direct naar inhoud van Artikel 32 Wonen - 4
Plan: Berg-Utrechtseweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00049-0201

Artikel 32 Wonen - 4

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezinswoningen in gestapelde vorm;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' (gd) zijn in de onderste bouwlaag toegestaan:
    • 1. maatschappelijke doeleinden in de vorm van een bibliotheek, medische voorzieningen, opvang en onderwijsvoorzieningen;
    • 2. kantoren;
    • 3. bedrijven van categorie a ;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
  • d. met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van ontvangst van de aanvraag .
32.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van de bestemming en nutsvoorzieningen.

32.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woningen mogen uitsluitend in gestapelde vorm worden gebouwd;
  • b. alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kap' mogen woningen worden afgedekt met een kap;
  • e. ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen [bg] mogen bijgebouwen worden gerealiseerd met een maximale hoogte van 3 meter, plat afgedekt of met een kap.
32.2.2 Andere bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
    bouwwerken   max. bouwhoogte  
    palen en masten   8 m  
    reclametekens   1 m  
    overkappingen, waaronder pergola's   3 m  
    erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
    overige erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
    overige andere bouwwerken   1 m  
  • b. voor het bouwen van nutsgebouwtjes geldt dat de maximale bruto-inhoud ten hoogste 50 m3 mag zijn en de maximale bouwhoogte van 3,5 m.
32.2.3 ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan wordt de oppervlakte meegenomen in de berekening van het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

32.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 32.2.2, ten behoeve van het bouwen van hogere erfafscheidingen op het voorerf, met dien verstande dat:
    • 1. de erfafscheiding uitsluitend op de erfgrens tussen twee aaneengebouwde woningen mag worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens tenminste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
  • b. sublid 32.2.3 onder c, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing zoals vermeld in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als bijlage 1 bij de regels is gevoegd, en waarbij de ondergrondse bouwwerken die op het moment van ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan al gevels hebben die zichtbaar zijn, worden geacht vergund te zijn;
  • c. sublid 32.2.3, wanneer het ondergrondse bouwwerk onder het hoofdgebouw is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde verdiept worden aangelegd met een maximale breedte van 3 meter, mits de verdiept aan te leggen inrit terugliggend wordt gerealiseerd, geïntegreerd in de tuinaanleg en visueel afgeschermd van de openbare weg;
  • d. Afwijking als bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing zoals vermeld in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als bijlage 1 bij de regels is gevoegd.
32.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw) is het verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. Dit verbod heeft geen betrekking op werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud dan wel werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • b. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder lid 32.5 onder a indien het belang van cultuurhistorie hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed;
  • c. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld in lid 32.5 onder a vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
32.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.6.1 Omgevingsvergunning voor cultuurhistorische waarden

Behoudens het bepaalde in sublid 32.6.2, is het ter waarborging van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" (cw), verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van gevels die gericht zijn naar openbaar gebied;
  • b. het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de dakconstructie;
  • c. burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder 32.6.1 onder a en b, indien geen aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden zoals beschreven in het 'Toetsingskader beschermd stadsgezicht' die als bijlage 1 is toegevoegd aan deze regels en daar deel van uitmaken;
  • d. alvorens zij beslissen over een vergunning als bedoeld onder 32.6.1, vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke monumentencommissie.
32.6.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 32.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende andere werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden aan percelen/panden die reeds op basis van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd.
32.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.