Plan: | Park Randenbroek e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00024-0301 |
Bij de Nederlandse natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur. Europese wetgeving op dit gebied, zoals Vogel- en Habitatrichtlijn is inmiddels in de Nederlandse wetgeving verankerd.
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968 en 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden die het rijk heeft vastgesteld, de Habitatrichtlijngebieden die het rijk bij de Europese Commissie heeft aangemeld, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.
De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Flora en faunawet behorende besluiten. Dat houdt in dat bij planvorming uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met de gevolgen die ruimtelijke ingrepen hebben voor de instandhouding van de beschermde soort.
Sinds 22 februari 2008 is een nieuwe AmvB in werking getreden die voorziet in een wijziging van het "Besluit beschermde dier- en plantensoorten". Deze AMvB, betekent dat het ontheffingsregime is aangepast. Met de inwerkingtreding van dit besluit zal sprake zijn van een drietal categorieën beschermingsniveaus:
Tegen deze wettelijke achtergrond worden de nieuwe ontwikkelingen beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke omgeving. Indien het voortbestaan op locatie van beschermde soorten planten of dieren uit categorie 2 en 3 door een ingreep negatief beïnvloed worden, is het daarnaast nodig ontheffing aan te vragen van verboden handelingen op grond van de Flora- en faunawet. De afweging van het belang van rode lijstsoorten vindt plaats in het spoor van de ruimtelijke ordening.
Gebiedsbescherming vindt plaats via de Natuurbeschermingswet en de Ecologische hoofdstructuur. Via de gebiedsbescherming zijn bijzondere habitats en rustplaatsen beschermd. Gebiedsbescherming is aan de orde, wanneer een plangebied in of nabij een Natura2000gebied ligt of op grond van de natuurbeschermingswet is aangewezen als beschermd natuurmonument. Bij elk plan of project is een gemeente verplicht om te kijken of het plangebied in of bij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een Speciale Beschermingszone (sbz) van een Natura2000gebied ligt. Als een plan of project in of bij een sbz ligt, wordt van een gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen voor het plan voor het Natura2000gebied worden onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan alleen om dwingende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, toestemming worden verleend. Er moeten dan wel voor aanvang van het plan of project passende maatregelen worden genomen om de natuurwaarden volledig te compenseren.
In de structuurvisie van de provincie Utrecht en het Natuurbeheerplan is de bestaande en nog te realiseren Ecologische hoofdstructuur (EHS) aangegeven. De Ecologische hoofdstructuur is begrensd door middel van de zogenaamde groene contour". Binnen de EHS worden beperkingen en randvoorwaarden gesteld aan de ruimtelijke ontwikkelingen. Zo dient getoetst te worden of de voorgenomen ontwikkelingen in het beleid van provincie en gemeente passen. Daarnaast is voor het kunnen realiseren van bepaalde ontwikkelingen compensatie van natuurwaarden aan de orde.
De Heiligenbergerbeek en het Verbindingskanaal zijn ecologische verbindingszones en vallen binnen de groene contour.
Het plangebied van Park Randenbroek e.o. is in het rapport "Ecologisch onderzoek Randenbroek Amersfoort" van Ecogroen advies dd. 23 februari 2009 onderzocht op de effecten op beschermde gebieden (Nee, tenzij-toets). De toets is uitgevoerd op basis van de Structuurvisie Park Randenbroek. Het rapport is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd.
In de genoemde rapportage wordt geconcludeerd, dat op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen, wordt ingeschat dat de plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten. Ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geldt dat de Heiligenbergerbeek een ecologische verbindingszone is en valt binnen de groene contour. Op basis van de huidige uitgangspunten voor herinrichting van het gehele beekdal wordt verwacht dat de EHS niet wordt aangetast, maar juist wordt versterkt. Beschermde natuurwaarden buiten de EHS worden niet aangetast. In de rapportage worden aanbevelingen gedaan om de negatieve effecten te beperken.
