechts beperkte wijzigingen. Op basis van de kennis van de flora en fauna van Amersfoort verwachten we geen soorten die een bestemming in de weg kunnen staan. Wel moet bij uitvoering van (bouw)plannen de flora-en faunawet in acht worden genomen.

In de stedelijke omgeving is de aanwezigheid van de gewone dwergvleermuis, gierzwaluwen en huismussen te verwachten. Dit zijn allemaal soorten met een beschermde vaste verlijfplaats. Bij aanwezigheid van deze soorten moet hiermee rekening worden gehouden en zonodig moeten mitigerende (voorkomen of reduceren van de negatieve effecten) en compenserende maatregelen genomen worden.

Het waterwingebied is in 2010 onderzocht op wettelijk beschermde soorten. In het waterwingebied is één algemeen voorkomende beschermde plantensoort aangetroffen, de brede wespenorchis. Verder zijn drie soorten amfibieën vastgesteld: de bruine kikker, gewone pad en de bastaardkikker. Het betreft algemeen voorkomende soorten, zowel in Amersfoort en omgeving als in de rest van Nederland. In 2010 zijn in (en vlakbij) het gebied 11 soorten broedvogels met een jaarrond beschermde nestplaats vastgesteld, met als strict beschermde nesten de gierzwaluw, huismus en sperwer.

Soorten waarvan inventarisatie gewenst is zijn de boomklever, boomkruiper, ekster, glanskop, grote bonte specht, ijsvogel, koolmees, pimpelmees, spreeuw en zwarte kraai. Van de Rode lijst komen Matkop en Ringmus voor.

In totaal zijn in 2010 zes soorten vleermuizen waargenomen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, watervleermuis en gewone grootoorvleermuis. De grootste concentraties van jagende vleermuizen zijn aangetroffen in de meer vochtige, lager gelegen terreindelen: met name de omgeving van de watergang langs de gehele westrand en de smalle deelgebieden in het zuiden. In het hoger en droger gelegen noordoostelijk deel (de zandrug) zijn aanzienlijk minder jagende vleermuizen waargenomen. In het Waterwingebied zijn geen verblijfplaatsen of belangrijke vliegroutes van vleermuizen vastgesteld. Het Waterwingebied vormt een zeer belangrijk foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis, die kolonies in de directe omgeving van het park heeft. Voor de andere soorten vleermuizen geldt dat het Waterwingebied van beperkter belang is.

De (her)inrichting van het waterwingebied brengt geen schade toe aan wettelijk beschermde soorten.  

Natuurbeschermingswet:

Gebiedsbescherming vindt in Nederland plaats via de Natuurbeschermingswet én de ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere leefomgevingen en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde als een plangebied in of nabij een Natura 2000 gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is de gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of nabij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een speciale beschermingszone van een Natura 2000 gebied ligt. Als een plan of project in of bij een speciale natuurbeschermingszone ligt, wordt van de gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura 2000 gebied wordt onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dringende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Voor aanvang van het plan of project moeten dan passende maatregelen worden genomen om natuurwaarden te conpenseren.

In de jaren '90 van de vorige eeuw is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) bedacht; verschillende natuurgebieden zijn met elkaar verbonden door groene zones waarlangs planten en dieren zich kunnen verplaatsen. De ecologische hoofdstructuur is door de provincie Utrecht begrensd in diverse natuurgebiedsplannen, waarvan de meest recente het natuurbeheerplan 2011 is. In het streekplan is de ecologische hoofdstructuur via groene contouren aangegeven. Dit is verder in paragraaf 3.2.2. (ruimtelijk beleid provincie) beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0201_0121.jpg"

Ecologische verbindingszone Valleikanaal

Het plangebied van dit bestemmingsplan is binnenstedelijk en ligt op ruime afstand van beschemde natuurgebieden, zoals te zien in paragraaf 5.10.1.