Het nee, tenzij beleid van de provincie kent een getrapte benadering. Als er sprake is van een ingreep in een gebied met een groene contour (in dit geval de Heiligenbergerbeek en de Vosheuvelbeek) dient te worden nagegaan of wezenlijke waarden en kenmerken significante schade ondervinden door de ingreep. Als daarvan geen sprake is kan de ingreep doorgaan als de ruimtelijke afweging dat toestaat. In dat geval is het compensatiebeginsel niet van toepassing.
Door Ecogroen advies is een inventarisatie en beoordeling gedaan van de natuurwaarden in het plangebied (“Ecologisch onderzoek Randenbroek Amersfoort” dd. 23 februari 2009). Daarin is uitvoerig beoordeeld hoe de beoogde ontwikkelingen in het plangebied zich verhouden tot wezenlijke waarden en kenmerken. Die wezenlijke waarden en kenmerken zijn op basis van de door de provincie aangewezen hoofdaspecten ook beschreven. Uit het onderzoek blijkt dat de plannen in het gebied niet leiden tot significant negatieve effecten op de natuurwaarden en de EHS (zowel daarin als daarbuiten), mits een aantal mitigerende maatregelen wordt toegepast. Hieruit volgt, dat voor het bestemmingsplan het 'nee, tenzij regime' niet geldt.
Op 4 mei 2011 heeft Ecogroen advies een actualisatie van de EHS-toets gemaakt op basis van het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. ("Actualisatie van de EHS-toets ten behoeve van de herinrichting Park Randenbroek Amersfoort dd. 4 mei 2011). Ook deze rapportage maakt deel uit van de bijlagen bij deze toelichting. In het rapport wordt geconcludeerd, dat de maatregelen in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek ten opzichte van de Structuurvisie niet leiden tot andere conclusies ten aanzien van het EHS-beleid en derhalve geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. De ontwikkelingen in het plangebied zullen juiste een versterking van de ecologische verbindingszone tot gevolg hebben.
Er is verder onderzoek gedaan naar de effecten van verlichting van de sportvelden op de vleermuizen. Dat onderzoek (Notitie "Verlichting sportvelden langs Park Randenbroek te Amersfoort, Bureau Waardenburg b.v. d.d. 6 september 2011) is toegevoegd aan de bijlagen bij deze toelichting. Uit het onderzoek komt een aantal aanbevelingen voor het voorkomen van verstoring van vleermuizen door de verlichting van de skeelerbaan/combibaan en de sportvelden naar voren. Deze aanbevelingen zullen in acht worden genomen. Met het oog daarop is in de regels van dit bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om nadere eisen te stellen aan de situering, het aantal, de hoogte, de lichtsterkte, het type armatuur en het gebruik van paralumen van lichtmasten. Verder is in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd, dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning een verlichtingsplan wordt overlegd. Met de aanbeveling uit het rapport van Waardenburg b.v. om te zorgen voor voldoende beplanting tussen de sportvelden en de beek en het park is in het Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek e.o. rekening gehouden.
De in het onderzoek genoemde mitigerende maatregelen zullen worden getroffen. Nieuwe fietspaden worden niet langs langs de beek aangelegd. Op verschillende plaatsen wordt het bestaande wandelpad verplaatst, waardoor een grotere afstand tot de beek ontstaat. Het gebied tussen de beek en de paden krijgt een groene op de ecologische diversiteit afgestemde inrichting. Daarbij wordt aangesloten op de voor het gebied vastgestelde 'natuurdoeltypes'. Voor de Heiligenbergerbeek en Vosheuvelbeek gelden de natuurdoelen 'moeras' en 'vochtig hooiland' en verder 'nat schraalland' en 'hakhout en middenbos'. Een uitgebreidere beschrijving van de natuurdoelen is te vinden in het Inrichting- en beheerplan park Randenbroek e.o. Deze doelen zijn overgenomen uit het door de provincie opgestelde Natuurbeheerplan 2011 en de inrichtingsvisie Heiligenbergerbeek, Heigraaf en Oude Lunterse Beek, opgesteld door de Provincies Utrecht en Gelderland en Waterschap Vallei en Eem (2008).
Natuurdoeltypes binnen de ecologische verbindingszone
De Heiligenbergerbeek en de Vosheuvelbeek zijn aangewezen als ecologische verbindingszones binnen de ecologische hoofdstructuur. De Heiligenbergerbeek met aanliggende natuurterreinen wordt door de Vosheuvelbeek verbonden met het bekenstelsel van de Gelderse Vallei. De verbindingszone moet hier met name functioneren voor soorten van biotooptypen, brongebieden en beken. Hiertoe is het van belang dat barrières voor fauna passeerbaar gemaakt worden en dat er natuurvriendelijke oevers aangelegd worden. Daarnaast liggen er in een strook langs de Heiligenbergerbeek binnen Amersfoort mogelijkheden voor ontwikkeling van beekbegeleidende natuur.
Het gebied moet een functie krijgen voor een groot aantal soorten. Deze doelsoorten zijn benoemd in het werkdocument ecologische verbindingszones (1993),aangevuld met een aantal karakteristieke soorten voor de Gelderse Vallei. Vlinders (Oranjetipje, Kleine vuurvlinder, Argusvlinder, Hooibeestje, Weidebeekjuffer); Vissen (Riviergrondel, Bermpje, Kleine modderkruiper, Grote modderkruiper, Bittervoorn, Winde, Alver, Snoek); Amfibieën (Bruine kikker, Kamsalamander, Gewone pad, Poelkikker); Reptielen (Ringslang) ; Vogels (Fuut, Waterhoen, Meerkoet, Kleine karekiet, Bosrietzanger, Rietgors, Ijsvogel); Zoogdieren (Bosspitsmuis, Vleermuizen, Waterspitsmuis, Hermelijn, Dwergmuis en Wezel)
Om soorten te verleiden langs de beek te gaan moet de inrichting aan een aantal randvoorwaarden voldoen. De verbindingen bestaan uit een netwerk van oevers die natuurvriendelijk zijn ingericht eventueel met oeverlandjes. Deze corridors bestaan uit een mozaïek van plas-drasbermen, ruigtes, riet, struweel, (schraal)grasland en kleine bosschages. Op enkele plaatsen kunnen paaiplaatsen (ondiepe inham) en overwinteringsplaatsen (water van 1,5 -2 meter diep) voor vissen en amfibieën worden ontwikkeld. Op regelmatige afstand langs de watergangen komen geïsoleerde poelen voor. Deze kleine stapstenen in de vorm van poelen die voor amfibieën zijn ingericht liggen maximaal 300 tot 500 meter uit elkaar. De oppervlakte van een kleine stapsteen is tenminste 0,5 tot 1 hectare. Op een onderlinge afstand van 1,5 tot 2 kilometer worden grotere stapstenen ontwikkeld van 1 tot 4 ha. Kleinere en minder mobiele soorten kunnen hier een leefgebied vinden. In plaats van poelen kan ook gekozen worden voor ondiepe plaatsen met stilstaand water aansluitend aan de beek.
Voor Heiligenbergerbeek en Vosheuvelbeek gelden de natuurdoelen Moeras (N05.01) en vochtig hooiland (N10.02). En verder nat schraalland (N10.01) en hakhout en middenbos(N17.01). Een uitgebreidere beschrijving van de natuurdoelen is te vinden in het Inrichting-en beheerplan Park Randenbroek e.o. Hier zijn ook de kwaliteitseisen (uit handboek natuurdoeltypen) met betrekking tot grondwaterstand, zuurgraad en voedselrijkdom van de bodem verder uitgewerkt.