Het Valleikanaal is aangewezen als ecologische verbindingszone binnen de ecologische hoofdstructuur. Via Eem en Valleikanaal kunnen planten- en diersoorten uit de Gelderse Vallei in contact blijven met het Eemland. De inrichting van de oevers van het Valleikanaal is hierop afgestemd. De inrichting van het gebied is gebaseerd op een aantal doelsoorten die van de verbinding gebruik moeten gaan maken. In het kielzog van deze doelsoorten profiteren veel andere soorten mee.
De vokgende soorten komen voor in en om het Valleikanaal:

Insecten: oranjetipje, Kleine vuurvlinder, Argusvlinder, Hooibeestje (vlinders) en weidebeekjuffer (libel)
Vissen: riviergrondel, bermpje, kleine modderkruiper, grote modderkruiper, bittervoorn, winde, alver en snoek
Amfibien: bruine kikker, gewone pad en groene kikker
Reptielen: ringslang
Vogels: fuut, waterhoen, meerkoet, kleine karekiet, bosrietzanger en rietgors
Zoogdieren: bosspitsmuis, vleermuizen (watervleermuis en meervleermuis), waterspitsmuis, dwergmuis, woelrat en wezel.

Om het die soorten naar de zin te maken zijn aangelegd riet(land), poelen, natte graslanden, moeras, plasdraszones, bloemrijke graslanden en bosjes. En faunapassages onder de bruggen door. De herinrichting van het Valleikanaal als ecologische verbindingszone is afgerond met uitzondering van de delen bij de Hogeweg en Kop van Schothorst. Het beheer is afgestemd op de soorten die er voorkomen.

Om natuurwaarden te beschermen en eventuele leefgebieden van soorten in stand te houden, krijgen de oevers van de Eem / Valleikanaal naast een groenbestemming een aanduiding "waarde-ecologie". Ontwikkelingen die een bedreiging kunnen vormen voor de ecologische waarden zijn op deze locaties niet direct toegestaan.  

5.7.3 Gemeentelijke regelingen

Naast alle wet- en regelgeving op europees en landelijk niveau is op gemeentelijk niveau beleid ontwikkeld om Flora en Fauna in en rond Amersfoort te beschermen. Het betreft deels een uitwerking van het Europees en landelijk beleid, maar ook aanvullend, specifiek Amersfoorts beleid komt voor. Het beleid in Amersfoort is er op gericht natuur en biodiversiteit zoveel mogelijk in stand te houden.

Milieubeleidsplan Amersfoort 2008-2011

In het milieubeleidsplan van de gemeente Amersfoort staat centraal wat de gemeente in 2011 op het terrein van milieu wil hebben bereikt. Hiertoe geeft het milieubeleidsplan resultaatgerichte ambitites voor 2030 en haalbare doelen voor 2011.

De milieubalans (nulmeting) dient daarbij als referentie en jaarlijkt maken we een concreet milieu actie programma. Hierin evalueren we de eerder ingezette acties, toetsen we het milieurendement, signaleren we nieuwe ontwikkelingen, stellen we wenselijk geachte beleidswijzigingen voor en beschrijven we acties voor het komende jaar. In het plan worden drie milieuthema's onderscheiden, 'Gezond en Veilig', 'Klimaat en Energie' en 'Natuur en biodiversiteit'. Enkele speerpunten in het milieubeleidsplan: duurzaam bouwen moet worden verbreed naar duurzaam wonen. Diffuse verontreiniging van afstromend regenwater moet fors worden verminderd en de kansen voor schoon water moeten worden benut bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij 'Klimaat en Energie' wordt ingezet op CO2-neutrale gemeente in 2030. Bij 'Natuur en Milieu' wordt de nodige aandacht gevraagd voor het versterken en uitbreiden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In het milieubeleidsplan is in Liendert wateroverlast geconstateerd. Doelstelling voor 2011 is dat maatregelen zijn genomen tegen hinderlijke wateroverlast.

Groene Saldo regeling

In het collegeprogramma is aandacht gevraagd voor het belang van groen als kwaliteitskenmerk van de woon- en leefomgeving in het kader van de binnenstedelijke vernieuwing. "Het wijk- en buurtgroen mag namelijk niet het kind van de rekening worden bij de binnenstedelijke vernieuwing". Voorgesteld is om een 'groene saldoregeling' te ontwikkelen die als richtinggevend principe gehanteerd kan worden bij het maken van vernieuwingsplannen. Amersfoort heeft met haar beleidsvisie 'de Groen Blauwe Structuur' een goede basis voor de integrale ontwikkeling van groene en blauwe functies in handen. De binnenstedelijke vernieuwing en uiteenlopende andere ruimtelijke ontwikkelingen bieden de mogelijkheid de integrale inpassing van het groen in de stad extra te versterken. Amersfoort Vernieuwt biedt de kans om de kwaliteit van het openbare groen in de stad integraal op te pakken en te verbeteren. Het versterken van de groene kwaliteit is het uitgangspunt voor elke wijk, de groene saldo regeling is de methode om dit te realiseren.

Het beoogde effect van groencompensatie is het leefbaar en gezond houden van de stad, en de natuurwaarden en soortenrijkdom in stand houden of verbeteren. Het gaat hier om de verschillende kwaliteiten en functies van het openbare groen. Hieronder vallen ook blauwe functies en speelvoorzieningen. Onder openbaar groen verstaan wij het groene deel van het publieke domein, wat voor iedereen vrij toegankelijk is en waar iedereen gebruik van kan maken.

Het compenseren van groen dient bekeken te worden op verschillende ruimtelijke schaalniveaus. Op deze manier is sturing op het bewaken van het totaal aan groen in de stad mogelijk. De compensatieregeling is een instrument wat behulpzaam is in projecten en bedoeld als ondersteuning aan het proces. Daarnaast dient de compensatieregeling een ander doel, namelijk het inzichtelijk maken van besluiten over groen en bewuste afwegingen die daarbij worden gemaakt. In de bestaande wet- en regelgeving en door het aanwezige maatschappelijk bewustzijn wordt wel degelijk rekening gehouden met groen. Een compensatie instrument maakt het proces van gefundeerd afwegen van verschillende belangen inzichtelijk en draagt bij in de communicatie.Compenseren kan op verschillende manieren gebeuren, namelijk kwantitatief, kwalitatief of financieel.

De groene saldo regeling is alleen van toepassing op Amersfoort venieuwt projecten. In dit bestemmingsplan zijn geen gebiedsontwikkelingen opgenomen waar de groene saldo regeling op van toepassing is.  

Beleidsvisie Groen-Blauwe structuur 2004

Algemeen doel van de gemeente is het behoud van de en de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de groen-blauwe Structuur van Amersfoort is gunstig: de verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terug komen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie.

In de beleidsvisie is een gewenste toekomstige groene en blauwe structuur in de stad en het buitengebied van Amersfoort geschetst. De planhorizon hierbij is 2015. Belangrijke uitgangspunten zijn het versterken en het benutten van de differentiatie en het verbeteren van verbindingen tussen de stad en het verbinden van de groene en blauwe structuren binnen en buiten de stad. Voorkomen moet worden dat sommige gebieden geisoleerd raken van de omgeving. Als voorbeeld is het Waterwingebied genoemd, waar de Hogeweg en de A28 een barrière naar de vallei vormen. Daarnaast moeten kansen voor natuurontwikkeling worden aangegrepen en beoogt de gemeente de natuur meer de stad in te brengen. Het herkenbaar houden van landgoederen en linten, de Grebbelinie, de stadsgrachten, de restanten van de oude Eemloop, waarden van Zocherplantsoen en Klein Zwitserland en het Belgenmonument zijn voor de cultuurhistorie van belang.

De beleidsvisie bevat een kaart waarop de gewenste Groen-Blauwe Structuur van de gemeente Amersfoort in één oogopslag zichtbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0307.BP00047-0201_0122.jpg"

Belangrijkste groene elementen in het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de groene elementen langs het spoor, de Meridiaan, Liendertseweg, Van Ranwijcklaan en Hogeweg. De groene elementen in deze zones worden strikt als groen bestemd, waarmee het een beschermd karakter krijgt. Hierdoor blijft de hoofdgroenstructuur intact.

Het Valleikanaal (als onderdeel van de Grebbelinie), de oude Eemloop (het moerasje langs de Hooglandsedijk) en het waterwingebied vormen een dermate belangrijke ecologische functie in het plangebied, dat deze groengebieden niet alleen als groen bestemd worden, maar ook een aanvullende bescherming krijgen via aanduidingen. De oevers van het Valleikanaal krijgen de aanduiding 'waarde-ecologie' om aan te geven dat hier sprake is van een ecologische verbindingszone. Aan de 'waarde-ecologie' koppelen we een regeling die de ecologische waarden beschermd: ontwikkelingen die mogelijk de ecologische hoofdstuctuur aantasten zijn niet direct toegestaan.
Het moerasje langs de Hooglandsedijk en het waterwingebied krijgen een aanduiding 'waarde-natuur en landschap'.

Het groengebied langs de A28 vormt een belangrijke (geluids)buffer tussen de A28 en Rustenburg. Dit groengebied behoeft geen aanvullende bescherming middels een aanduiding aangezien hier niet direct landschappelijke of ecologische waarden aanwezig zijn die bescherming behoeven.